Herman Teirlinck: "De vertraagde film"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Kritische Bijdragen voor tooneel. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 7-20.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "A... 1928-03
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ F.D.P.: De Vertraagde film... 1922-03-10
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926

Herman Teirlinck

I

VOOR « DE VERTRAAGDE FILM » .

Ik had wel graag Herman Teirlinck geinterviewd, om daarna te vertellen, wat de schrijver van « De Vertraagde Film » zooal denkt over het tooneel der toekomst. Een dankbaar onderwerp voor zulk een gesprek. Maar Teirlinck, leek er me nu precies de man niet naar om zich heel ernstig te laten ondervragen over een heele boel zaken, waaraan hij, feitelijk, maling hebben moet en waarover hij misschien nimmer heel diepzinnig nadacht. Overigens geloof ik, dat de oolijke, Uilenspiegelachtige Teirlinck al menig interviewer in bet ootje nam. Wat misschien wel de verdiende straf is voor die menschen, wier nieuwsgierigheid soms indringerig moet aandoen en die met de meest pedante tronie van de wereld quasi-gewichtige vragen stellen over dingen, waaraan ze zelf geen belang hechten.

En daarom heb ik Teirlinck maar met rust gelaten.

* * *

Ik meen eens ergens te hebben gelezen, dat Teirlinck zijn kunst gescheiden hield van zijn leven. Voor wie den auteur van het « Ivoren Aapje », « Meneer Serjanszoon », « De nieuwe Uilenspiegel», « Johan Doxa » en « De Vertraagde Film» gadeslaat, zal deze uitlating eerder paradoxaal klinken. Teirlinck lijkt ons een levenskunstenaar, genietend van al wat het bestaan, beheerscht door een veelzijdige en zich immer vernieuwende belangstelling in de wisselingen der uiterlijke en innerlijke aspecten van dingen en menschen, bieden kan. Het gaat niet het wezen van Teirlinck met één zin te karakteriseeren. Van den grooten Streuvels kan men zeggen : Hij is een machtig visionnair, een scherp waarnemer, die in oer-krachtige taal zijn visie van het land vastlegt. En dan komen daarbij de door veel gebruik -- en misbruik -- tot op den draad-versleten adjectieven te pas : stoer, bonkig, en hun synoniemen... Men beproeve het maar eens na lezing van Teirlinck's werk, diens wezen te vatten binnen de afbakening eener uit veel hoedanigheidswoorden en naamwoorden samengestelde literaire formule. Teirlinck is de -- men vergeve mij het triviale der uitdrukking -- cameleon onzer literatuur ! Hij kan in zijn boeken de preciositeit op de spits drijven, zich vermeien in een verfijnde detailleering van de meest ingewikkelde gemoedstoestanden, pervers zijn met virtuositeit en dan weer plots het volle gestraal der zon doen klateren over zijn wereld of door een drastisch levensbeeld in Breugeliaanschen trant geborsteld, de gulheid van een gezonden lach doen opschallen.

