Het Vlaamsche Volkstooneel: "Jacob van Artevelde" te Antwerpen

P., 1927-04-23


Source

De Standaard, 1927-04-23


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ C.Q.: "Jacob van Artevelde... 1927-05-15
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
  4. ◼◻◻◻◻ J.B.: Katholiek Toneel te ... 1927-04-08
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "Goud" van O'Neill... 1928-11

Het Vlaamsche Volkstooneel: "Jacob van Artevelde" te Antwerpen

Verleden Dinsdag ging de eerste vertooning in den Katholieken Kring.

Wij hadden zoo juist het werk gelezen, toen de zoo bondige als degelijke beschouwing van Dirk Vansina in onze handen viel. Hij blijft bij het strikt algemeene, kan derhalve niet volledig zijn; doch zijne beoordeling strookt zoodanig met de onze (en wellicht ook met de meening der massa) dat we, en ter voorkoming van plagiaat en ten gerieve van den lezer, er deze zinssneden uitpikken.

"Verschaeve" geeft ons groot-menschelijk gehouden figuren. Hij, de sterkste denker uit Vlaanderen, maakt geen doode allegorische schimmen. Hij gaat van het leven uit en richt zich tot den volledigen mensch. Daardoor is de kunst van Verschaeve klassiek."

En, nu we toch de schaar tusschen de vingers hebben, knippen we nog dit uit de aankondiging van het V.V. zelf: "Als bouw benaderen de spelen van Verschaeve de Shakesperiaansche golving van edel driftig leven; als lijn rust over deze werken het beeld der zuivere Grieken."

Ons komt het voor dat er over een nog in leven zijnd schrijver zelden of nooit zulk een lof werd uitgeklaroend en, toen D. Vansina schreef doelend op Van Artevelde doch gewis ook op Oorda: "zij zegevieren niet in hun leven, maar in hun dood", zal hij wel door een te zwarten bril gekeken hebben. Tenzij hij bedoelen wou, dat Verschaeve, spijts zijn hoogstaand werk, toch niet die populariteit kon bemachtigen, welke menig volksch, sappig of sentimenteel romancier spelend wist te veroveren. Maar dit spreekt nu eenmaal vanzelf; op de schouders van het volk werd nooit een volbloed aristocraat gedragen. En dat is Verschaeve in eerste en laatste instantie! In zijn tweeluik "Van Artevelde's" zoowel als in zijn "Ferdinand Verbiest", in zijn menigvuldige bijdragen zoowel als in zijn talrijke "Uren bewondering" bij de grootmeesters der kunst, in heel zijn oeuvre is Verschaeve gebleven de "edele zeemeeuw", zooals hij zich in zijn jeugd droomde. Hij toeft niet bij het vlakke strand, maar bij zonnebrand of bij stormgeloei hangt hij over de machtige baren der Noordzee, wier deining hij voelde, wier wee en vreugd spraken tot zijn hart, wier krachtig lied zijn stembanden weelderig vormde zoals 't destijds met Demosthenes verging. Hij wou geen grasmusch zijn, geen vink, geen lijster, geen nachtegaal; die zijn er reeds in Vlaanderen. Maar een zeemeeuw, de Zeemeeuw, zooals Berten Rodenbach de Blauwvoet is.

Verschaeve's kunstwerk ontstond uit kristal, uit graniet; blijvend zal het zijn. Zijn lyriek ademt den duur der tijden, fonteint op in een reuzenhymne, in een levend godenstandbeeld, wiens breede Goethiaansche voorhoofd de luchten klieft en aan wiens diep-menschelijke, Schilleriaansche hart de dichters der komende tijden zullen komen schuilen. Een mijlpaal zal Oorda blijken geweest te zijn, niet voor den afstand, maar voor de hoogte! Vlaanderen mag met fierheid op zulk een priester wijzen en heeft niet te wachten om hem te vieren tot het niet katholieke buitenland hier weer, - den zoetgevooisden Gezelle immers is 't ook zoo vergaan, - een hoogst begaafden geestelijke komt ontdekken.

Al willen wij er hier met spijt aan toevoegen, dat Verschaeve's naoorloogsch werk, hoe verdienstelijk ook, jammer genoeg van beschouwenden aard is en de "scheppende" arbeidsperiode reeds voorbij schijnt te wezen. Hij, die zoo bouwen kan, mag voorzeker elders met critisch oog toezien, doch wij vreezen dat zulks geschiedt ten koste van Vlaanderen's dan toch maar arme, lyriek...

