Werk van vreemde auteurs

Willem Putman, 1938-11-30


Source

Willem Putman, Tooneeldagboek (1928-1938). Antwerpen: Globus-uitgaven, 1938, pp. 109-115.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Kluchten... 1938-11-30
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck: "A... 1938-11
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Werk van Noord-Neder... 1938-11-30
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "De Knecht van twee ... 1938-11

WERK VAN VREEMDE AUTEURS.

Vooral in den beginne kregen we nog vertooningen, waarin betracht werd den stijl van Johan De Meester te handhaven, zij het dan al dadelijk op milderende wijze.

Een typisch voorbeeld daarvan was «MOEDERLEGENDE», een werk van Helmuth Unger. Een tamelijk onevenwichtig werk. Zelfs in den geestelijken inhoud van dit tooneelstuk komen m. i. hiaten voor. Is het niet een beetje bevreemdend : dat deze moeder, die aan den dood iets bieden moet «dat den mensch het liefst is» om haar kind te redden, eerst overal gaat zoeken bij onbekenden, geen oogenblik denkt aan haar man of aan haar familie, en ten slotte slechts in laatste instantie er aan denkt dat zij zelf dit «allerliefste» geven kan : haar eigen leven ?

De vertolking echter lei bestendig over dit gebeuren de sluiers van het sprookje, en het was af en toe zeer aangrijpend, sober, en zelfs op zekere oogenblikken werkelijk grootsch.

Laat ik nog wijzen op vertooningen van «DE MAN OP DEN TOREN», een onbelangrijk spelletje van Walter von Mole : van «DE LEER DER SCHIJNHEILIGHEID» van Jules Romains, in mijn vertaling, en met de keurige medewerking van Herman Van Overbeke, die hierbij als gast-regisseur optrad ; van Molière's «VREK», vertoond in een «verjongden» tekst, dien we dankten aan dr. E. Dewaele. Een uitstekende vertooning, en het past dat ik te dezer gelegenheid in het bijzonder gewaag van den acteur Maurits Hoste, Bruggen's trouwste gezel, en die altijd met veel gulheid de hem toevertrouwde taak volbrengt. En ook met waarachtig talent. Hij speelde den «Vrek». Zijn interpretatie was vooral komisch en zelfs een beetje uitbundig. Het is bekend dat Molière de rol van den vrek komisch bedoeld heeft. Eerst later heeft men er tragische bestanddeelen in ontdekt. Waarschijnlijk zou een tragische uitbeelding van Harpagon een steviger indruk nalaten, maar in de algeheele sfeer van deze gemoderniseerde bewerking leek mij het uitbundige en clowneske spel van Maurits Hoste niet misplaatst. Zelfs in de slotscène van het vierde bedrijf, als Harpagon vaststelt dat zijn schat gestolen is, en dan uiting geeft aan zijn smart in een beroemden monoloog, blijft Maurits Hoste op den rand van het komische en als hij zich tenslotte op den grond werpt en roept «Ik ben dood !», doet hij dit op zulke wijze dat het publiek in de zaal giert. Het was volgehouden. En aldus werd de lach tragisch in zijn uiterste uitbundigheid.

Maar tot het beste vreemd werk, dat door de groep Staf Bruggen vertoond werd, behoort heel zeker «NOE» van André Obey, vertaald door Paul De Mont.

Het viel dadelijk op dat de stijl, waarnaar Obey streeft -- we zouden hem kunnen noemen : stijl Vieux-Colombier -- niet zoo ver staat van den stijl, die in Vlaanderen door de beide Volkstooneelen gehuldigd werd. Toch ligt duidelijk op Noë het Fransche cachet. Het stuk is zeer luchtig gehouden. Op zijne manier past Obey de theorieën van de «School van de stilte» toe. Het is of hij bij voorkeur de tragische gegevens van zijn onderwerp versluiert, wegmoffelt achter een soms schitterend woordenspel, zelfs achter een dartelen lach, die evenwel een lach is van betraande oogen. Dit is het drama van het blinde vertrouwen in God. Noë verneemt de stem van zijn Schepper, die hem zegt een ark te bouwen, omdat een Zondvloed nadert. Noë werkt aan zijn ark, gedurende een lange periode van droogte dat alle andere menschen naar water snakken. Zijn kinderen begrijpen hem niet, spotten met hem, vinden dat hij een beetje oud wordt, en zoo verder. Noë zet ongestoord zijn arbeid voort. Een van de allermooiste tooneelen van dit stuk is het aanvangstooneel. Het is zelfs zoo mooi, dat men er spijt over voelt, dat het zoo gauw komt, dat het niet stilaan is voorbereid, dat het gespeeld wordt op een oogenblik, dat het publiek nog den tijd niet heeft gehad in de sfeer van het stuk te treden. Noë staat bij zijn ark en spreekt met den Heer. Het is een vertrouwelijk gesprek. Het is alsof hij zich van de telefoon bediende. Ook hooren we Gods stem niet, alleen Noë's replieken. Ze zijn naief, kinderlijk, argeloos. Hij zegt: «Ja, mijn lieve God, ik weet wel, dat Ge zoo'n boel dingen in Uw hoofd hebt. Ik wil het U in al die drukte niet te moeilijk maken... maar enfin, ik heb Uw raad noodig, ik kan niet anders doen dan blind Uw raad volgen. Spreek dan, Heer...»

