Nabeschouwing

Lode Monteyne, 1928


Source

Lode Monteyne, Koorn en Kaf. Antwerpen: Het Tooneel, 1928, pp. 183-186.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Dr. Maurits Sabbe... 1928
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Timmermans en Veterm... 1928
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: T... 1928
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "De Sp... 1928

NABESCHOUWING

In dezen tweeden bundel critische studiën hebben wij alleen opstellen verzameld, waarin het werk van onze Vlaamsche tooneelschrijvers wordt besproken, hoofdzakelijk dan van deze, welke behooren tot de jongere generatie, die na den oorlog haar meeste doorslaande successen mocht boeken. Wij hebben enkel deze auteurs behandeld, wier stukken wij verwezenlijkt zagen op de planken van een of anderen schouwburg. Meer dan eens was het een van onze dilettantenkringen, die het nieuwe werk van een jongere veropenbaarde, want -- zeer tot schade van de ontwikkeling onzer dramatische literatuur -- slagen slechts enkele uitverkorenen er in hun stukken door een officieel gezelschap te doen opvoeren. En menig jong dramatist hoopt tevergeefs op het spelen van een zijner scheppingen ten einde hun scenische waardijen te kunnen toetsen! Waar wij ons beperken moesten, hebben we -- noodgedwongen en niet zonder leedwezen -- verzaakt aan elke beschouwing over stukken, die wij niet vertoond zagen en enkel kenden door een lezing. Zoo missen wij zelf ongaarne in dit boek bijdragen over het werk van een Theo Verschaere, een Maxim Kröjer, een Jos Janssen, een Maurits de Praetere, e.a.

Wij hebben in de voorgaande opstellen schier uitsluitend de aandacht willen vestigen op het drama-zelf en slechts bij uitzondering op de tooneelmatige verwezenlijking, op regie en ensceneering. Het stuk, zooals het door den auteur werd geconcipieerd, blijft toch altoos het centrum van alle gebeuren op de planken. Daarin schuilt de kern, de ziel, die spel en decorschikking beheerscht. Het werk van den dichter alleen kan den tijd trotseeren, zelfs al bezit het niet die karaktertrekken, welke een eeuwig leven verzekeren. Regie, spel en schermen zijn de veranderlijke, de voorbijgaande elementen van de voorstelling. En het lijkt ons niet mogelijk daarvan met woorden een zoo duidelijk als levendig en trouw beeld te ontwerpen!

«Koorn en Kaf » kan gelden als een vervolg op dit deel van onze « Kritische bijdragen over Tooneel» (1926), waarin wij schrijvers van eigen bodem en hun werk hebben bestudeerd. Het zou echter niet strooken met de werkelijkheid, indien men deze beide bundels beschouwde als aanvulling van hetgeen wij in onze «Geschiedenis van de Vlaamsche tooneelletterkunde van 1800 tot 1926 » over verscheidene moderne dramaturgisten hebben medegedeeld. Moeten wij er hier dan nog uitdrukkelijk op wijzen, dat de uitwerking van een historiek van de dramatische literatuur van dezen tijd, in geenen deele overeenkomt met het schrijven van een critische beschouwing?...

