Kon. Nederlandsche Schouwburg; De creatie van "Een heldendorp' door Jos Janssen

Victor J. Brunclair, 1933-03-03


Source

Pan, 1933-03-03 pp. 4-5


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Voor den gongslag. "... 1933-02-17
  3. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-31
  4. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S.: "Voor Zonson... 1933-03-18
  5. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15

De Creatie van "Een Heldendorp"

door JOS. JANSSENS

Mijn inleiding tot Janssen's nieuw stuk heeft in het felbewogen redactiemidden van «PAN», waarvan de Vrijdagavondvergaderingen waard zijn voor het nageslacht in schrifturen te worden vastgelegd, een heele stofwolk opgejaagd.

Het omstreden geschilpunt ging erom, of al, dan niet in kunstzaken de opportuniteitskwestie moet of mag worden gesteld. Ik moet toegeven van niet. Janssen had zijn stuk kunnen schrijven in 1918 of in 1943. Dit feit op zichzelf is volkomen irrelevant. Dus de gezichtshoek der laktualiteit is een valsch prisma, als men de intrinsieke waarde van het stuk gaat afwegen.

Maar het is, naar mijn oordeel, ook het onvervreemdbaar recht van den recensent, waar de schrijver zijn bedoelingen blootgeeft, deze te toetsen aan het resultaat, dat in het stuk openligt; Dat is voor het minst zoo interessant als het gebazel van andere tooneelcritici, die weten te vertellen, dat Janssen als tolontvanger in een goor baksteenen kantoortje hokt, dat zijn vrouw van Nederlandsche nationaliteit is, en dat St. Niklaas, waar Janssen woont, een lief stadje is, de parel van 't Soete Waeslant, ik zeg het U voorwaar.

Janssen heeft, voorgegeven met dit stuk als satyricus te zijn opgetreden. En op gevaar af één formalist te heeten, zeg ik dat waar de schrijver de toestanden van een bepaalde periode hekelt, de tijdsfactor voor wat betreft den 'scherptegraad van zijn. werk wel in aanmerking komt welzeker, over 200 jaar zal, bij gelijkaardige toestanden als de door Janssen gewraakte, zijn stuk hoogst aktueel blijken. Maar Janssen wou toch geven, en in alle felheid, het spiegelbeeld van een werkelijkheid, die door den toeschouwer als echt wordt herkend. Een jongeling van 15 jaar die de bewuste periode niet heeft doorleefd, zal aan « Een Heldendorp » niet zooveel pret beleven als een dertiger, die de bezettingsjaren heeft meegemaakt. Willens Nillens is de maatstaf, dien we hier moeten aanleggen dus een relatieve, de intrinsieke waarde van het werk terzij gelaten. De satyricus is iemand, die schrijft voor zijn tijd. Uit revolutionnaire bewegingen als het socialisme is werk geworden, dat behoudens de toevallige anekdotiek waarin het wortelt, naar een, algemeen menschel ij ken achtergrond doorbreekt. Een konkreet voorbeeld ? « Op hoop van Zegen » van Heyermans blijft een diep menschelijk werk. ofschoon figuren als die van reeder Bos in dezen tijd van syndicale organisatie een onmogelijkheid zijn: Evenzoo is, nu allerwegen: het hoera-patriotisme op zijn juiste waarde staat afgewogen, de hekeling daarvan laatgekomen. Dit doet niet in het minst afbreuk aan de scherpte in de voorstellingswijze der gekonterfeite toestanden en personen, noch aan de komische kracht van den schrijver. Maar pas de aktualiteitswaarde zal uitmaken in hoever zijn satyre op de gebraakte toestanden een raaktreffer wordt Janssen zelf heeft gevoeld in welk een netelig parket hij zich heeft gewaagd en in een oratio pro domo zegt hij : "Dat is een eeuwenoud manoeuver, 'n manoeuver van alle tijden en van alle landen, standen en volkeren".