Wat is er al niet gezegd over dien allersoepelsten onder de Brusselsche Vlamingen, wiens kunstenaarswezen zoo subtiel blijkt en, vooral, zoo verscheiden. In hem zijn werkzaam de elementen van twee beschavingen: de Latijnsche en de Nederlandsche... Een roman als « Het Ivoren Aapje » zou door een Franschman kunnen geschreven zijn. Maar het eerste boek van zijn «Scharlaken Thijl » is daarentegen gedegen Brabantsch-Vlaamsch. Wie Teirlinck even volgt, merkt iets van die dubbele natuur in hem. Achter den hoofschen, voornamen, soms iets precieusen en dandy-achtigen professor van den kroonprins, wien hij Vlaamsch leerde praten, zit de leuke, ironische, in kostelijke grappen zich verlustigende Brusselaar nauwelijks verborgen. Teirlinck beschikt over een wonderbaar aanpassings- en assimilatievermogen. Men merkt het in zijn kunst. Hij kan zich inleven in het bestaan der bovenste tienduizend en mee genieten de sappige leukheid en drastische originaliteit van het volk. Van die veelvuldige belangstelling en van die veelzijdigheid in zijn bestaan, geeft zijn werk een beeld. Zijn kunstenaarswezen is als een fijn-geslepen steen met talrijke facetten, waarin het leven zich weerspiegelt, fijner omlijnd, subtieler gekleurd dan in de werkelijkheid. Want in Teirlinck leeft vooral de fantasie. Meer dan welk kunstenaar ook is hij een schepper. Met het materiaal dat hij zich assimileerde door zelf genietend en belangstellend door het leven te gaan bouwt hij een heele nieuwe en eigen wereld, die niet met altijd even sterke draden aan de werkelijkheid is verbonden. Het prisma zijner verbeelding vervormt de realiteit. En dit prisma heeft geen onveranderlijken vorm. Het contact, dat deze zeldzame kunstenaar met het leven onderhoudt, wijzigt voortdurend de vlakken van dat prisma, verandert de straalbreking. Teirlinck zal zich zelven nooit gelijk blijven. De schepper van « De Vertraagde Film » heeft maar weinig gemeens met dien van « Het Stille Gesternte » of de « Wonderbare Wereld ». En morgen zal hij weer geëvolueerd hebben. Hij realiseert het perpetuum mobile in de literatuur. En als hij dit leest zal mijn vriend Herman Teirlinck, van wien de critici hebben gezegd, dat hij een ironist is, een cynisch nogal !, een spotter en een sarcastische oolijkerd, misschien fijntjes glimlachen om zooveel gewichtig geleerdheidsvertoon. Wellicht zijn we wel geneigd er samen om te lachen.

* * *

Door middel van veelkleurige, naar futuristischen smaak door Karel Maes ontworpen plakbrieven, werd aan de wereld de eerste opvoering van « De Vertraagde Film » aangekondigd voor Woensdag 8 Maart 1922. En er waren menschen, die het land hebben aan eenvoud en zwelgen in duistere symboliek, welke beweerden, dat deze cirkels en lijnen het oogenblik wilden suggereeren, waarop « Hij » en « Zij » den sprong wagen in het water, terwijl het later bleek, dat de teekenaar enkel een kinema-post styliseerde : de filmhouders en den afrollenden band.

Het werk van Teirlinck zou iets nieuws brengen ! Reeds het bloote feit, dat een tot nog toe enkel als romancier gevierd auteur, zich aan het tooneel waagde, baarde opzien. Indien ik Teirlinck geinterviewd had, zou ik zeker de geijkte vraag gesteld hebben :

-- Hoe is U (een interviewer doet altijd plechtig-beleefd en vraagt slechts naar bekende wegen) er toe gekomen een drama te schrijven ?

En Teirlinck zou zeker verteld hebben over den tijd toen hij te Linkebeek woonde, eerevoorzitter was van de tooneelmaatschappij van het dorp en meespeelde, zelfs eens een vrouwenrol vervulde.

Ik heb nu Teirlinck niet gesproken. Hij zou mij waarschijnlijk hetzelfde verteld hebben als aan andere journalisten. Dat het realisme op het tooneel uit den booze is, onnatuurlijk, en het fijn-gevoelig publiek den schouwburg uitjaagt, dat het tooneel den weg der evolutie op moet om in harmonie te blijven met onze gewijzigde gevoeligheid. Ik hoor Teirlinck al zeggen met zijn schraalharde keelstem, terwijl zijn oogen flikkeren achter de groote, dik-omrande brilglazen : Wat we behoeven is een kunst, die niet voor vandaag alleen waarde heeft, maar, omdat ze is een weerspiegeling van het algemeen-menschelijke, voor alle tijden. Fijn gevoel en diepe cerebraliteit, man !... Aan Johan de Maegt heeft Teirlinck bijna hetzelfde verteld onder het drinken van een lekker glas geuze en 't rooken van een sigaar. Na gewezen te hebben op het merkwaardige in een film als het «Kabinet van Dr Caligari », heeft hij den korten inhoud van zijn spel verhaald.

