Voor den gongslag. "Een heldendorp" door Jos Janssen

Victor J. Brunclair, 1933-02-17


Source

Pan, 1933-02-17 p. 5


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
  2. ◼◼◼◻◻ J.V.G.: De Klucht van den br... 1937-01-13
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-03
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: A la manière de..... 1933-08-11

Koninklijke Nederl. Schouwburg

Voor den Gongslag

"Een heldendorp " door Jos Janssen

Met belangstelling werd tegemoetgezien, wat deze jonge auteur, die met zijn eersteling een hoogtepunt bereikt scheen te hebben, nog verder zou presteeren. Het talent van Janssen is er één, dat op een vondst treffen moet om tot ontplooiing te komen. Was die vondst er met de « Wonderdoctoor » spijts « Knock », in « De Koning Drinkt » was de greep minder gelukkig, en heeft Janssen de figuur van zijn boer Vramme al te zeer overdreven, waar hij dezen illico in een finantieel genie omtooverde, en heel het geval te onaanvaardbaar, want te geforceerd op een karikaturaal plan heeft geprojecteerd. Was « De Wonderdoctoor » een paneel, zoo gelicht uit het werkelijke leven, dat dan in Breugheliaansche verf werd gezet, zonder folkloristische Pallieteriana te worden in « De Koning Drinkt », kwam, ondanks het minder gelukkig gegeven, een andere zijde van Janssen's talent opduiken, nl. het satyrische. Janssen was door deze nieuwe gave, deze nieuwe zelfontdekking zoo begeesterd, dat hij ze ging toepassen en doordrijven ten koste van de psychologische waarheidsgetrouwheid van het behandelde geval.

« Een Heldendorp » is andermaal een vondst. Zeer zelden werd in onze literatuur, en dan door tooneelschrijvers eraan gedacht, het overgangstijdperk tusschen de Duitsche bezetting en den terugkeer der Belgen in vorm te zetten. Op dit dankbaar thema heeft Janssen, wiens grootste begaafdheid is, dat hij, wat wij zouden noemen «plankenflair» heeft, nu de hand gelegd, en al loopen de verdiensten van het stuk naar onze meening, niet zoo heel hoog, het zal er ontegenzeggelijk ingaan als zoetekoek.

Het is gemakkelijk, en handig tegelijk, alles en niets. Maar één verdienste willen wij vooraf vastspeten : het is raak geobserveerde volkspsychologie. In drie woorden: het gescharrel van dorpsnotabelen en cafévenussen met den bezetter, de panische schrik als de bevrijders in aantocht zijn, en het redden van den toestand door overdadig en blufferig patriotisme.

Dat zijn de drie stadia, waarrond « Een Heldendorp » zich beweegt.

Maar er was bij Janssen dan toch een ietsje vrees dat hij zich had vergaloppeerd, en hij heeft aan zijn stuk den ondertitel toegevoegd, dat het is een satyre op de «valsche» vaderlandsliefde. Meer niet. Door deze nota wil Janssen denkelijk zijn eigen vaderlandsche gezindheid ongerept bewaren. Maar bij ons pakt dat niet. Zijn « Heldendorp » is kort en goed een satyre van de vaderlandsliefde, als zoodanig, en Janssen moet de verantwoordelijkheid van zijn schrifturen niet zoo leep ontduiken.

Wij bevinden ons dus in Leeuwergem onder Duitsche bezetting. Adèle, een der dorpsschoonen, en soldatenvrouw op den koop toe, moet de Duitsche manschappen in haar herberg te drinken geven, en heeft natuurlijk met deze lui betrekkingen, waaraan een zekere vertrouwelijkheid niet vreemd is. Maar in alle eer en deugd. Door deze herbergpraatjes vernemen wij dus gaandeweg, dat zoowat heel het dorp, in wat het aan officieeïe heeren en schoonheden telt met den overweldiger heult, en niet voor terugschrikt (immers de mogelijkheid van een Duitsche overwinning was niet uitgesloten toen) prat te gaan op deze betrekkingen. Adèle kust Hans, den Duitschen soldenier, terwijl haar eigen man misschien zieltoogt in de bloedgrachten van den Yzer. We weten wel dat de liefde internationaal is, maar het is van Janssen fout door de voorbrenging van dit uitzonderingsgeval den schijn te willen wekken, dat de soldatenvrouwen überhaupt bij de Feldgrau plaatsvervangers zochten. Ortskommandant Schwabbe is de gunsteling van de burgemeestersvrouw, en beschouwt haar als een mostaardplaaster, en de burgemeester staat zonder dat hij het weet zijn onderbroeken af aan den « Dritte im Bunde ». De tooneeltjes tusschen de cafébazinnen Adèle en Emelietje en de Duitschers zijn zeer pittoresk. Om met elkaar om te gaan benuttigen zij een soort gemitigeerd jargon, half Duitsch, half Vlaamsen, dat de gesprekken koddig maakt, maar door Janssen niet zoo volstrekt wordt uitgebuit. Het heugt ons nog uit dien tijd, dat wij hetzelfde jargon ter lip hadden in onze studentenjaren, wat dan uitdrukkingen in 't leven riep als « Haben Sie auch Zuback? » « Nein, O das ist speissig » « Wenn Sie eintreten wollen, mussen Sie bellen », enz. De komiekerigheid der gesprekken zou door de inlassching van dergelijke zinsneden stellig zijn verhoogd geworden. Het tooneel waar de burgemeestersvrouw de schenking van de onderbroek motiveert tegenover Adèle is gewoon om te gieren. De burgemeester, een Baas Ganzendonck en een hazenhart, houdt de bezetters te vriend, om de levensmiddelendistributie te zijnen eigen profijte te kunnen aanwenden.