Ons goed. Maar waarom heeft Janssen het dan niet laten spelen in Indonesië of op IJsland, of, als het dan toch om een ideeënspel van aller tijden gaat , n een denkbeeldig land? Daar de speciale aankleeding van het geval blijft het stuk een diatribe op een bepaalde landstreek in een bepaalden tijd, en dan hebben wij het recht te zeggen, dat Janssen hier niet optrad als een hekelaar van menschelijke tekortkomingen uit alle tijden, maar als pamfletair van een welomschreven geschiedkundig tijdsgewricht. Den walg, dien hij volgens eigen uitlatingen gevoelde voor de misselijke gedragingen van Duitschkiljons, komt 15 jaar te laat.

Om onze thesis nog verder te ontwikkelen, verwijzen wij naar een werkje waarin ook de vaderlandsliefde met de geeselroede wordt afgestriemd, nl. « De Trust der Vaderlandsliefde »> door Paul van Ostayen. Dat werd geschreven in den onmiddellijken na-oorlog, was dus hoogst-aktueel. Maar van Ostayen maakte, het door den invoer van een denkbeeldige terminologie inzake, landsbenamingen ook toepasselijk voor alle tijden en alle volkeren. De realistisch aangelegde Janssen schilderde één periode, vol werkelijkheidsreminescenties, als deze periode lang was afgesloten, dus in volle vertraging. En ziehier nu het onderscheid betreffend de satyrische waarde. Paul van Ostayen kon, spijts de denkbeeldige omkleeding van zijn gegeven, toenmaals getroffen worden door het regime, dat hij aanvocht. Zijnt aanklacht geschiedde van aanschijn tot aanschijn. Janssen zal spijts de realistische omkleeding van zijn gegeven, niet getroffen worden door het regime dat hij af striemt; omdat de uitzonderingstoestand van dit regime thans werd opgeheven. Een schrijver, die bijv. 10 jaar na den terreurtijd van de Fransche revolutie, de uitspattingen van de toenmalige bewindvoerders zou omzetten in tooneelbeelden met het doel ze te hekelen, zou worden beschouwd als iemand, die instee van zich in volle batalje te werpen, liever optreedt met een vertragihgsbom, die, als ze ontknalt toch geen scherven.

In weerwil van Janssen en spijts zijn bedoelingen beschouwen wij zijn tooneelstuk, niet op het zuiver esthetische plan, maar als een in kern politiek tooneelstuk, dat, al zal het de lui doen gieren, toch spijtig nahinkt op het tijdsgewricht, waarin het zijn stof zoekt.

Als men politiek tooneel schrijft, en Janssen handelde aldus misschien tegen zichzelf in, moet men deze taak in volle draagwijdte nakomen. En het past hier, even te zinspelen op den Proletkult van de Sovietschrijvers, die hun talent dienstbaar maken aan de kommunistische ideologie.

Hoewel ik, me houdend aan de zuiver esthetische norm, de opvatting van kunst = aan sleepdraagster van politiek of ethiek volkomenen waardeloos vind, want vroondienstig moet ik aanstippen dat de Sovietslchrijvers hun afgeperkte, utilitaire taak algeheel nakomen en het tooneel maken tot een succursaal van het Forum.

Janssen ook maakt er zonder het te willen of te weten een Forum van, maar wil dat niet gezegd hebben. En wat is het kenmerk van een Forum? De brandende aktualiteit. Bepleit men in het Parlement nu nog, om een voorbeeld, aan te halen, de vrijmaking der Schelde? (De voogdij op een stroomdelta is ook iets van alle tijden en alle volkeren). Evenmin als men in het Parlement nu deze kwestie nog bespreekt, kan ik op het tooneel een schotschrift op de verganzendonckte vaderlandsliefde en de mondhelden van 1918 aanvaarden.)

Quod erat...

Nu de intrinsieke waarde van Janssen' spel, d.i. zijn typeeringskunst, zijn dialoog, zijp scenisch opzet, de plannenbouw, de afwikkeling van zijn thema.