In het eerste bedrijf wordt een gewoon « fait divers » gedramatiseerd. Hij en zij beminden elkaar doch huwden niet. Met hun kind lijden ze armoe en door wanhoop gedreven springen ze in het water. Het tweede bedrijf is de eigenlijke « vertraagde film ».

Men kent het procédé van de bioscoop. De lens vat en ontbindt de verschillende fases eener beweging. De rolprent brengt de ontleding van hetgeen het oog als een totaalindruk treft. Zoo analyseert de schrijver het meest tragische moment van het menschelijk leven : het naderen van den onontwijkbaren dood. De drenkelingen herinneren zich. Door hun verbeelding spookt het wel en het wee van hun heele leven. Daar nadert de Dood. Doch ook bet instinct van zelfbehoud. Reeds verdween het kind. In man en vrouw ontwaakt het egoïsme. Al vechtend willen ze zich losrukken van elkaar.

Zij worden gered. In het laatste bedrijf staan ze als vreemden tegenover elkaar. De zucht naar leven verwon hun liefde. Gescheiden gaan ze de wereld in.

Interessant lijkt ons de wijze waarop Top Naeff, de bekende Hollandsche romanschrijfster, in de « Amsterdammer », de grondgedachte van het stuk samenvat : n.l.

« dat de vrouw, die alles van het leven gehad en volbracht heeft, ouders, man en kind, te allen tijde gereed, blijmoedig bereid staat voor den Dood, terwijl de man, welke het zwaartepunt van zijn leven vindt in zijn werk-- hoe onbeteekenend dat ook zij -- in zijn mannelijke eerzucht en de gemakken van een achtenswaardig familieverband, dit groote verlossende gevoel van « geleefd en bemind » te hebben, niet aldus kent, met het gevolg, dat de goede Dood voor hem al zijn verschrikking van ontijdigen afmaaier

eener reeks van kleine illusies en voldoeningen behoudt.»

Is dat niet een eenzijdige synthetiseering van het stuk gezien met de oogen van een heel bizondere vrouw met een even eigenaardig temperament ?

Over het spel der artiesten liet Herman Teirlinck zich als volgt uit aan Joh. de Maegt :

« De personen bewegen op een geheel nieuwe wijze : is kunst geen transpositie, geen herscheppen, geen zoeken naar nieuwe vormen ? Het spel met zijn eigenaardige houdingen en strakke gebaren heeft iets van het mimodrama : het is een gesproken, gezongen en gedanst mimodrama, gesteund door muziek en door licht. De personen zijn als poppen : droegen de Grieksche spelers der oudheid zelfs geen maskers ? »

De gestyliseerde muziek moet het leven suggereeren, dat om de menschen roezemoest terwijl in hun hart de tragiek van een drama zich ontwikkelt of in hen oprankt de vreugde om verworven geluk. Deze opvatting als zou de kunstenaar ook de wenteling van het bestaan om zijn schepselen moeten voelbaar maken in een roman of in een tooneelspel, heeft hij reeds vroeger verkondigd in een interview met André de Ridder.

Zoo zullen -- aldus de auteur -- de tooneelen zich als het ware ontrollen in schermen van geluiden, van dansen en van licht.

En wie nu een opvoering van « De Vertraagde Film » bijwoont, gedenke, dat de schrijver aan een zijner interviewers heeft gezegd :

« Het is een spel van gedachten, man, en ik meen het ernstig.»