Op het dorp zit een graatzuivere patriot, Dolf Bulcke, die handelaar is. Deze Bulcke is 's burgemeesters aartsvijand en teekent al de pekelzonden van het dorpshoofd op om het hem na den oorlog in te peperen.

De bespreking van deze kat-en-hond-verhouding, leidt weer tot de onthulling van dorpstoestanden, die zonder twijfel waarheidsgetrouw mogen heeten. Zoo het afkeuren door komiteitsbazen van volkomen gezonde, koopwaar, om ze aan den overweldigers en aan de smokkelaars te kunnen verkwanselen. Als er ooit een diatribe werd geschreven op het « Comité National de Ravitaillement », dan is het pas deze van Jos Janssen.

Pillaert, nog een echt patriot van Jos Janssen, werd door hem eerder geteekend als een operettenheld. De Duitschers behalen een zegepraal en er wordt luidruchtig gefeest, saturnalieën waaraan natuurlijk burgemeester en magistraat, die de kat uit den boom willen kijken voor de toekomst, bescheiden deelnemen. De burgervader heft zelfs zijn glas ter eere van het groote broedervolk en er weerklinkt een « Heil prosit! » Zoo komt de « Deutschfreundlichkeit» allen besluipen, en (hoe geestelijk ontredderd was men niet in die dagen?) zwak is hun verweer. Maar allen houden dan toch ook, voor het geval de kans moest keeren, een alibi klaar, dat nl. dat zij handelden op bevel van den burgemeester. Wij kunnen dan ook voorzien dat deze bij een eventueele Duitsche nederlaag het kind van de rekening worden zal.

Maar er is Pier de champetter, de duivel-doet-al van den gemeenteraad, die in het hachelijk avontuur dat uit deze hopelooze kompromissie groeien gaat, zal bewijzen een heusche Deus ex machina te zijn.

Bedrijf II toont ons Leeuwergem een paar dagen na den aftocht der laatste Duitschers. Wat al scenische mogelijkheden zaten er niet in dien aftocht, en waarom heeft Janssen die niet uitgewerkt ? De Duitschgezinden voelen de vrees op spoken. Wat wordt er van hun huid, als de bevrijders vernemen, waaraan zij zich zijn te buiten gegaan ? Er is maar één redding. Zich van Duitschgezind omtooveren tot een toonbeeld van patriotisme. Leeuwergem over wapperen met zwart geel-rood. Pochen, dat men den overweldiger heeft getrotseerd. De trouwe staatsburgers verdacht maken als aktivisten, hun huizen neerblaken. De echte handlangers van den Mof maken allen volte face. En de wijze waarop zij dat wederzijds onder spitsbroeders in het verraad klaarspelen, is van Janssen weer een meesterstukje van raakgeziene typeering.

De priesteressen van den Venusdienst Adèle en Emelietje worden weer maagdekens en zullen voor de moedige helden van den Yzer een soldatenhuis oprichten. Hun herbergen worden als zoodanig ingericht. Madame van den burgemeester opent een Rood-Kruispost, en hult zich in een verpleegsteruniform. Zoo ten minste is de schijn gered en kan men de gebeurtenissen afwachten.

Geestigheden in het dialoog dat met al deze voorbereidselen gepaard gaat zijn legio. De beste, waar de burgemeester iemands vaderlaindsche trouw betwijfelt en dit betoogt met een « Gij zijt een slechte patriot «DONNERWETTER». Ook waar hij den groet aan het Belgische vaandel brengt (chassez le naturel, il revient au galop) met een driemaal Hoch! Het magistraat zal een proklamatie uithangen waarin het zijn onverbreekbare trouw met vorst en vaderland betoogt. Verder zorgt de champetter voor valsche Duitsche dokumenten, waardoor de echte vaderlanders, Bulcke o.a. worden verdacht gemaakt.

Bulcke wordt dan ook door Pier gearresteerd. Zoo zijn al de hinderpalen uit den weg geruimd en het Duitschgezinde Leeuwergem heeft zich door uiterlijk vertoon en vlaggewimpels weer gerehabiliteerd.