Intusschen wordt Noë gewaar, dat het oogenblik van den aftocht gekomen is. Zijn schip is gereed. De dieren komen bij hem aangewandeld en vragen met vriendelijk gebrul om een plaatsje. Hij laat zijn vrouw halen en zijn drie zonen, Sem, Cham en Japhet: ook de drie weeskinderen Sella, Noëma en Ada. Meteen betrekt de lucht en daar vallen de eerste regendruppels. Uitbundig wordt deze regen begroet door Noë's naastbestaanden. Zij zien er het teeken in van een redding, doch Noë, de oolijke Noë, weet beter...

De drie volgende bedrijven, die eerder tafereelen zijn van een middenbedrijf, spelen aan boord van het schip. Hier moet nu langzamerhand het drama openbloeien, het drama der verlatenheid, der onrust, der wanhoop. De wereld is één onmetelijke zee geworden, waarop alleen de ark van Noë ronddobbert, en dat duurt, dat blijft duren, dat duurt altijd verder. Er is hier stof voor een aangrijpend realistisch drama ; we denken bijvoorbeeld aan het stuk van Brieux, Sous d' autrescieux, waar schipbreukelingen drie bedrijven lang met stijgenden angst uitzien naar een naderend zeil. Ook voor een indrukwekkend impressionistisch spel ware er hier gelegenheid ; we denken aan Regen. Obey werkt het gegeven uit op zeer eigenaardige manier. We zien hier deze verlaten kinderen hun angst wegmoffelen achter spel, spel van woorden en ook waarachtig spel. Zoo gebeurt het, dat ze er ineens bewust van geworden zijn, dat ze niet meer weten, welke dag van de week het is. Noë laat dan zijn kinderen op een rij staan, hij geeft aan elk kind den naam van een dag. Dan laat hij zich blinddoeken en ze spelen samen blindemannetje. Als Noë iemand kan vastkrijgen, diens naam zal de naam zijn van den dag. Maar achter dit spel gluurt intusschen de misère, de twijfel, het leed. En dat gaat crescendo. Ten andere, een van de kinderen, Cham, bedwingt niet langer zijn ontgoocheling. Hij is een brutale natuur; de dieren in de ark krijgen het van hem te verduren en naast hem bloeit de zwartlokkige Noëma, wulpsch en voluptueus. Dat is het eerste paar, dat zich afzondert, dat zich afscheurt. De andere volgen, Sem en Sella, Japhet en Ada, en Noë's vrouw is de goedheid zelve, ook doch de zwakke onwetendheid, die met een tiestig lachje in Noë's schaduw blijft, maar opgehouden heeft in Noë te gelooven. ledereen houdt hem een beetje voor den gek. Hij zwijgt. Hij ondergaat. Zijn vertrouwen vermindert niet. Hij vindt troost bij de dieren, want de dieren schijnen beter de stem van den Heer te hooren dan de menschen. Het is heel zeker een aardig brokje tooneel, dat gesprek van Noe met zijn trouwe beesten. Want hij spreekt er mee, hij gaat er gemoedelijk mee om : zij, tenslotte alleen nog zij, begrijpen hem.

Het verzet der kinderen wordt echter met den dag sterker ; zij schijnen niets te beseffen van wat de zondvloed eigenlijk is. Zij maken er tenslotte Noë een verwijt van, dat zij hier zoo ronddobberen. Dan ineens komt een geweldigen wind opgestoken. Noë weet het, het is het teeken van de naderende droogte. De kinderen spotten met hem. Hij zendt een raaf uit. Zij komt niet terug. De spot der kinderen wordt vlijmender. Dan zendt hij een duif uit. Als de duif terugkomt met een olijftakje in haar bek, spotten de kinderen verder, willen zij niet gelooven, beschuldigen zij zelfs Noë van bedrog. Hij staat daar, eenzaam en gelaten. Ineens ziet hij zijn kinderen in wilden rondedans trippelen en zingen ; zij dragen leelijke maskers ; zij zijn hem geheel vreemd geworden. Een oogenblik wordt het dan den ouden patriarch te machtig. Ziet hij plots het visioen van al de booze geslachten, die uit zijn kinderen moeten geboren worden, van die toekomstige menschheid, die zondigen zal en vechten en vernietigen ? Overmand schreeuwt de oude man : «Heer, laat ons allemaal verzuipen !»

In het laatste bedrijf krijgen wij de landing. Het water zakt altijd dieper. De bergtoppen rijzen nu boven den waterplas ; daar dagen reeds de valleien en de weiden op. Het gezin van Noë staat op den vasten grond, beleeft het groote genot, weer op den bodem van moeder aarde rond te wandelen. Hoe glanzen Noë's oogen ! Zal alles dan nog niet verloren zijn ? De oude patriarch verzamelt takjes om een vuur aan te steken ter eere van God. Intusschen echter komen zijn kinderen samen. Ze zijn nu drie paren geworden. Het leven roept hen uit de valleien. Wat kan hun oude vader hun nog schelen ! Zij zijn nu een drievoudig egoïsme, dat langs een drievoudige richting de wereld ontdekken en veroveren wil. En zij gaan. Noë is alleen. Zijn vrouw kijkt met kindsche oogen ; zij schijnt niet meer bestand tegen deze emoties ; zij kan dit nieuwe leven niet meer dragen. Haar zinnen begeven, haar hart begeeft, zij is dood. Dan richt Noë zich op ; het is hem alsof hij nu drie koppels rennende paarden mende, zoo staat hij daar met uitgestrekte armen en voelt de cadans van de wilde vaart. Hij roept naar zijn kinderen. Hij wil van deze heilige hoogte verder hun tocht leiden, maar hij voelt het; zij luisteren niet meer naar den ruk van zijn teugels. Zij ontsnappen hem. Alleen staat daar de van God verkorene. Zijn vertrouwen blijft leven. Hij heeft den wenk van God gevolgd tot het uiterste. Nu verschijnen achter hem, in fladderende lintjes, de triomfantelijke kleuren van den regenboog.

Feitelijk is dit stuk een lange monoloog, gezegd door Noë. De andere personages vervullen hier dan in zekeren zin de rol van het koor. Het slagen van het stuk hangt dus voor een groot deel af van de manier, waarop de hoofdpersonage vertolkt wordt. Noë wordt gespeeld door Staf Bruggen. Wie Staf bruggen ooit spelen zag, weet, dat die man bekwaam is een stuk te dragen. Ik zal niet zeggen, dat Noë zijn beste rol is. Daar ligt iets in de tonaliteit van dezen tekst, dat Staf Bruggen niet volledig schijnt te voelen. Zoo kregen we nu vaak het gevoel, dat hij tekst te kort had. Maar op bewonderenswaardige wijze wist hij zijn uiterst moeilijke rol te nuanceeren. Het is hem gelukt, naïeve argeloosheid en bittere tragiek samen te koppelen tot een boeiende interpretatie, die op zichzelf zou volstaan om deze vertooning schitterend te noemen.

De regie van het stuk was ditmaal toevertrouwd aan Michel Van Vlaanderen. Er is niets dan goeds van te zeggen.

De ark was perfect gesuggereerd door eenige requisieten, door een mast met touwen, door eenige opeengestapelde blokken, te midden van een omheining van zacht getinte gordijnen. Ook het licht speelde naar wensch zijn rol. Een schoone vertooning. Het Vlaamsche publiek bleef er evenwel een beetje koud voor en scheen deze Fransche verfijning niet volkomen te waardeeren.

Dit pleit slechts tegen het Vlaamsche publiek.


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • rol • Staf Bruggen • Paul de Mont • bruggen • staf • staf bruggen • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Kluchten... 1938-11-30
    Staf Bruggen • (date-month) 1938-11 • Johan De Meester jr. • staf bruggen • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck: "A... 1938-11
    leven • (date-month) 1938-11 • spel • Johan De Meester jr. • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Werk van Noord-Neder... 1938-11-30
    staf • staf bruggen • bruggen • (date-month) 1938-11 • Staf Bruggen • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "De Knecht van twee ... 1938-11
    Staf Bruggen • (date-month) 1938-11 • Michel van Vlaenderen • Johan De Meester jr. • publiek • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het religieus toonee... 1938-11-30
    Staf Bruggen • (date-month) 1938-11 • spel • Michel van Vlaenderen • Johan De Meester jr. • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    (date-month) 1938-11 • (date-year) 1938 • leven • Herman van Overbeke • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsche Volkst... 1938-11-30
    Staf Bruggen • (date-month) 1938-11 • spel • verder • Johan De Meester jr. • publiek • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "De boodschap aan Ma... 1938-11
    drama • god • (date-month) 1938-11 • Johan De Meester jr. • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Incognito: "Oidipus Tyrannos" t... 1929-04-12
    staf • Johan De Meester jr. • bruggen • Staf Bruggen • staf bruggen