II

DE VERTRAAGDE FILM

Hij bezit een wonderbaarlijke artiestennatuur, die Teirlinck ! En wie hem, naar de voorschriften van het literaire pedantendom, classeeren wil ondereen der gewone rubrieken met op « isme » eindigende benamingen, loopt gevaar op tegenspraak te stuiten. Herman Teirlinck's kunst is een verbeeldiiigsproduct zelfs dan wanneer zij rauw-realistische vlakken vertoont. Zijn literatuur is bedenksel van zijn lenigen geest, waarvan het aanpassingsvermogen een ongemeene veerkracht bezit. Er leeft in den artiest Teirlinck een sterke drang om steeds zich-zelf te vernieuwen. Hij zoekt voortdurend naar nieuwe wegen, Maar deze wegen -- het kan paradoxaal klinken! -- voeren altijd, langs een omweg weliswaar, terug naar een zelfde centrum, die de wel in uiterlijkheden zeer verscheiden, doch in wezen ongewijzigde Teirlinck-zelf blijkt te wezen. Deze schrijver, die méér dan wie ook onder de auteurs van Noord- en Zuid-Nederland, zijn ikheid kan plooien naar de richtingen aangegeven door de stroomingen van den tijd, wiens wezen is lijk een uiterst gevoelig seismograaf, meetrillend bij de minste roering waardoor de oppervlakte van het leven dezer dagen wordt geschokt en gewijzigd, bezit een sterke persoonlijkheid. Immers, hoe vaak zijn geest ook afdwale langs de paadjes van de doolhoven door de theoretici van opkomende « ismen » aangelegd, hij weet al het nieuwe, dat zijn gevoel en zijn denken opvangen, te herscheppen tot iets eigens. Er valt bij Teirlinck te bespeuren een koketteeren met al wat nieuw lijkt, vooral in den uiterlijken vorm, gepaard gaande met een onmiskenbaren, doch ook onbewusten drang tot een zekere pose. Maar er kan toch niet in ernst beweerd worden, dat deze « Vertraagde Film » enkel zou geconcipieerd zijn om de goegemeente van Vlaanderland en, als het kan, ook van elders te verbluffen.

Helaas, het gaat niet, deze kroniek te schrijven zonder een offer te brengen aan den geest van den dag. Immers, in alle artistieke kringen, zullen de apostelen van oude of nieuwe richting in de kunst, de vraag opwerpen : Schreef Teirlinck nu een expressionistisch tooneelwerk ? Of bleef alles bij het oude ? Het kan wel waar zijn, dat het den auteur van dezen « Vertraagden Film » inderdaad te doen was om een werk te leveren naar de opvattingen der z.g.n. expressionistische school, Maar, toekijkend, hebben we nimmer dezelfde indrukken ondergaan, die het beschouwen van een expressionistisch doek of het luisteren naar een hyper-modern muziekstuk op ons teweegbracht. Overigens we vragen ons af, of het wel de moeite loont dergelijke kwesties te overwegen. Het werk van Teirlinck liet een sterke impressie van schoonheid na. Of het verwekken van dezen indruk nu verwezenlijkt werd door dezelfde middelen als de zich expressionisten-noemende kunstenaars aanwenden, kan hier, als zijnde van slechts relatief belang, in het midden gelaten worden.

Nieuws brengt de « Vertraagde Film » wel -- al zullen zeer velen zich beijveren om te bewijzen, dat de inhoud banaal, dood-versleten en oud is.