Al heeft Janssen door zijn vorig werk de bedoeling gemanifesteerd een schlagerschrijver te worden, met Een Heldendorp is hij daarin mislukt. Zijn stuk is geen satyre, wel een parodie, die, mits muzikale onderlijning, wonderwel in een operette zou kunnen worden omgezet. Het komt ons zoo voor; dit hij in die richting het voorbeeld navolgt van wijlen W. Pouillon. Over heel de lijn heeft Janssen zijn figuren geplaatst in den superlatieven trap en, wat, voor een realist als hij, fout is, hun natuurgetrouwheid door overdrijving en charge verminkt, alleen maar om met deze onwaarschijnlijkheden den lachlust op te wekken. Zijn figuren zijn zoo aangedikt dat per slot niemand, er aanstoot zal aan vinden. Wij schreven en met dit oordeel staan we niet alleen, dat zijn stuk 15 jaar te laat komt. Maar, zelfs getransponeerd in den tijd waar het hoort, is het als spiegelbeeld van een doorleefde werkelijkheid zeer onzuiver. Topografisch situeert Janssen zijn stuk te Leeuwergem. Een zegsman uit Zotteghem, waarvan Leeuwergem een nabijgelegen dorp is, zegt mij dat daar in de oorlogsjaren zooiets niet is voorgekomen, zoodat de toenmalige burgemeester van Leeuwergem zich door «Een Heldendorp» persoonlijk gekrenkt kan gevoelen et comment... Verder laat Janssen in zijn stuk de huizen door echte patriotten als Bulcke en Pillaert neerbalken. Kent hij dan geen geschiedenis ? Geen enkel Belgisch patriot zag zijn huis door hoera-patriotten afgebrand. Wel de aktivisten. Beschouwt Janssen deze lui als de «echte» vaderlanders in tegenstelling met de officiëele mondhelden dan moet hij den moed hebben daarvoor uit te komen. Dan hadde hij zich, trots 15 jaar vertraging, toch te kennen gegeven als satyricus van een « dagewesene » werkelijkheid. Nu ontsnapt hij « par la tangente » en vervalscht de historische feiten, die hij voorgeeft af te teekenen. Konsekwenterwijze moest zijn stuk, vermits het toch boordevol lokaalkleur zit en teruggrijpt naar een wel bepaald tijdsgewicht uitloopen op een verheerlijking van het aktivisme. Wie handelt zooals Janssen moet stelling durven kiezen. Nu is zijn politiek schotschrift een troosteloos experiment en geen «astuce campagnarde » zal vermogen ons in dit opzicht knollen voor citroenen in ontvangst te laten nemen. Met den satyricus Janssen loopt het dus zoo'n vaart wel niet: de grootste tekortkoming is wel, dat hij, den tijdsafstand daargelaten, de historische werkelijkheid gezellig den nek omwringt op den koop toe. Ben vreemdeling bijv. zal den indruk meedragen, dat alle rechtgeaarde Belgische patriotten na den oorlog in de cel terechtkwamen: En dat is historisch onjuist. Janssen heeft met zijn wandeling op de gulden middenweg, zoals hij zijn stuk zelf noemt, een kat neit een kat durven noemen. En stel je een satyricus voor, die een blad voor den mond neemt!

Onaangezien het gegeven, dat verkeerd en onkonskwent werd belicht, blijft de typeeringskunst van Janssen meesterlijk.

« Schwabbe » is een zeer « Schneidige »luitenant. Dat hij met de dorpelingen gebroken Duitsch praat is te begrijpen, maar het waterklerk-Duitsch, dat hij met zijn landgenooten spreekt, kan heusch niet door den beugel. Janssen had hier zijn Duitschen tekst wel kunnen onderwerpen aan een leeraar der avondschool, die hem stellig feilloos zou hebben verbeterd. De statieoverste Muller en Hans de Bursche waren insgelijks zoo uit de werkelijkheid overgenomen. Alleen hadden wij bij de Duitschers minder gemeenzaamheid met de notabelen van Leeuweghem gewenscht, meer hooghartige terughouding en meer dwang, zooals dat in het etappengebied van 1918 het geval was.

