Paul de Mont: "Nuances"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Koorn en Kaf. Antwerpen: Het Tooneel, 1928, pp. 28-33.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Jef Horemans: "Slang... 1926
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "De Sp... 1928

« NUANCES »

Drie personages beheerschen in «Nuances », dat door De Mont «een spel van den oorlog in drie tafereelen» wordt geheeten, de handeling, die in dezen tijd doch in een onbepaald land tot voltrekking komt. Het zijn: Monseigneur, een prins van vorstelijk bloed, -- miss Gloria, een miljoenairsdochter, zijn verloofde; -- en Ursmar, zijn oppasser. Deze laatste is feitelijk de hoofdpersoon van het eerste tafereel, dat wel als een aanvullend bedrijf van Multatuli's «Vorstenschool» zou kunnen worden beschouwd -- al is de toon ook geheel verschillend. De op zijn prerogatieven gestelde kamerdienaar Ursmar filosofeert over den oorlog. Hij karakteriseert het krijgsbedrijf in al zijn wreedaardige nutteloosheid met het vlijmende sarcasme en tegelijk met de schijnbaar zorgelooze luchtigheid van iemand, die in de paradoxen van Shaw zijn dagelijksch geestesvoedsel zocht. Monseigneur wordt gewond. Hij wordt verpleegd in het hospitaal door miss Gloria opgericht. In het enge kamertje ijlt hij. Zijn visioenen worden uitgebeeld op het proscenium. Al de ellende van de door den dood beloerde soldaten wordt in dit tweede tafereel als een gruwelijke werkelijkheid verbeeld.

Na dezen opgang kunnen we enkel de mindere sterkte betreuren van het derde tafereel, dat beheerscht wordt door de Gloria-figuur, als incarnatie van het vrouwelijke lijden. De tragedie, die de hoogten van het algemeen menschelijke had bereikt, komt niet tot volledige ontplooiing.. De opgaande lijn lijkt gebroken nu het gebeuren, dat zich in het tweede bedrijf boven de persoonlijkheden van Gloria, Monseigneur en Ursmar had verheven, weer door de grenzen van intiemer leed en individuëeler voelen wordt beperkt en verengd. Door de in schijn luchtige paradoxen van Ursmar worden we terug binnengeleid in het Vorstenschool-milieu van het aanvangstafereel. Na de tragiek van het vorige bedrijf vermoeit echter het gepraat van Ursmar, den vertegenwoordiger van de ouderwetsche opvattingen, die aftreden zal wanneer hij merkt hoe de nieuwe geest zegevieren gaat. Gloria en Monseigneur trouwen. Zij zullen de door den oorlog geslagen wonden heelen.

« Nuances » wil modern werk zijn. Willem Kloos achtte het destijds -- en nu nog! -- telkens weer noodig te formuleeren, wat poëzie was en wat enkel berijmd proza heeten mocht. Mogen we hem navolgen voor wat de bepaling van het begrip «modern tooneel» betreft? Wanneer wij «Nuances» als «modern» bestempelen, dan bekommeren wij ons geen oogenblik om den uiterlijken vorm, om den bouw van het stuk, die tot het bezigen van min of meer ongewoon gekleurde of grillig omlijnde schermen, kortom tot een zgn. moderne insceneering kan aanleiding geven... Nuances heeten wij «modern» wijl daarin aspekten van het hedendaagsche leven worden gedramatiseerd en wij achter elk woord de beweging gewaren van een geest, die speurt naar een antwoord op de groote sociale, economisch of ethische vraagstukken, waarop deze tijd -- deze na-oorlogsche tijd! -- zijn aandacht vestigt.

Paul de Mont bekijkt in Nuances het oorlogsbedrijf, dat hij zelf meemaakte, met een opvallende nuchterheid. Het wreede gebeuren wordt een voorwendsel tot het formuleeren van paradoxale kantteekeningen, die uit de woordenwarreling opschieten lijk vuurpijlen, een oogenblik flonkeren, maar dan uiteenspatten in gauw gedoofde gensters. Eén persoon, in het stuk, lijkt hoofdzakelijk belast met het afsteken van dat vuurwerk van vernuftige zetten. Het is Ursmar, de filosofeerende lakei, die Monseigneur op het oorlogspad gevolgd is tot in de loopgraven.

Ursmar is een slaaf van de étiquette, lijdend aan beroepsmisvorming, die elke gebeurtenis van uit een zeer bijzonderen gezichtshoek beschouwt. Hij vermeit zich veel meer in spitsvondigheden, waarmee hij zijn aphoristische uitingen kruidt, dan wel in werkelijk diepzinnige bespiegelingen. Hij zoekt en vindt « nuances », -- schakeeringen in opvattingen en gedachten -- waarvan hij het bestaan ontdekt na een kalme, in koele woorden geformuleerde studie van menschen en dingen.