Het nieuwe in dit stuk lijkt ons velerhande. Daar is in de eerste plaats de scenische realisatie van een zuiver psychisch proces, dat zich, naar de geleerden meedeelen, in de enkele vluchtige stondekens, die, bij drenkelingen, het leven scheiden van den dood, ontwikkelt: al de gebeurtenissen uit hun bestaan wringen zich los uit de voolen van het onderbewustzijn, lichten op, spoken voorbij, verglijden in den nacht van het niet-meer-zijn. Het is of het onverwoestbare leven van den geest zich losmaakt van de vergankelijke stof. De Man en de Vrouw, die den Dood zochten in het zwarte water van de vaart op dezen sneeuwigen Driekoningen-avond, zien zoo hun jeugd en hun liefde langs hun geestesoog voorbijdrijven. Wat, in wezenlijkheid, slechts een paar seconden duurt neemt op het tooneel bijna een half uur spel in beslag : de bewegingen van den band, waarop het gedachten- en gevoelsleven van Man en Vrouw werd geënregistreerd, zijn sterk vertraagd. Elke wijziging in de denkbeelden werd ontleed. Een ander kwestie is nu of er veel nieuws steekt in de uitwerking van dit proces, dat zich ontwikkelt onder den invloed van enkele allegorische figuren -- den Dood met haar trawanten : Pest, Hongersnood, Oorlog en Zonde, -- het Geheugen met de dwergige Waarheid in haar schaduw verborgen -- de Vergetelheid... Denkt men hierbij niet aan de oude moraliteiten en, bizonderlijk, aan Elckerlijck ?...

Maar zijn die motieven niet eeuwig ? En hebben oorlog, hongersnood, pest en zonde niet dezelfde gedaante bewaard als vóór vele eeuwen ? De algemeenheid in de hoofdgedachte van het werk maakte het onmogelijk deze symbolische draken een anderen vorm te leenen... En toch. Is het niet de Maatschappij met haar op leugen gebouwde instellingen, die den Man en de Vrouw tot hun wanhoopsdaden drijft ? Is er dan in dezen stoet van allegorische verbeeldingen der groote kwalen, waardoor het Menschdom geteisterd wordt, geen leemte ?

Hinderend lijkt ons in dit tweede bedrijf de schrille tegenstelling in de uitwerking tusschen de actie, die zich beweegt op het voorplan en welke geheel conventioneel blijft, en de handeling op het achterplan, welke de volkomen realistische verwerkelijking brengt van hetgeen de Man en de Vrouw door hun herinnering zien trekken in deze opperste stonde... De stijleenheid der conceptie ligt daar nu gebroken. De handeling der zwijgende personages bewegend in het grelle licht der wezenlijkheid lijkt te

gewoon en het commentaar der twee drenkelingen mist psychologische diepte. De bewegingen der figureerende artiesten zouden zich moeten bepalen tot de essentiëele gebaren : lineaire verstrakking der gedachten door het zich herinnerende paar verwoord. Maar juist hetgeen zuiver essentieel zou kunnen genoemd worden, datgene wat tot het eeuwig-menschelijke behoort en bezonk uit de banaliteit der dagelijksche daden en woorden, gaat teloor in dit te veel aan mooie en muzikale zinnen door Man en Vrouw gesproken...

Origineel is ook de voorstelling van den Dood als « de onttroonde Troost» -- zooals hij bij het einde van het tweede bedrijf zich-zelven noemt, en zijn alleenspraak, waarmee de akte aanvangt, behoort mede tot het beste van het heele stuk. Deze declamatorische brok lijkt wel een hors d'oeuvre -- zooals er, overigens, vele voorkomen in het werk -- doch in het op louter conventie en uit zuiver fantasie gebouwde middenpaneel, worden de verhoudingen daardoor niet verbroken. Ze draagt bij tot het weven van de atmosfeer van onwezenlijkheid waarin Hij en Zij zich moeten bewegen en verbindt de figuur van den Dood aan de hoofdgedachte...

Alhoewel het verkeerd zijn zou te bevestigen, dat deze Vertraagde Film tot het zgn. théâtre d'idées behoort -- niets blijkt daarvan méér verwijderd dan deze fantasie ! -- toch komt er, hier en daar, een sterk-omlijnde gedachte heur scherpe hoeken drukken door het waas van onbestemdheid en droom, welke het gebeuren omlamfert.