De oppervlakkigste studie volstaat om in "Jacob Van Artevelde" de hand van een meester te voelen: het eenvoudige inhoudsverloop en het gevoelvolle beeldrijke uitwerken ervan verraden zulks van stonden aan. Een geslaagde en volgehouden samenkoppeling dier twee factoren immers is de stevigste grondslag van elk magistraal epos.

En kan de intrige (de figuren uitschakelend) eenvoudiger, klaarder zijn? Een kind begrijpt het, net zoo goed als het zijn bouwdoos kent. Het weet dat, wanneer het (in plaats van den Meitak op zijn huisje te steken) aan de grondvesten de steunblokken begint weg te rukken, de sluitsteen losraakt en het heele werk inelkaar zakken...moet. Dat kan niet anders, "Jacob Van Artevelde" is precies hetzelfde: [???] vangt aan met een haast afgewerkt gebouw, waarop de kroonlijst nog moet geplaats; maar ieder tafereel verbrijzelt een pijler; tot bij het slot het geheel te pletter stort op jacob's hoofd.

Op dit waterklare historische gegeven rijst echter breed en hoog de diep wortelschietende uitbeelding der Gentsche groep, die hier tragedisch de heele menschheid vervangt. En hier is de essentie, de algeheele kunstwaarde van het spel. Het duizendkoppig volk stuurt zijn vertegenwoordigers af en deze spelen, concentreerend, het zwaar drama af, in een natuurlijke opeenvolging van gedachten, veeten, daden. Zelfs ware de weergegeven geschiedenis ons volkomen vreemd, dan nog zouden wij het einde makkelijk kunnen voorzien. Moderne schrijvers hebben dit procédé willen benaderen, doch zijn halsoverkop in het fatalisme gestuikt. Verschaeve staat ver daar boven: hij is gebleven bij het volledig uitdiepen der menschelijke karakters, bij het juist bepalen der daaruit voortvloeiende toestanden en logische volgt de ontknooping.

Jacob, de wijze, bespraakte man, ziet, over de menschen heen, aan den horizont de mogelijkheid van de verwezenlijking zijner droomen. Hij staat heel hoog en ziet die vergezichten duidelijk bereikbaar. Niemand echter begrijpt hem, zelfs niet zijn vrouw Cathelijne; die hem blindelings met eerbied, met fierheid volgt. Haar hoogmoed is dan ook een doorn in het hart van de kroegdeerne Geertrui, die, opgehitst door nijd, bij middel van haar scherpe sluwe mond, ...] Geeraert Denys, den hartstochtelijken, [???] man uit het volk, weet op te ruien tegen Jacob (door wien Cathelyne zoo hoog klom). De doodslag op Jacob sluit alles af! Maar tevens in: een zedeles voor ieder in 't algemeen en voor de vier genoemde figuren in 't bijzonder. Want ieder van hen heeft op toer zijn schuld geuit of minstens gevoeld.

Dit heeft Verschaeve uitgewerkt in een letterkundoge taal van eerste gehalte: krachtig en teeder, breed uitslaand tot aan de einders en stijgend tot aan 't azuur, in dichterlijke ontboezemingen en kletsende zweepslagen. Zijne metriek is de vooroorlogsche en ook de voor-moderne; klassiek is wel haar beste benaming. De lezing van het werk is, natuurlijk voor de meevoelende intellectueelen, een waar genot.

We waren dan ook erg benieuwd te zien hoe deze moderne opvoering zou uitvallen, te meer daar vóór den oorlog de vertooning in dezelfde zaal geen volle bevrediging gaf. Trouwens, er was veel belangstelling, al schenen, te oordeelen althans naar het uiterlijke, de meeste toehoorders recht- of onrechtstreeks met de Poësis of de Rhetorika in betrekking te staan.