Ziehier hoe hij den oorlog -- het centrum van belangstelling in dit stuk! -- beschouwt in verband met vorstelijken plicht en waardigheid :

-- «De oorlog is voorwaar van oudsher vorstenwerk geweest: maar niet noodzakelijk eigenhandig werk. Er is een tijd geweest, toen de prinsen op de slagvelden verschenen: de soliditeit van de wapenrustingen en het decorum waarmee zij zich konden omringen lieten zulks toe. Maar sinds de vuurwapens op de slagvelden verschenen zijn, zijn de prinsen van het tooneel verdwenen. Op het eerste zicht kan het modern lijken hier een prins aan te treffen: eigenlijk is het een anakronisme. »

Reeds eerder heeft Ursmar aangemerkt:

«Wat voor een gewoon mensen plicht is, wordt voor een prins gevaarlijk dilettantisme... Dit zijn nuances.»

Zoo filosofeert Ursmar bijna voortdurend in het eerste en in het laatste bedrijf. In het middenste, dat de hoofdmomenten van het stuk brengt, schijnt de majesteit van den Dood ook den los getongden vorstenlakei te imponeeren, en spreekt hij minder. Toch poogt hij af en toe, en dikwijls met positief resultaat, de aandacht op zich te vestigen door het verwoorden van weer nieuwe kantteekeningen.

Het hoeft wel niet gezegd, dat al deze marginalia niet even oorspronkelijk blijken. Het zijn dikwijls veel meer resultaten van een zeer eenzijdige, op het maken van paradoxen gerichte, geestesgymnastiek, dan van een naar den innigen kern der levensraadselen vorschend denken of van een peilen naar de eeuwige roerselen van het gevoelsleven.

Het is wel opvallend hoe angstvallig deze katholieke auteur het vermijdt, den oorlog te beschouwen in het licht der christelijke levensopvatting en er niet aan denkt Ursmar even maar de «nuances», waardoor de goddelijke gerechtigheid zich van de menschelijke beginselen onderscheidt, te laten aanduiden. Het in fantastischen toon gehouden tweede bedrijf kon opgebouwd zijn geworden op een ondergrond van dieper religieus voelen en had den toeschouwer kunnen opvoeren naar een hoogere werkelijkheid, waar de betrekkelijkheid der aardsche verhoudingen ophoudt te bestaan en het verheven menschelijke de goddelijke essentie benadert. In dit bedrijf zou dan ontstaan zijn het beeld van den hoogeren Vrede in God, waarvan de straling toch eens de kleinere wereld der menschelijke hartstochten zal verlichten.

De schrijver waagde slechts een poging in die richting. Maar hij zocht veeleer de koelte der Waarheid dan de warmte van de Liefde.

Heeft de auteur uit kieschheid gehandeld? Heeft hij bewust elk aanrakingspunt van het oorlogsprobleem met het religieuse denken en voelen, vermeden? We moeten op deze vraag het antwoord schuldig blijven.

Toch meenen we, dat het artistiek kunnen van Paul de Mont veel meer zijn oorsprong vindt in het koele vernuft dan in de innigheid van een bewogen gemoed. Wellicht ook was zijn voorliefde voor Shaweske paradoxen en geestige marginalia een hinderpaal, die hem belette het probleem te verplaatsen in het licht van hooger geestelijke strevingen.

Waar wij in het tweede bedrijf hoopten de stem eener hoogere waarheid en eener verheven goedheid te vernemen, hooren wij enkel het snerpend geluid van Paul de Mont's striemende sarcasmen.

Het is vooral Ursmar -- in het tweede tafereel geholpen door een paar «dooden» -- die het vernuft van den auteur doet gelden. Hij is niet meer dan een ledepop, bewegend naar den wil van zijn schepper! Die kamerknecht is, bij nader inzicht, een onuitstaanbaar pedant, die veelal vernuft voor wijsheid verkoopt. Hij verveelt. Men gaat reeds van in het eerste bedrijf zijn ontslag uit den dienst verlangen. De toeschouwer is natuurlijk onmeedoogend tegenover dergelijken theaterlakei, die feitelijk den schrijver tot spreekbuis dient. Op het tooneel kunnen «gedachten » eerst dan boeien wanneer ze bij de overige personages uit het stuk een reactie wekken. Zoo wordt uit de botsing der ideeën, niet enkel geboren het licht, dat de auteur in de hersenen van het publiek wil doen schijnen, doch ook de handeling, die op de planken onontbeerlijk blijft.

We zouden echter de waarheid in 't gedrang brengen, indien we lieten veronderstellen, dat het heele drama gemakkelijk te herleiden is tot een monoloog van Ursmar. Dat is wel zóó in het eerste en in het derde bedrijf. Daar hecht de schrijver een veel te overwegend belang aan deze lakeienfiguur en verwaarloost hij een paar personen -- lijk Peter en Ulen -- die met méér klem, dan nu het geval is, de opvattingen van het volk omtrent begrippen als « vaderland », « patriotisme », « oorlog » enz., hadden kunnen weergeven. Maar zelfs het gedachten- en gevoelsleven van den prins en van de op hem verliefde miljonairsdochter Gloria, blijft

ons verholen! Beide personages, vertegenwoordigers van de bezittende en leidende standen, zijn enkel schimmen... flirtende schimmen! Het weinige kernachtige, dat zij zeggen, wordt door het aanhoudend praten van Ursmar overspoeld.