Man en Vrouw staan naast mekaar tegenover den Dood, dien ze -- bewust, men vergete het niet ! -- zochten in het kille, donkere water der gracht. Wie deinst het eerst terug voor de omarming van den onttroonden Troost ? Het kind wordt de vrouw, die het droeg, ontnomen... Zij gilt : het moeder-dier ontwaakt in haar... De Dood verschijnt. De man wil los. Wat zij in liefde besloten : vereend te worden door zelfvernietiging vergeten zij... Machtiger dan de liefde is het instinct van zelfbehoud : ze vechten. De Dood kon hun geen troost brengen, vervult hen alleen met ontzetting... Ze worden gered...

In het derde bedrijf -- niets méér dan een naspel -- scheiden Man en Vrouw. Hij spreekt van zijn zaken. Zij van haar ontgoochelingen. En hier heeft Teirlinck weer zijn eigen denkbeelden op het voorplan geschoven. Tegenover den positieven Man, met zijn gehechtheid aan werk en streven, stelt hij de Vrouw met het machtiger gevoelsleven, voor wie het bestaan slechts waarde bezit door liefde en moederschap. Psychologisch kan deze stelling met kracht van argumenten worden verdedigd. In deze in hoofdzaak realistisch-opgevatte en uitgewerkte derde akte lijkt de heele stelling op het drijfzand der willekeur gebouwd. Zóó plots ontnuchterend kan een ijskoud bad wel niet gewerkt hebben. Men herinnere zich : Geen haat deed deze menschen onder water vechten. Hoe zou het kunnen ? Nog pas waren ze onder den indruk der mooie visioenen uit hun jeugd ! Wel zucht naar zelfbehoud -- een instinctieve drang werkend buiten hun bewustzijn om -- deed hen mekaar krabben en bijten om zich los te rukken... Na hun redding zal wel eerst hun gevoel en slechts later hun verstand ontwaken...

Het gaat niet den schrijver een andere ontknooping voor te stellen... Maar, na de redding, had in het hart der Vrouw kunnen ontstaan de strijd tusschen Liefde tot den Man en liefde voor haar kind... De betrekkelijke nuchterheid van den Man kon haar smart om het verlies van het wicht nog versterkt hebben. Zelfs na het verschijnen van dien somberen Iemand, die de Dood is, zou zij niet teruggedeinsd zijn om, door wanhoop gedreven, in het water den Dood en haar kind te gaan zoeken. Dan nog ware de hoofdidee van den auteur ongeschonden gebleven en, naar onze bescheiden meening, logischer ontwikkeld. Want, die tweespraak tusschen man en vrouw in het derde bedrijf, blijft zelfs wanneer we den psychologischen ondergrond ervan als stevig zouden willen beschouwen, de zwakste plaats van het gansche stuk. De film wordt weer in normaal tempo afgedraaid : doch op deze plek vertraagt plots weer het wentelen der klossen en wordt een zieleproces in zijn geanalyseerde roerselen op het doek geprojecteerd. Dit deel van de projectie lijkt veel op een fout in de rolprent...

Maar we zouden wijzen op het nieuwe door dit stuk gebracht...

Het gegeven is een banaal fait divers uit het leven der grootstad... Maar wat een atmosfeer heeft Teirlinck daarrond niet geweven ! In het vóór- en naspel laschte hij een heele boel tooneeltjes in, die, wanneer men zich tot een oppervlakkige beschouwing van het werk bepaalt, hors-d'oeuvres lijken... Jawel : bijkomstigheden, die we niet graag zouden willen of kunnen missen.

Het is avond... Driekoningen avond... twee menschen springen in het water met hun kind...

Maar op dien avond gebeurt er méér in de wereld. We stellen ons voor, dat Teirlinck, die ook in zijn romans de episodes welke hij schilderde trachtte te houden in hun verband met de omgeving, zich dit feit zóó voorstelde : Onder de gesloten, sneeuw-bewolkte winterlucht roezemoest de grootstad : het gerel der trambellen scherrelt in het vage ruischen onder den geluidenstolp, die zich over de huizen welft... De klaksons der auto's schorren op... In de meer verlaten vaart wijk ronkt het orgel van een dancing. De geluidgolven wassen aan, ebben weer weg... In die afgelegen buurt spelen kinderen, zwerft de vaartkapoen en zijn lief, vent het willokswijf heur alikruiken. Zoo verengt stillekensaan de sfeer en voert de schrijver ons naar het centrum der actie. Liever : hij heft dit kleine deel der wereld -- een wereldje van twee menschen in hun strijd tegen de Samenleving, den Dood en tegen elkander -- boven de wijdstrekkende en zich in de oneindigheid der ruimten verliezende omgeving, uit...

Onwillekeurig zet, door haar woorden aan de lotsbestemming der vrouw gewijd, het willokswijf het motief in, dat door des schrijvers wil, boven de onbestemde symfonie der wereldgeluiden moet uitklinken en dat hij, naar de regels van het literaire contrapunt en fuga, bewerken wil... Wanneer zij heur dochter en den vaartkapoen waaraan de deerne zich gehecht heeft, na-tuurt zegt ze... « Allemaal van 't zelfde ras. Ze kussen geen mond of hij moet gebieden, ze streelen geen hand of zij moet slaan, ze hebben geen deugd of het moet zeer doen. Wie begrijpt dat ? En ben ik ook zoo geweest ? »

Dit is het motief der liefde. Liefde die man en vrouw verbindt, hen in botsing brengt met de Maatschappij en met henzelven, die de krachten van hun karakter op de proef stelt en tot zege of verderf voert. Want ook deze eeuwige waarheid heeft Teirlinck, zoo niet opzettelijk, dan toch accidenteel in zijn werk tot uiting laten komen... Op de karakterzwakheid en het egoïsme van den man leidt de liefdedroom schipbreuk. Bij de vrouw ligt het conflict dat heur liefde doet ten onder gaan, meer buiten haar-zelf...

En zooals het voorspel stilaan de actie boven de omgeving verheft, zoo wordt deze in het naspel weer door het omringende leven ingezogen... Teirlinck heeft de groezeling der massa bekeken en voor een moment het licht der schijnwerpers op een paar personen geconcentreerd. Meer niet. We hebben ze gedurende een oogenblik, dat hij ontleedde, van nabij gezien. Nu overschouwen we weer de menschenzee zooals ze golft langs de straten der grootstad tot ze vervloeit in de oneindigheid der onbeperkte ruimten van de wereld...

Ook al onze bedenkingen zouden we opgeven. Wanneer het spel begint komt de filosofisch-aangelegde lantaarnopsteker licht maken. Het is -- volgens den tekst -- zes uur ! Het tweede bedrijf verbeeldt in de werkelijkheid slechts een paar minuten... Het naspel duurt ook niet lang en reeds komt de lantaarnopsteker het licht uitdraaien. De winternacht lijkt ons al heel bizonder kort te Brussel, waar het tooneel gesitueerd was... Want al wilde de schrijver algemeen-menschelijk blijven, in de meer realistische bedrijven krijgt zijn uitbeelding der grootstad iets zeer bepaald-Vlaamsch. Eerder Brusselsch zijn typen als het willokswijf, den vaartkapoen, de Blonde, Zot Lowieke en de vroolijk-dansende politieagenten... De tooneelen, waarin zij optreden, zijn wel de beste van het stuk... De gelaten vertwijfeling van het willoksvrouwken, die heur aan den liederlijken vaartkapoen onderworpen dochter nastaart, brengt een werkelijke ontroering te weeg, welke met zeer sobere middelen gewekt wordt.