De burgemeester van Leeuwerghem, die zich aanstelt als een onnoozelaar zonder verantwoordelijkheidsgevoel, is een bespotting van ons gemeentegezag en stellig niet werkelijkheidsgetrouw. Het prototype van den dorpsburgemeester sluit in: een zekere verganzendoncking, koddige waardigheid, en verwaande grootspraak.

Zijn manzieke vrouw die zich door vreemde uniformen laat imponeeren, is een geslaagd type. De dametjes evenwel, die met Feldgrau scharrelden, gaven dat nooit zoo openbaar te kennen als de burgemeestervrouw van Leeuwergem, dat in volle dorpsherberg doet.

De schepenen zijn matte figuren gebleven, maar de sekretaris is een monument, om de champetter niet te vergeten, die overal in alle omstandigheden zijn man staat, zich nooit uit het zadel laat lichten en de neteligste situaties in een handomdraai antwoord. De «echte patriotten» staan stuntelig geteekend (Bulcke en Pillaert).

Adèle, de soldatenvrouw, die met Duitschers meer dan vriendelijk is geweest, is een echt type. Evenwel is haar gedrag valsch, als, zij na Wardje's terugkeer zich dadelijk weer laat afzoenen door den champetter.

Emelietje, het snolletje, dat zich tot een vaderlandsche heldin ontpopt, is. raker geteekend.

De overige figuren zijn van episodische waarde en stonden in de juiste kleur.

I speelt op 21 Juli 1918. Als Janssen even wil terugdenken, aan dien tijd zal hij zich herinneren dat toen in de kerken, spijts de bezetting, een Te Deum werd opgedragen en de burgemeester zou dus in de kerk gezeten hebben inplaats van in de gelagzaal van het gemeentehuis.

II en III 'n paar dagen na den wapenstilstand. In Janssen's stuk werd het interregnum, tusschen de Duitsche aftocht en den zegenmarsch der Verbondenen te lang gehouden. In de Vlaamsche dorpen zeker zat men de Duitschers op de hielen om zoo vlug mogelijk weer in de haardstee te zijn. Hier te Antwerpen zelfs, dat buiten gevechtszone en etappen lag, zag ik op de Meir Engelsche en Duitsche officieren elkaar voorbijgaan. Dus in Leeuwergem zullen de bevrijders wel niet zoo lang getalmd hebben om het heroverde gebied binnen te rukker en was het weerzien van soldaten en bevolking spontaner en werkelijk ontroerend, niet zoo beredeneerd als bij Janssen. Maar ja... « een Heldendorp » moest worden geschreven, zoals men ziet, door den realist Janssen ten koste der natuur getrouwheid.

De vertolking was één glans. A. Van Thillo was een uitblinker als sabelsleeper Schwabbe. Martiale houding, snauwgeluiden, gepommadeerde keizersnor, behalve de bij een officier van toen onvermijdelijke scheiding, die door het volk zoo pittoresk werd genoemd: een luizenboulevard. Zijn « Höflichkeit », tegenover de burgemeestervrouw wist hij met de passende distinctie te vertolken.

Charles Janssens was als Müller, de statieoverste, wel een ietsje te kwiek. Een over-Rijnsch soldaat heeft altijd en in alle omstandigheden besef van discipline, op de parade zooals in het bordeel. Janssens deed, we zouden bijna zeggen, te Fransch.

Jos. Gevers maakt van zijn Hans een lomp en vlegelig type, een kinkel, als hij er een teekende, hebben wij bij onze bezetters te over ontmoet.

De burgemeester van den heer Angenot werd een karikatuur. Het was een meesterlijk type. De zooals het volk zegt " afgekapte buis ", het profijtige puntbaardje, de nauwe slipjas, dat was alles tiptop. Of een buitenburgemeester tijdens den oorlog slobkousen droeg willen wij betwijfelen.