Hierdoor blijkt het belang van het eerste en laatste tafereel in aanzienlijke mate verkleind. Het eerste bevat, buiten Ursmar's pseudo-diepzinnig gebazel, enkel wat flirtage tusschen den prins en Gloria, die ter vertolking van haar hartstocht slechts banale woorden vindt -- en verder nog de al te los geschetste figuur van Peter... We vinden niet veel meer in de laatste akte, die het bevredigend slot van den flirt brengt met een zeer banaal sentimenteel tooneeltje, waarin een door den oorlog beproefd oud moederken met een prinselijke belofte wordt getroost! Gelukkig komt het tweede bedrijf, waarvan de eerste tooneelen werkelijk merkwaardig zijn, de banaliteit van het vorstelijk liefdeshistorietje met het quasi vernuftig en zelfgenoegzaam gedaas van den mumie-achtigen Ursmar, onderbreken.

De gekwetste Monseigneur wordt door visioenen gekweld. Hij waant zich dood. Met Ursmar betreedt hij het rijk van de groote Stilte en daar leert hij de waarheid kennen en meteen al de onzinnigheid van het wereldsch gebeuren, van den onmenschelijken krijg. We wezen er reeds op: hier was middel om een grootsch visioen van ellende en weedom te verwezenlijken, doch tevens het beeld te ontwerpen van de verzoening die vriend en vijand in de eeuwigheid vereent...

De auteur schiep in dat tweede bedrijf enkele nieuwe beelden voor den modernen Doodendans. Die tooneelen leken wel fragmenten van een fel-levend barleef. Want de kwaliteiten ervan zijn meer beeldend -- meer illustratief, zoo men wil! -- dan echt dramatisch. De bewogenheid is meer naar buiten dan naar binnen gericht. En zoo gaat ten slotte de belangstelling luwen, wijl de stuwkracht der ware actie, die, menschen en gebeurtenissen beheer schend, aan het leven telkens een nieuwen vorm geeft, ook in dit tafereel, waar de schrijver het beproefd procédé van Teirlinck op zeer gelukkige en origineele wijze aanwendt, eerder gering blijkt te zijn!

Het is opvallend hoe weinig verbittering er doorbreekt in dit spel van den oorlog door een oud-strijder met felgehavend lichaam ontworpen. We zouden geneigd zijn hem te verwijten, dat hij met niet meer scherpte zijn oordeel velde over het wreede bedrijf, dat door Ursmar wordt voorgesteld als een zoo nuttelooze als ijselijke grap. «De tragedie van den oorlog» -- het stuk, dat geen verdere definieering dan dezen ondertitel zou behoeven -- heeft De Mont in « Nuances » niet gegeven. Het werd een belangwekkend fragment van dit groote treurspel. Deze spirituëele, om geestigheid en vernuftsschittering wat veel bekommerde auteur zal ons denkelijk niet met dergelijke tragedie verrassen.

In «Nuances» heeft Ursmar-de Mont zijn eigen gedachten -- die veelal zoo erg verrassend nieuw niet zijn -- doen kennen. Een drama is het niet geworden. En hoezeer we de plastische kwaliteiten van verscheidene tooneelen uit het middenbedrijf -- het voornaamste van het stuk -- hoogschatten, toch wordt daardoor de dynamische kracht van het geheel, waarin de polsslag van het Leven niet zoo bijzonder sterk waarneembaar is, niet verhoogd. «Nuances », dat boeit bij de lezing, is meer een gedialogeerde philosophische beschouwing met dramatische gedeelten en literaire kwaliteiten, dan wel een heusch tooneelwerk.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • tijd • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    Willem Kloos • schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • tijd • (date-year) 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • tijd • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Jef Horemans: "Slang... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • (date-month) 1926-00 • George Bernard Shaw • bedrijf • (date-year) 1926
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "De Sp... 1928
    schrijver • (author) Lode Monteyne • Paul de Mont • mont • Nuances • nuances
  6. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Loop... 1926-04-11
    schrijver • (author) Lode Monteyne • modern • laatste • auteur • bedrijf • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  7. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Teles... 1927-04-09
    schrijver • (author) Lode Monteyne • Paul de Mont • mont • Nuances • auteur
  8. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  9. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: Het ge... 1926-04-03
    schrijver • (author) Lode Monteyne • Paul de Mont • mont • Nuances • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • (date-month) 1926-00 • George Bernard Shaw • bedrijf • (date-year) 1926