Staf Bruggen bezorgde regie, dekor en kostumeering, en vervulde de titelrol. Een reuzenwerk, dat hem dan ook boven het hoofd uitgroeide; want 't was ons bij poozen een echte tegenvaller al blijven wij denzelfden eerbied koesteren voor zijn machtige kunde. De regie leek ons, bij de woeste spreektooneelen, soms erg slordig en nooit konden de spelers met hun tiental de illusie van "volk" verwekken, spijts hun gestyleerd stemuitrekken, waarin ten andere alleen Judith Van Gelder vermocht te lukken. Zoo bij dergelijke scènes het decor de speelruimte op een vierde bracht, zou dan die kleine schare er niet in lukken een massa uit te beelden? Trouwens, de tooneelschikking scheen ons niet gelukkig: het achterdoek was goed, klaar symbolisch, maar past geenszins om al de bedrijven in te kleeden. Ook de twee zware kolossen op het voorplan, al zijn ze wellicht van praktisch nut, fungeeren maar als een tweede, onnuttige omlijsting; estetisch vonden wij er weinig aan. En wat het spreekgestoelte daar den heelen avond doet, is ons niet duidelijk; ons kwam het voor als een bewijs van gebrek van achterscène of mangel aan machinisten. De verantwoordelijke bemeubeleering op het middenplan was alvast voldoende expressief, spijts dat het al te duidelijk bleek dat de houten planken maar voor de gelegenheid aaneengeflanst waren. O.i. moet het moderne decor, dat dan toch, vooral op financieel gebied, zooveel voordeelen heeft tegenover het realistische, beter verzorgd zijn om te kunnen voldoen. De kostumeering was sterk aansprekend door zijn goed gevonden koloriet. De opgeefster was sterk bij stem, in zoo verre dat de acteurs dikwijls als gewoon luidspreker fungeerden. Kan daaraan niet verholpen door een constructieve wijziging van decor?

Staf Bruggen presteerde persoonlijk flink, al zouden wij in het gezelschap een slanker acteur en een met zoeter stemgeluid wel kunnen vinden, dus een voor die rol beter geschikt. Summa summarum, 't was voor hem een te zware krachttoer; we voorzien nochtans dat de volgende opvoeringen beter zullen meevallen.

Jan Paalt bracht als Van Steenbeke misschien wel de gaafste vertolking; waarom een tweede rol hem opsolferen? Maurits Hoste was een Geeraert Denys in vleesch en bloed en mag onvoorwaardelijk gelukgewenscht, terwijl wij uit de vrij talrijke nevenbezetting nog R. Verheyen willen lichten om zijne kordate actie.

De dames voldeden: Tilly Van Speybrouck was wel wat te mat als Cathelijne, terwijl Em. Demoor prachtige momenten had als Geertrui.

Een spijtig iets vonden wij het feit dat de vertooning eerst na half negen aanving en eindigde op middernacht. Zoo zal het Vl. V. moeilijk bezoekers kunnen aantrekken uit de voorsteden, laat staan buitengemeenten. Kan de technische dienst daar niets aan verhelpen?

P.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ C.Q.: "Jacob van Artevelde... 1927-05-15
    Cyriel Verschaeve • Jacob Van Artevelde • Staf Bruggen • artevelde • Vlaamsch Volkstooneel • verschaeve • (date-year) 1927
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
    Cyriel Verschaeve • Jacob Van Artevelde • Albrecht Rodenbach • volk • artevelde • verschaeve • jacob
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
    Cyriel Verschaeve • Jacob Van Artevelde • Albrecht Rodenbach • Staf Bruggen • Vlaamsch Volkstooneel • verschaeve • William Shakespeare • staf bruggen
  4. ◼◻◻◻◻ J.B.: Katholiek Toneel te ... 1927-04-08
    Staf Bruggen • Vlaamsch Volkstooneel • (date-month) 1927-04 • (date-year) 1927
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "Goud" van O'Neill... 1928-11
    Staf Bruggen • Vlaamsch Volkstooneel • staf bruggen
  6. ◼◻◻◻◻ Anon.: Muziekpaljassen... 1930-01-04
    Staf Bruggen • Vlaamsch Volkstooneel • staf bruggen
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "Hamlet"... 1927-10-10
    Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1927 • William Shakespeare
  8. ◼◻◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924
    Cyriel Verschaeve • leven • Dirk Vansina • Johann Wolfgang von Goethe • Vlaamsch Volkstooneel • volk • William Shakespeare
  9. ◼◻◻◻◻ D.W.: Gaat u zitten... 1927-03-20
    Vlaamsch Volkstooneel • leven • (date-year) 1927
  10. ◼◻◻◻◻ Gerard Walschap: Een monographie over... 1935-11
    Cyriel Verschaeve • leven • Albrecht Rodenbach • Dirk Vansina • Johann Wolfgang von Goethe • Guido Gezelle • verschaeve