Mevrouw, LoosVeldt werpt zich met al te zichtbaar welgevallen op rolletjes als deze burgemeestermadam en de overdrijving is bij haar een spontaan gebaar geworden. De beste momenten ? Daar, waar zij. het meest op reserve was aangewezen haar gesprek in I met " schone Adele » , waar de officierenonderbroek het onderwerp van het gesprek uitmaakt, verder in III als verpleegster, wanneer de Belgische majoor haar begroet. Maar als deze Madam flauw valt, komt, al brult de zaal, het effekt vals uit. De onmachten van Mevrouw Loosveldt zijn te dik gechargeerd.

Free Waeles was een schuwe schepene, een leepe boer, die hem smeren wil als het gevaar dreigt.

De Schepen Velle van Jef Verlinden muntte uit door soberheid en stugheid. Aan z'n zolen hing Vlaamsche klei.

Maar welk een poema, de secretaris van Antoon Janssens! Hij heeft voor zijn type den eenig passenden stijl aangewend: den revuestijl en dat viel triomfantelijk uit. Het ros geworden eerste kommuniebolhoedeken was eenig.

De heer Louis Belloy zat met zijn onmogelijke patriotische figuur zeer verlegen en dat is begrijpelijk. Feitelijk moet de heer Belloy hier een Belg uitbeelden en op wapenstilstandsdag mocht hij zich in dit stuk niet eens met een driekleurstrikje tooien. Anderzijds moet hij zich hebben afgevraagd: maar zooals de schrijver mij teekent, ben ik een aktivist, als ik me op de geschiedenis mag verlaten. Zoo stond de beelding van den heer Belloy dan ook in onwdelijke lijnen en kon hij door de schuld van den schrijver niet aan de oprechtheid van zijn gezegde doen gelooven.

Jan Cammans bracht met zijn sjampetter eem tweelingsbroeder van Manten Boone, vol boersche arglist en onverstoorbare flegme.

Glansmomenten: zijn patriotische massasuggestie als allen de kluts kwijt zijn en hj alleen overeind blijft. Opvallender mocht zijn: zijm platheid tegenover de Duitsche officieren, bij wie hij als vertegenwoordiger der openbare macht den verklikker speelt.

De heer Van de Putte laboreerde aan hetzelfde euvel als de heer Belloy, en evenmin is hem dat kwalijk te nemen.

Eindelijk hebben we Jeanne de Coen teruggezien in een rol, die haar zit als een jurk. Vooral aan te stippen om de geslaagde, aksenten: haar gehuicheld meewaren over den mogelijken dood van Wardje, haar schrik als Wardje weer opdaagt.

De waarheidsgetrouwe figuur van Janssen was die van Emilietje. Mevr. Jenny Van Santvoort, een del van het dorp, die zich afgeeft met de Duitsche soldateska gedeporteerd wordt voor feiten, die naderhand krachtens een valsch dokument worden genoemd: spionnage ten voordeele van de Alliés en die bij de overwinning een refuge opent voor soldaten. Het geoxygeneerdez haar en de crapuleuze hoerenboa waren voor deze typeering kapitale vondsten. Zij alleen heeft de prostitutie der vaderlandenerij het treffendst reliëf gegeven.

Louis Bertrijn was met zijn Belgischen majoor doodsbenauwd aksenten te treffen, die aanstoot zouden kunnen gegeven hebben. Het nochtans waarheidschgetrouwe soldatenvlaamsch wou hem uit de keel.

Nu de weergekeerde helden: Wardje werd door Lode Janssen kwiek gespeeld. W. Cauwenbergh, de held Cesar, akteerde waardig als een heusche bevrijder. Het tooneel met Jos Gevers, die hier Cesar's vader had te vertolken en dit weerzien werkelijk pathetisch heeft gespeeld, bracht hij er ordentelijk af.

W. Condès was Kobe, en deze Kobe keerde weer nadat hij een granaatscherf op het hoofd had gekregen, wat zijn geestelijke vermogens blijkbaar in de war had gebracht. Waarom heeft Janssen deze figuur niet uitgewerkt? Schrik voor antimilitarisme ?

