Driejaarlijksche wedstrijd voor Tooneelletterkunde: Tijdvakken 1913-1915 en 1916-1918: Het verslag van de Jury

Anon., 1921-09-15


Source

De Standaard, 1921-09-15


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Eugene De Bock: Gaston Martens, "The... 1921-02
  2. ◼◼◻◻◻ Anon.: Een lezing van Herma... 1925-12-15
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: De zot te Leuven... 1920-11-09
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
  5. ◼◻◻◻◻ Herman van Overbeke: Kantteekeningen bij ... 1924-04

Driejaarlijksche wedstrijd voor Tooneelletterkunde: Tijdvakken 1913-1915 en 1916-1918: Het verslag van de Jury

Uit het verslag van de jury (Voorzitter: L. Simons; Leden: G. D'Hondt, E. Goemans, F. Toussaint, schrijver: Herman Teirlinck), lichten wij wat volgt:

De vorige jury kon met reden haar vonnis rechtvaardigen, toen zij de onmacht der hedendaagsche tooneelliteratuur in Vlaanderen uitriep.

De huidige jury, nadat zij alle voorgelegde stukken had gelezen en onderzocht, was er niet ver van af zulk vonnis te bevestigen. Maar om wille van symtomatische verschijnselen, die bij enkele jongere schrijvers zijn na te gaan en een kentering van den toestand schijnen te verraden; heeft zij haar vertrouwen in een hoopvolle toekomst temperend laten werken op de aanvankelijke gestrengheid van hare kritiek. Indien wijders wedstrijden als deze een "aanmoediging" dienen te zijn, dan meent de jury dat de geest, welke onze verdienstelijke tooneelschrijvers bezielt, er een is die naar schoonheid streeft en daarom alvast is aan te moedigen.

De jury heeft vooralsnog geen meesters te bekronen.

Blij wakkert zij degenen aan die meesters voorbereiden. Geduldig en zeker wacht zij op den meester die toch eens komen zal.

Het getal tooneelspelen die van 1913 tot einde 1918 het licht zagen was tamelijk gering, zooals overigens, bij oorlogsomstandigheden was te voorzien.

Algauw leidde een eerste zitting tot het verwerpen van stukken, die door hun rhetorikale leegheid of onbenulligen opzet als geheel minderwaardig werden beschouwd, zoodat nog alleen werk van Scheltjens, Piet van Assche, Edm. Roeland, Balieus, Horemans, Crets, van Rooy, De Graeve, Coopman en Claeys, Van Overbeke, Sabbe, Martens, Schmidt en Verschaeve ter bespreking overbleef.

Over het algemeen kan bij deze kunstenaars een loffelijk kunstinzicht worden vastgesteld, doch bij weinige trof de aanwezigheid van eigen, oorspronkelijke gaven, terwijl bij een enkele wel eens een bijzonder onafhankelijke personaliteit aan het woord kwam.

Coopman en Claeys leverden verdienstelijk werk en "Stoops feest" munt uit door vele hoedanigheden die, bijvoorbeeld, de realistische school van Sleeckx kenmerken. Het spel is goed gebouwd, maar het doet enigzins mager aan alsof het daar aan hoogere inspiratie ontbrak.

Reeëler is de vizie van Gaston Martens "Paus van Hagendonck", die dieper heeft getroffen dan de minder gelukkige "Zot", en de harmonie, die deze uitbeelding van het dagelijksch leven tot indukwekkende kunst maakt, is een natuurlijke uitslag van 's schrijvers bekendheid met de door hem zoo photografisch voorgetooverde personnages. Men voelt wel degelijk dat hier alles in Zulte geschied. Martens weet bovendien zijne ervaren werkelijkheid in veralgemeende waarheid om te zetten. Zijn "Paus" is een belangrijke aanwinst voor onze jonge opkomende tooneelliteratuur.

Maurits Sabbe, met "Caritate" presteerde insgelijks zeer degelijk werk, maar veel minder dan Martens kan hij een motief dramatisch doen opleven in zijn werk. Hij beschrijft meer dan hij handelt. De actie groeit niet uit het commentaar. Op slot van rekening moet een tooneelwerk gespeeld worden. Zijn volmaakste leven verkrijgt het alleen door het spel. Het woord is slechts een deel van het ageerend spel. Hier, bij Sabbe, wordt iets verteld of beter: iets bewezen. Neen, gebeuren moest het.

"De Paus" en "Caritate", spijts hun uitzonderlijke kwaliteiten, hebben de vergelijking met Verschaeve's "Judas" en Schmidt's "Kindernummer", niet dan ten hunnen nadeele kunnen onderstaan.

Verschaeve gaf ons een breed-ademend bijbelspel, en neemt daarmede een vooraanstaande plaats in de rei onzer goede dichters. Zijn onderwerp heeft hij met een schrander vernuft, een tekstvaste bevoegdheid, een zeer fijn besnaard sentiment en een eerbiedige toewijding behandeld. Zijn woorden dragen het zwellende leven van zijn geloof. Zijn verzen zijn vol met zijn bewondering voor God en zijn liefde voor de menschen. Maar wat hier vooral valt te prijzen is de dramatische dracht van de taal, die rechtstreeks inwerkt en over elke aktie zeer edel aanwiegt, klinkende vleesch van een verheven en zeer dichterlijke gedachte. Of nu zulke treurspelen, die schuchter op het model der groote klassiekers zijn gebouwd, heden ten dage nog beantwoorden aan een scheppingszucht van deze naar alle zijden krioelende menschheid, is een vraag die ik niet bevestigen kan. Verschaeve is wel een dichter. Hij is geen vormvernieuwer.

Naar een nieuw beeld, naar een nieuwen vorm, naar een nieuws orde schijnt daarentegen de heer Schmidt wel te streven. Onzeker nog zijn zijn betrachtingen, onverteerd bij hem de invloeden van vreemde schrijvers, onklaar het instinct dat hem naar ongeweten kunstgehalten voert. Maar deze schrijver heeft onvoorwaardelijk zijn aangezicht naar jonge kimmen gewend en zijn voet zoekt een weg die nog niet is gebaand. Dat hij voorloopig niet alle vermogens bezit welke hem tot een groot dramaturg moeten maken, toont wel zijn "Meskien", en zwak spel, dat op geen enkel oogenblik de witte verrassing van nieuwe kunstaandoeningen wekt. Gelukkig leverde hij daarbij "Het Kindernummer" een stuk met een nieuw onderwerp, een nieuwe atmosfeer en, laat mij zeggen: haast een nieuwe tooneelplastiek.

Enkele juryleden hebben bezwaren geopperd tegen de rechtvaardiging van een paar gewaagde zetten, maar allen hebben volmondig erkend dat het "Kindernummer" het degelijkste werk is, dat ter beoordeling werd aangeboden.

De eindelijke beslissing heeft zich voor den keurraad als van zelf opgedrongen. Eensgezind besloot hij de beide beschikbare prijzen toe te kennen aan: "Judas", van Cyriel Verschaeve, en "Het Kindernummer", van Schmidt.

Dat beide schrijvers, aan wier zeer bijzondere begaafdheid niet valt te twijfelen, rijpere en volstrektere kunst kunnen geven, hoopt hij dat de toekomst bewijzen zal.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Eugene De Bock: Gaston Martens, "The... 1921-02
    Cyriel Verschaeve • Paus van Hagendonck • De zot • spel • (date-year) 1921 • Gaston Martens
  2. ◼◼◻◻◻ Anon.: Een lezing van Herma... 1925-12-15
    (author) Anon. • Herman Teirlinck • Ernest W. Schmidt • Désiré Claeys • Gaston Martens
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: De zot te Leuven... 1920-11-09
    (author) Anon. • De zot • spel • Gaston Martens
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
    Ernest W. Schmidt • Paus van Hagendonck • Maurits Sabbe • De zot • martens • Gaston Martens
  5. ◼◻◻◻◻ Herman van Overbeke: Kantteekeningen bij ... 1924-04
    spel • Cyriel Verschaeve • Judas • Herman van Overbeke
  6. ◼◻◻◻◻ J.B.: De vijfde landjuweel... 1927-01-18
    Henri Coopman • Désiré Claeys • Stoops fecit • Ernest W. Schmidt • Maurits Sabbe • Herman van Overbeke
  7. ◼◻◻◻◻ Anon.: Een Lodewijk Scheltj... 1936-09-25
    (author) Anon. • Ferdinand Toussaint van Boelaere • Maurits Sabbe • Lodewijk Scheltjens
  8. ◼◻◻◻◻ Anon.: Tooneel in Vlaandere... 1929-11-20
    (author) Anon. • Gaston Martens • Ernest W. Schmidt • Herman Teirlinck
  9. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: TOONEEL IN VLAANDERE... 1925-02-23
    Herman Teirlinck • spel • Cyriel Verschaeve • Judas • Herman van Overbeke
  10. ◼◻◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924
    Cyriel Verschaeve • Lodewijk Scheltjens • Herman Teirlinck • Ernest W. Schmidt • spel • Herman van Overbeke • Gaston Martens