De auteur van een «Geschiedenis» wijdt gemeenlijk slechts weinig aandacht aan het werk van zijn tijdgenooten -- misschien wel daartoe genoopt door de alleszins gewettigde vrees voor eventuëele onder- of overschatting van hun waarde. Maar alles wel overwogen, stonden wij, toen we onzen arbeid begonnen, niet minder critisch tegenover de ouderen als tegenover de jongeren. Wij moesten een nagenoeg volkomen braak-liggend land ontginnen, waarin hier en daar een min of meer verzorgd stukje labeur land groende. Wie zich te-voren aan een vluchtig overzicht van de stof waagde, had zich tevreden gesteld met het opsommen van een aantal eigennamen. En toen we dan eindelijk gekomen waren aan onzen eigen tijd, hebben we, liever dan te vervallen in het euvel van enkel een naamlijst der thans werkzame auteurs op te geven, de methode, die we voor het bepalen der beteekenis van het werk der ouderen aanwendden, maar verder toegepast. Het oogenblik leek ons overigens voor een objectieve waardebepaling van onze tijdgenooten, waarvan de betrekkelijkheid ons evenwel allerminst ontsnapte, wel geschikt, vermits in 1926 zoo iets als een stilstand, een aarzelen in de evolutie van onze moderne dramatiek op te merken viel: van een streven tot het invoeren van nieuwe waarden in de tooneelproductie was geen sprake en wij hadden enkel nog af en toe het al- of niet lukken van pogingen in een of andere der bekende en zelfs geijkte richtingen te constateeren. Wij hebben dus -- net als gold het de werkzaamheid van een reeds lang vervlogen periode -- bij het schikken dezer allerjongste pogingen in het kader van onze historie, alle critische scherpte opzettelijk vermeden, bezield als we waren met den vasten wil tot het weergeven van een met angstvalligheid gedoseerd « gemiddeld » oordeel en aldus trouw te blijven aan onze uit ernstige overwegingen gesproten opvatting, dat de geschiedschrijver geen strijdpost innemen mag en eerlijkheidshalve zijn inzicht te toetsen heeft aan de meening van anderen. Een zuiver esthetisch criterium gebruikend, zou hij wellicht al te zeer geneigd zijn, de dikwijls groote inspanningen, die de kunstenaars zich getroostten om het gehalte hunner scheppingen te verpuren, over het hoofd te zien.

Critische beschouwingen schrijvend, als deze welke opgenomen werden in de bundels «Kritische Bijdragen» en « Koorn en Kaf », voelen wij ons veel vrijer, eischen wij het recht op om onze persoonlijke voorkeur, gegrondvest vooral op beweegredenen van esthetischen aard, te doen blijken. De criticus staat immers mee te midden van den strijd en voelt zich meer dan eens genoopt er aan deel te nemen. Toch willen wij er hier nogmaals met nadruk op wijzen, dat het, naar onze opvatting, veel minder zijn zending is te oordeelen dan wel te verklaren en in elk gewrocht de geheimzinnige vezels te ontdekken, waardoor het wortelt in de ziel van den schepper, of die het verbinden aan de wisselende aspecten van den vergankelijken tijd, waaruit de eeuwigheid geweven wordt.

Het is een moeilijke taak!...

In een opstel van Xavier de Magallon -- een ten onzent minder bekend Fransch schrijver troffen ons deze karakteristieke zinnen:

«L'écrivain créateur n'est responsable que vis-à-vis de lui-même. Mais prendre pour matière de sa propre production la création d'autrui, qui niera que cela oblige au moins à un certain effort d'attention et d'équité? Le critique a le droit de tout dire. Soit! à condition toutefois que ses propos ne révèlent ni l'ignorance totale, ni l'incompétence éclatante au point de ne pouvoir être inaperçue de lui-même, ni la mauvaise foi qui se dissimulerait: sous ces voiles noirs.»

Het herhaaldelijk overwegen van deze waarheden zette ons aan, bij de studie van het werk onzer tijdgenooten, de grootst mogelijke objectiviteit te betrachten. Zonder één der rechten van de kritiek prijs te geven.

Over het resultaat van ons eerlijk streven, rechtte de goedjonstige lezer.

Lode MONTEYNE.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Dr. Maurits Sabbe... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Timmermans en Veterm... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: T... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "De Sp... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  6. ◼◻◻◻◻ Anon.: Modern Vlaamsch toon... 1928
    (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  7. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman: "Le... 1928
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1928 • (date-month) 1928-00
  8. ◼◻◻◻◻ Ellen Russe: "Doctor Johnson" op ... 1928-02-10
    (date-year) 1928 • tijd
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    Lode Monteyne • Jos Janssen • tijd
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    Lode Monteyne • Jos Janssen