Het samenspel vlotte over heel de lijn, al hopen wij dat onze spelers zullen begrijpen, dat dit «oorlogsstuk» feitelijk bij het operettengenre thuishoort, en het in dien trant zullen gaan vertolken.

Ditmaal kon de regie van den heer Diels ons niet heelemaal gunstig stemmen. De boerenherberg was er, en meesterlijk, maar...

Op den toog (éénig in zijn soort) bemerken wij een kartonnetje: Beirens blond. Daargelaten dat wij aan het bestaan van dit nat in oorlogstijd twijfelen, was het van den heer Diels verkeerd dit bordje te plaatsen met een zeer goed zichtbaren, groenen fiskalen zegel van na de oorlog.

Op een bepaald oogenblik zingt Adèle een Duitsch liedje: Petrus schliesst den Himmel zodat wij vlak na zijn creatie (1921 pas) in de Keulschen «Boccacio » hoorden lanceeren.

De legertelefoon, die Schwabbe een Duitsche neerlaag meldt, schelde als een automatisch toestel van vandaag.

De Notverordnungen in de herberg waren eentalig gesteld. Iedereen weet uit den bezettingtijd, dat de officiëele verordeningen bij den aanvang drietalig (Duitsch, Fransch, Nederlandsch) en na het invoeren van de bestuurlijke scheiding van de Noordelijke helft van België tweetalig (Duitsch en Nederlandsch) werden uitgehangen.

In de herbergen hingen splinternieuwe en talrijke notarisplakkaten. Nu is het geweten dat tijdens de bezetting slechts in hoogst zeldzame gevallen tot den verkoop van eigendommen werd overgegaan.

In Adèle's café wordt nogal duchtig geborreld. Wij hebben geen enkele maal zien betalen.

In November 1918 staat in de herberg te Leeuwergem geen kachel, en bewegen zich de menschen in zomerplunje. Wat meer is, de zon schijnt, en het is (defekt aan den schijnwerper ?) een bibberzon.

Deze vlekjes in de milieuschildering moeten wij aanstippen, omdat het vermijden daarvan werkelijk een natuurgetrouw beeld zou bereikt hebben van de gelagzaal in kwestie.

Verdienste in de regie van J. Diels was evenwel: de geschapen atmosfeer bij de intrede der bevrijders, die door handig aangebrachte requisieten de gelagzaal binnengonsde.

Het publiek heeft « Een heldendorp » verlegen onthaald, omdat het blijkbaar uit de bedoelingen van den schrijver niet wijs werd. Dit stuk wordt door het gevaarlijke wrijvingsvlak der politiek, dat er door Janssen, naar onze mening, te berekend naar de geit en kool methode werd ingelegd, voor hem geen slager.

Victor J. BRUNCLAIR.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
    Victor J. Brunclair • Jos Janssen • janssen • (date-year) 1933 • (date-month) 1933-03 • jos gevers • (author) Victor J. Brunclair • Een heldendorp
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Voor den gongslag. "... 1933-02-17
    Victor J. Brunclair • Jos Janssen • duitsche • heldendorp • janssen • leeuwergem • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair • Een heldendorp
  3. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-31
    heer • Victor J. Brunclair • (date-month) 1933-03 • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  4. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S.: "Voor Zonson... 1933-03-18
    (date-month) 1933-03 • Herman Heijermans • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  5. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
    heer • Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  6. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Mevr. Esther de Boer... 1933-09-15
    Victor J. Brunclair • Herman Heijermans • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  7. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Vraaggesprek met Vic... 1934-12-29
    Victor J. Brunclair • werkelijkheid • heer • (author) Victor J. Brunclair • tijd
  8. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Koninklijke Nederlan... 1933-06-16
    heer • Victor J. Brunclair • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933
  9. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ter nagedachtenis va... 1933-03-17
    Victor J. Brunclair • (date-month) 1933-03 • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933
  10. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
    Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair