Anton van de Velde: "Tijl"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Kritische Bijdragen. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 117-126.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Anton Van de Velde :... 1926-02-09
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Loop... 1926-04-11
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Nuanc... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Puteman: "De ... 1926
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926

Anton van de Velde

« TIJL »

De jongeren waartoe Anton van de Velde behoort, beschouwen het tooneel als een apart kunstvak, geheel los van de literatuur -- een opvatting, die kan bijgetreden worden... Tooneelwerk, dat in de eerste plaats literair is, zal bij opvoering stranden. Dit staat buiten kijf. De auteur, die «literair» denkt en schrijft, werke niet voor het tooneel.

Daarentegen, wat als goed theater beschouwd wordt, blijkt heel dikwijls niet veel zaaks te zijn op literair gebied. Het blijft niettemin waar, dat de machtigste dramatische meesterwerken uit de oudheid, waaraan de zgn. vernieuwers van dezen dag niet durven of kunnen tornen, zeer groote literaire kwaliteiten bezitten en hieraan hun onverwoestbaarheid te danken hebben !

We laten nu den schrijver zelf zijn standpunt verdedigen en ontleenen daarom het volgende aan zijn « verantwoording» :

« Toneel moet onze woordvoerder zijn voor de aktueele noden ideëen. 't Gewone fait-divers, het nut- en futloze «geval», het geest-verwoestende driehoeksgeleuter, dagtekenen uit vervaltijd. We wensen toneel te zien, in 't licht van fantazie, als de ideëele en plastieke weergave van wat in de gemeenschap leeft en roert.

Tusschen schrijver (ein komponist) en publiek staan regisseur en acteur (actrice). Is 't te veel gezegd, zo we de auteur tevens acteur wensen? We achten 't haast noodzakelijk. Toneel wordt geschreven om gespeeld te worden. Het schrijven impliceert dus kennis van spel. Uit de innige samenwerking van auteur-regisseur-acteur (actrice) groeit de opvoering tot homogene verbeelding en verklanking. Kunnen de dramatiek, de tragiek der huidige wereld door de verjongde gedachte anders uitgedrukt worden dan félritmies?

't Kalme wentelen van de tijd (zo begon ook déze eeuw) is nu ineens overgeslagen tot verbijsterende ritmiek. In plastiese kunst dringt dat jonge geweld door als 'n schreeuw. In woordkunst ook. En vermits toneel plastiek en woord als essentieele bestanddelen omvat, kan 't niet anders dan ritmies zijn. Dinamies-ritmies. »

* * *

Neen, het in onsamenhangende taal geschreven stuk van Anton van de Velde kan niet als « literair » gedoodverfd worden. Het is, bij lezing, slechts in zooverre genietbaar als men zich de scenische verwezenlijking voorstellen kan en genoeg verbeelding bezit om te kunnen beseffen wat de acteurs van hun rollen maken zullen en hoe de regisseur den tekst zal omzetten tot een tooneelstuk... Want Tijl is niet veel meer dan een omstandig en tot in de kleinste bijzonderheden uitgewerkt scenario met aanduiding van hetgeen de optredende personen zeggen moeten en wel omdat de auteur besefte, dat het in dezen tijd niet meer (of nog niet) gaat de spelers met enkel de noodzakelijkste aanduidingen op het tooneel te zenden. De acteurs vervullen evenwel bij de opvoering van een drama als Tijl een veel voornamere rol dan bij het spelen van een gewoon stuk. Zij vertolken niet. Zij volledigen, zij bouwen uit. Ze hebben overigens niet altoos sterken hou-vast aan het woord van den auteur, die hun de typeering en de karakteriseering der personen voor een ruim gedeelte schijnt over te laten. De tekst-zelf geeft daaromtrent slechts luttele aanduidingen...

Blijkbaar deelt Anton van de Velde, zoo niet geheel dan toch gedeeltelijk, de opvattingen van den Rus Alexander Tairoff, voor wie de zgn. tooneelliteratuur enkel materiaal is, waarmee regisseur en speler het stuk scheppen !

Tijl is niet literair... Daarom was de opvoering een verrassing en een meevaller, na een lezing, die weinig genot bood. Wel viel het op onder het spelen, hoezeer de auteur-zélf nog de gevangene is van de literatuur in haar verderfelijkste gedaante. Zijn vorige werken, -- « Christoffel», « De Gekke Gast» -- wier waarde wij niet onderschatten, vertoonden de kenmerken eener literaire oververzadiging. In Tijl daarentegen is er een te-veel en een te-weinig aan literatuur... De algemeene vorm is door zijn gebrek aan samenhang onliterair. Maar opvallend zijn de tallooze literaire bevliegingen, waaraan de auteur geen weerstand bieden kon toen hij zijn thema uitwerkte. Op de gehakte dialogeering dreef de schrijver de bloemekens van de hem eigen holle en vooze rhetoriek. Het is juist het gemis aan algemeen letterkundige waarde, die, met de vergankelijkheid van het in zijn voorbijgaande vormen willekeurig ontwikkelde thema, de leefbaarheid van dit werk in de toekomst ondermijnen.

Het ontbreekt Anton van de Velde al te zeer aan soberheid opdat hij gauw het ideaal, dat hij in zijn verantwoording omschrijft en waarop we groote verwachtingen durven bouwen, bereiken zal. Hij hecht te veel belang aan de schittering van wat hij voor geestig houdt en dat niets meer is dan valsch vernuft. Hij meent diep-grondige wijsgeerigheid te hebben bereikt, wanneer hij een gemeenplaats met holle zinnen heeft omkleed... Hier past de uitroep : Woorden... woorden... woorden... Dat is wel degelijk zwakke literatuur, die den gang van het dramatisch gebeuren bemoeilijkt...

* * *

Een spel als « Tijl » beoordeelen naar den tekst alleen, ware zondigen door een opvallend niet-begrijpen van het wezen van het tooneel, dat een complex van velerhande kunstuitingen omvat. Nieuw is dat niet. Woord, kleur, lijn, rhythme, of zoo men wil: woordkunst, architectuur, schilderkunst, spel en dans, muziek... dragen bij, werken samen tot het ontstaan van een nieuwe, onafhankelijke eenheid : het drama...

Dat is bij Van de Velde gebeurd. De insceneering in haar geheel beschouwd kon niet anders zijn dan ze was. Ze bleek een uitspruitsel van het drama-zelf. En het drama bestond zonder deze bepaalde insceneering niet. Ze was modern, want nieuw. Maar is moderne insceneering niet een verkeerde woordenkoppeling. Er bestaat enkel een insceneering die noodzakelijk is en verschilt volgens den aard van het stuk. Die insceneering is noch oud noch nieuw. Zij dringt zich op. Waar dit niet het geval blijkt te zijn is zij verkeerd, want gewild. Hoeveel stukken werden er in den huidigen tijd niet geschreven ter-wille van de insceneering, waaraan de structuur van het drama ondergeschikt werd gemaakt ! Vooral de navolgers van Teirlinck en zijn drieluikstukken, hebben zich aan dergelijke verplaatsing van het dramatisch zwaartepunt schuldig gemaakt en van hen kan absoluut niet worden gezegd, dat zij op ernstige wijze bijdragen tot vernieuwing van de tooneelkunst. Zelfs diegenen, welke vijandig staan tegenover het streven van Anton van de Velde, zullen moeten bekennen, dat hij in «Tijl» iets nieuws realiseerde, waarbij geen sprake kan zijn vorm en inhoud te scheiden. Zoo hij met één slag niet zijn meesterschap vermocht te bewijzen, dan zijn er in dit werk toch genoeg kwaliteiten aanwezig, die ons het recht geven verwachtingen te koesteren.

* * *

Van het procédé, dat Teirlinck, en de jonge auteurs, die hem volgen -- Putman (Looping the Loop -- De Doode Rat), Delbeke en Walschap (De Vuurproef), Bertha van Damme de Deken (Het verre Dorp), -- lief en vertrouwd werd, vinden wij in Van de Velde's Tijl toch eenig spoor. En wel in het eerste bedrijf. We herinneren ons Tijl's droom, waarin Ahasverus, de Vliegende Hollander, Don Quichotte uit de nevelen der onbewustheid opdoemen en een vrij mal figuur slaan. Het optreden van niet één dezer figuren doet aan als een noodzakelijkheid, ook al zijn zij, volgens den schrijver, de dragers van het eeuwig verlangen en de onrust, die er leeft in den geest der volkeren. Symbolen krijgen eerst dan beteekenis, wanneer zij direct aanspreken. Zij zijn immers de scherpste synthese van een of andere gedachte... Wat de intenties van den schrijver vernietigt is het feit, dat hij later een heel andere beteekenis schijnt te willen hechten aan dezelfde symbolen. Don Quichotte en de franskiljon Saturé de Bel-Esprit lijken slechts één persoon te worden, terwijl Ahasveer de plak zwaait in den bar waarin Tijl's ouderlijk huis -- Vlaanderen -- herschapen werd.

Wel kunnen we het verschijnen van Nele wettigen, die Tijl wenkt, zoodat hij besluit terug te keeren naar het ouderlijk huis, naar Vlaanderen, waar de geliefde als asschepoes leeft aan den haard van den franskiljon Markies Saturé de Bel-Esprit.

In het tweede bedrijf dan, poogt van de Velde het franskiljonisme belachelijk te maken. Hij slaagt er niet in zich los te werken uit conventie en traditie. Dat de scène tusschen de verzen-lezende geaffecteerde markiezin en haar onbevredigde dochter, min of meer de herinnering wekt aan de « précieuses » door Molière geteekend, houden we voor een toevalligheid. Maar we willen er toch op wijzen, dat Anton van de Velde's voorstelling van het franskiljonisme niet veel verschilt van diegene, welke we kennen uit de tooneelspelen en kluchten onzer eerste dramaturgisten van na 1840 ! Alles wordt in dit tooneel symbolisch bedoeld. De klok staat stil wat beteekent, dat net franskiljonisme doodend werkt op de energie der menschen en allen vooruitgang belet. Lamme, die hout zaagt kwetst zich aan den vinger, en de half hysterische dochter van Saturé de Bel-Esprit verbindt hem. Dat is -- zooals het in het Antwerpsen taaleigen heet -- een « doeksken voor 't bloeden ». En we herinneren ons, hoe deze zin wel eens gebruikt werd ter karakteriseering van de Vlaamsche taalwetten in populaire politieke artikels. Als zinnebeeld lijkt dat alles eerder naïef en kinderlijk ! Van hetzelfde allooi is ook de symboliek, die Nele met Asschepoester vereenzelvigt. En Lamme, die als werkos fungeert en die soms « Menapiër » genoemd wordt, vertegenwoordigt de arbeidende Vlaamsche massa en haar dienstbaarheid... Tijl komt Nele en Lamme verlossen. In een «episch illusionair gevecht» doodt hij den markies, die plots wordt bezield met « Don Quichotte-waanheroïek », zooals de auteur het zelf meedeelt, misschien wel daartoe genoopt door het besef van het gebrek aan klaarheid in zijn feitenvoorstelling.

Op zich-zelf beschouwd lijkt ons dit tweede bedrijf toch de meest interessante en evenwichtige tooneelen van het heele werk te bevatten.

-- De moreele en stoffelijke verwording van Vlaanderen wordt in het derde bedrijf uitgedrukt. Tijl's ouderlijk huis, dat vroeger « In den Uil » heette, werd vervormd tot een nachtkroeg. Het heet nu « Chantecler » en wordt gehouden door John, die niemand anders is dan Ahasver: een incarnatie van de internationale financie ? Lamme's vrouw heeft zich voor goud aan John verkocht. Zij lokt de klanten: vage geleerden, die in woorden zwelgen, formules lanceeren, slagwoorden uiten en niets bereiken... Het is klaar, dat de schrijver hiermee de politiekers bedoelt, die Vlaanderen met taalwetten in slaap wiegen willen... De enkel om stoffelijke genietingen bekommerde Lamme voelt eindelijk scherpe verontwaardiging. Hij voert Belleken mee. Maar nu wordt Nele, die Tijl's ouderlijk huis wilde weerzien, door een dronk haar geboden door de automaten, in slaap gedaan. Weer een gemakkelijke toepassing van een slagwoord uit een flamingantisch artikel : Vlaanderen wordt gepaaid en gesust met woorden en beloften ! Als symboliek is dat alles niet sterk.

Tijl stormt vol verwachting het oude lieve huis binnen en, zooals Jezus de schacheraars uit den tempel jaagde, drijft hij thans al de vreemden van zijn erf. Hoe groot is zijn ontgoocheling wanneer hij Nele ingesluimerd vindt. De wanhoop grijnst hem aan. Zal Nele -- Vlaanderen -- lang slapen ?... Zal ze sterven ? ... Tijl gaat heen. Doch eens keert hij terug.

In dit bedrijf, dat niet door hechte banden aan het vorige verbonden blijft en ook niet een andere zijde van het onderwerp belicht, wordt de symboliek, die doel en middel is van het stuk, niet versterkt. We vragen ons af of een door verfransching ondermijnd Vlaanderen nu precies op een nachtbar gaat gelijken. Dergelijke voorstelling biedt overeenkomst met die van menig romantisch flamingant, die in de vervlaamsching een middel zag om alle zedeloosheid te bestrijden en een dam op te werpen tegen de nieuwe ideeën. Dit streven werd uitgedrukt in het slagwoord : « Eigen taal, eigen zeden ». Het thema werd sedert Van Peene ettelijke male behandeld !

Als scenisch beeld leek ons het derde bedrijf het beste van het heele stuk en dit ondanks de tekortkomingen van den auteur, wiens simplistische symboliek heel wat minder krachtig werkte dan in den loop der vorige akte. De impressie van een bar-milieu werd wel degelijk gewekt. Die indruk was direct en stevig, dank zij vooral decors en muziek. Het expressionistisch tooneel, dat een synthese van gewaarwordingen doet ontstaan en den analytischen weg mijdt, bereikte in dit derde bedrijf een hoogtepunt, dat we nimmer in de jongere, zich expressionistisch noemende Vlaamsche dramakunst benaderd zagen.

Het vierde bedrijf is... nutteloos en bepaald zwak, van veel minder beteekenis nog dan de eerste akte die dan toch de voorstelling inleidt. Wat Ali-Baba en Robinson Crusoë op het tooneel komen doen, blijft ons een raadsel. De dwaze vertooning met Vander Zenne, die het Brusselsche gezag, dat opstandige Vlamingen ketent, incarneert, kon worden gemist. De eenige interessante zin uit dit heele bedrijf wordt door den ontmoedigden Tijl geuit, wanneer hij Robinson ontmoetend, zegt: Godlof, géén Vlaming!... Dat klinkt zoo heel anders dan de idealistische woorden van sommige Vlaamsche leiders, die zwoeren het Vlaamsche volk te zullen redden... ondanks zijn laksheid, ondanks zijn Lamme-goedzak-mentaliteit... ondanks het streven van den internationalen Ahasveer en de slaapdrankjes der met formulen schermende wereldhervormers...

Is dit versagen van « Tijl » niet een veeg teeken ? Of enkel een uiting van het wrange pessimisme, dat den schrijver van deze gekke historie en van « Christoffel » en «De zonderlinge Gast» ingeboren schijnt ?

De religieuse geest spreekt niet zuiver uit van de Velde's werk. Hij zet een christelijk motief aan, waar hij Tijl knielen doet vóór het beeld van O. L. V. van Vlaanderen, in het eerste bedrijf. Van een uitwerking vonden we verder geen spoor. De schrijver heeft de dramatische waarde van dit godsdienstig symbool niet weten uit te drukken en overigens niet omgezet in dynamische krachten, waardoor de ontwikkeling van zijn verbeelding zou beïnvloed worden. Alleen in het vierde (nuttelooze) bedrijf duikt de figuur van O. L. V. van Vlaanderen weer op. Waarom met dit beeld niet innig verbonden de hoop op een blijdere toekomst ? Waarom brengt de ontgoochelde Tijl niet het offer van zijn pessimisme aan Vlaanderen's beschermster ? Ten andere : een Tijl, die versaagt, kan niet meer beschouwd worden als den geest van Vlaanderen. Anton van de Velde heeft hem uit de hoogte van zijn symbolische eeuwigheid in de banaliteit van het aardsche gesleurd.

We zouden voor van de Velde's Tijl, waardoor « in woedende fantazie, het wedervaren van Vlaanderen's geest door den tijd en door de wereld » heet uitgebeeld te zijn, een ondertitel willen voorstellen. En wel: Symbolisch-groteske revue. Want meer dan eens wordt de lijn, die het drama van de revue scheidt, overschreden in dit fantastisch gewrocht, dat zich zelden ontwikkelt op het plan van het algemeen-menschelijke... In de voorstelling der feiten grijpt bovendien voortdurend een vervorming in de richting van het groteske plaats. Het lyrisme, dat soms over den dichter vaardig wordt, jaagt de beelden voort en de daardoor veroorzaakte opwinding, doet sommige tooneelen voorkomen als hallucinaties...

* * *

De invloed van het gewraakte realisme blijft sterk nawerken in dit als zuiver zinnebeeldig bedoeld drama. van de Velde's symbolen wortelen diep in de werkelijkheid, waarvan zij te vergeefs pogen de essentie weer te geven ! En dat Tijl «de geest» en Nele «het hart» van Vlaanderen belichamen, kunnen we enkel maar aannemen omdat de auteur het zelf uitdrukkelijk verklaart, en omdat wij allen in ons de herinnering bewaren aan de beelden, die Charles de Coster van Uilenspiegel, van zijn geliefde en van Lamme-den-smeerbalg, ontwierp ! Wat lijkt van de Velde's plastisch vermogen nog zwak ! Zijn « Brabo » illustreert bizonder goed wat we hooger bedoelden toen we zijn stuk een «revue» -- een revue met artistieke hoedanigheden dan -- heetten. Brabo is een revue-figuur. Meer niet. Hij dwaalt als een hulpelooze door het stuk, tot de schrijver hem verdwijnen laat, op dezelfde willekeurige wijze als gemeenlijk een revue-figuur het doet...

* * *

«Tijl» blijft evenwel een interessante poging om het tooneel -- zoo uiterlijk als innerlijk -- te vernieuwen... Er is in dit stuk merkbaar een prijzenswaardig streven naar verheffing en vergeestelijking, dat echter niet tot een bevredigend welslagen voeren mocht. De première ervan vormt zeker een sensationeel feit in de geschiedenis van het nieuwste tooneel. Een «datum» was het niet, en ook geen overwinning. Misschien wel: een uitgangspunt...

(1) Das entfesselte Theater. Aufzeichnungen eines Regisseurs... 1923: Potsdam: Kiepenhauef -- 112 bl. ill.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Anton Van de Velde :... 1926-02-09
    don quichotte • Anton Van de Velde • nele • Christoffel • Herman Teirlinck • Tijl • vlaanderen • velde • vlaamsche • auteur • tijl • woorden • bedrijf • De zonderlinge gast • (date-year) 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Loop... 1926-04-11
    Willem Putman • schrijver • (author) Lode Monteyne • Anton Van de Velde • Doode Rat • drama • auteur • bedrijf • Looping the loop • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Nuanc... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • tijd • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Puteman: "De ... 1926
    Willem Putman • schrijver • (author) Lode Monteyne • Anton Van de Velde • Doode Rat • drama • (date-month) 1926-00 • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • M. • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • woorden • (date-year) 1926 • tijd
  6. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • tijd • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  7. ◼◻◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924
    Willem Putman • Gerard Walschap • Christoffel • Herman Teirlinck • vlaanderen • Anton Van de Velde • Frans Delbeke • vlaamsche • geest • De zonderlinge gast • tijd
  8. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Het ... 1928-02-11
    Willem Putman • Gerard Walschap • (author) Lode Monteyne • Frans Delbeke • Doode Rat • drama • auteur • bedrijf • woorden • Looping the loop
  9. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    (author) Lode Monteyne • M. • drama • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ward Schouteden: "Je... 1927-01-09
    Anton Van de Velde • schrijver • (author) Lode Monteyne • Willem Putman • drama • vlaamsche • auteur • Tijl