Eenvoudig is het dramatisch gegeven van « De Vertraagde Film ». Het conflikt is heelemaal innerlijk en kon, ongetwijfeld, breeder en dieper uitgewerkt worden. Aan de zijmotieven, meer dan aan de kern zelf (de Liefde van twee menschen geplaatst tegenover de Maatschappij en tegenover den Dood) wijdde de auteur zijn bijzondere aandacht. Zouden we ver van de waarheid blijven indien we zegden, dat de ontwikkeling van het thema eerder geleid werd langs de wegen der wetenschap -- der psychopathologie ? -- die de wijzigingen naspeurt door het geestesleven vóór den dood ondergaan, dan langs de paden der zuivere psychologische analyse ter verheldering van een conflict in de ziel der menschen ?

Een werk van groote literaire waarde is de « Vertraagde Film » ongetwijfeld. En nu gaan we door te roemen op de rijke pracht der taal, de scenische hoedanigheden niet verdonkeremanen. Het werk onthutst, doch de belangstelling blijft wakker, ondanks eenige verslapping in den loop van het centrale hoofdbedrijf, waarin bepaalde gesprekken, meer literair en wijsgeerig dan echt dramatisch, te lang duren. In de door ons bedoelde fragmenten is er niet een tekort aan hetgeen gemeenlijk door actie bedoeld wordt -- wat iets heel uiterlijks is -- maar een gemis aan innerlijke dynamische kracht en concentratie...

In de « Vertraagde Film » treffen we den heelen Teirlinck, die, in zijn rijke verbeelding, met elementen aan de realiteit ontleent, vrijelijk een fictie opbouwt en ze omhangt met al de festoenen van schoonheid, die zijn kunstenaarsgeest kan scheppen... Teirlinck's kunst, zegden we, is verstandelijk bedenksel. Jawel : uiterlijk. Gevoel doorlicht het innerlijk ervan !

(1) In « Het Laatste Nieuws » van Brussel.

(2) De « Gulden Winckel ».


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "A... 1928-03
    vertraagde film • Het stille gesternte • leven • teirlinck • (author) Lode Monteyne • vrouw • menschen • De vertraagde Film • herman teirlinck • wereld • Het ivoren aapje • ivoren aapje • auteur • vertraagde • liefde • Herman Teirlinck • De wonderbare wereld • film • man
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
    leven • teirlinck • Scharlaken Thijl • (author) Lode Monteyne • Johan Doxa • De vertraagde Film • herman teirlinck • film • auteur • (date-month) 1926-00 • Meneer Serjanszoon • bedrijf • Herman Teirlinck • wereld • kunst • (date-year) 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    schrijver • teirlinck • (author) Lode Monteyne • menschen • De vertraagde Film • auteur • (date-month) 1926-00 • leven • bedrijf • Herman Teirlinck • wereld • kunst • (date-year) 1926
  4. ◼◼◻◻◻ F.D.P.: De Vertraagde film... 1922-03-10
    vertraagde film • teirlinck • vertraagde • De vertraagde Film • Herman Teirlinck • dood • bedrijf • herman teirlinck • film
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    leven • (author) Lode Monteyne • vrouw • liefde • auteur • (date-month) 1926-00 • bedrijf • herman • (date-year) 1926
  6. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck : "... 1924-12-11
    vertraagde film • leven • teirlinck • herman teirlinck • De vertraagde Film • Het ivoren aapje • spel • Meneer Serjanszoon • bedrijf • Herman Teirlinck • film • man
  7. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck: "A... 1938-11
    leven • teirlinck • Herman Teirlinck • menschen • licht • spel • herman teirlinck • herman
  8. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
    vertraagde film • schrijver • teirlinck • (author) Lode Monteyne • De vertraagde Film • (date-month) 1926-00 • leven • man • Herman Teirlinck • kunst • (date-year) 1926
  9. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Jef Horemans: "Slang... 1926
    schrijver • (author) Lode Monteyne • vrouw • menschen • liefde • (date-month) 1926-00 • bedrijf • (date-year) 1926
  10. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    André De Ridder • schrijver • (author) Lode Monteyne • vrouw • (date-month) 1926-00 • leven • bedrijf • man • (date-year) 1926