Dit beeld van het interregnum van November 1918 is stellig onvolmaakt. Janssen heeft het gehouden bij speciaal gevalletjes, zonder er het hoofdelement in casu het volk, dat in heel deze harlekinade meesterlijk beduveld wordt, ten tooneele te voeren. Herinnert men zich de losger laten volksdrift uit die dagen, de hongermarschen, de plunderingen, voor de intrede van het uitgeweken bewind.

Nu in II komt de intocht van de Belgische troepen. Het « Te Deum » wordt tijdig besteld. Alles staat onder hoogspanning. Eindelijk zijn ze daar. Le Brabançonne is niet van de lucht, de schoolkinderen wuiven met vlaggetjes. Er is natuurlijk een dorpsheld, Cesar. Het weerzien van Cesar en dezes oude vader is in heel dit kakelbont vertoon toch even de ontroerende noot. De burgemeester wenscht hem geluk. Maar Cesar staat tegenover deze gloedvolle patriotterij eerder skeptisch. Geen nood. Alle verdenkingen worden handig weggewenteld. Ook het weerzien met de soldatenvrouwen is een plezierig intermezzo. Maar als de Majoor komt wordt het pas homerisch, waar deze in soldaten-vlaamsch zijn begroetingsrede houdt.

Alles eindigt op een zuippartij. De burgemeester, die zijn vaderland trouw verried, krijgt alle eerbetoon inplaats van den executiepaal. En de komedie is gespeeld.

De zwakke zijden van dit tijdsspel ? Janssen heeft het satyrisch gehouden, d.w.z. komisch. Vanop afstand nu heeft hij de toenmalige toestanden geironiseerd. Wij hadden zijn stuk meer gewenscht : grotesk, tragikomisch. Meer gebouwd, op kontrasten van nood en schijndapperheid. Er kan in zijn stuk niet de epische achtergrond van dit tijdsgebeuren worden gevoeld. En zooals trouwens alle steden moet ook Leeuwergem door deze epiek zijn aangedaan. Het gegeven werd n'en déplaise Jos Janssen, al te zeer in operettenstijl afgewikkeld, en ik heb aldoor zitten denken, om de vele analogieën aan dit heusche onding uit den onmiddellijken naoorlog, ja hoe heet het ook weer ? Eureka! « Het oordeel van Olga » door Willem Putman. De finale (intocht der troepen) is gelijkaardig. Ook het gescharrel van meisjes met de Feldgrau. En ik moet zeggen dat schier over de heele lijn Janssen niet zeer ver over het waardepeil van zijn jongeren voorganger uitreikt.

Janssen heeft voor het geval de gemakkelijkste oplossing uitgedacht, zonder zich in een welkdanig politieke richting te kompromitteeren en zonder vooral afbreuk te doen aan de « vaderlandsliefde als zoodanig, want dit begrip blijft bij hem taboe.

Trouwens, spijts het onderschrift bij dit stuk zal Janssen het er al moeten voor doen. Nee, alles wel beschouwd was Willem Putman vroeger met zijn scenisch onding van na den oorlog moediger. Dan kon het nog celstraf regenen. Nu is het getij geluwd, en loopt Janssen met zijn ironiseering der vaderlandsliefde geen gevaar meer. Wij moeten, neerschrijven dat zijn stuk al verjaard is voor het geboren wordt. Want ziet U pamflet-stijl kan alleen waarde hebben als hij aktueel blijft. Niet als hij over een tijdsspanne van schier 15 jaar retrospektief wordt beoefend, en als de auteur dan nog dekking zoekt achter een schutbordje dat ons een alibi lijkt.

Wij schreven dat « Een Heldendorp » een vondst is. Jawel, een vondst om zonder kleerscheuren den bijval van den satyricus weg te schuimen zonder diens verantwoordelijkheid te moeten opnemen. Schrijft men politiek tooneel, nu goed dan, politiek tooneel, maar dan waar het past, en rechtstreeksch in margine van het gebeuren, dat moet worden gewraakt.

Jos Janssen, als U die richting uitgaat, en dat kan talentvol uitvallen, alsjeblieft, geen vijgen na, maar vijgen, met Paschen.

Victor J. Brunclair


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
    Victor J. Brunclair • Jos Janssen • janssen • (date-year) 1933 • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • Een heldendorp
  2. ◼◼◼◻◻ J.V.G.: De Klucht van den br... 1937-01-13
    jos janssen • jos • De wonderdoktoor • De koning drinkt • janssen • Jos Janssen • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • Een heldendorp
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    Jos Janssen • De wonderdoktoor • De koning drinkt • koning drinkt • janssen • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • Een heldendorp
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-03
    Victor J. Brunclair • Jos Janssen • duitsche • heldendorp • janssen • leeuwergem • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair • Een heldendorp
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: A la manière de..... 1933-08-11
    Victor J. Brunclair • Willem Putman • Jos Janssen • De wonderdoktoor • Het oordeel van Olga • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  6. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  7. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Fa... 1933-11-25
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933
  8. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Juffrouw Ker... 1933-12-02
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  9. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  10. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-05-26
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair