Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, "Meisjes in uniform"

Anon., 1933-02-03


Source

Pan, 1933-02-03 pp. 5-6


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Juffrouw Ker... 1933-12-02
  2. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
  3. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-05-26
  4. ◼◻◻◻◻ Anon.: Tooneel, Kon. Nederl... 1932-12-23
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Het openluchttheater... 1933-08-11

Koninklijke Nederlandsche Schouwburg

Meisjes in Uniform

Moge de verfilming van dit tooneelstuk in menig opzicht de dramatische intensiteit van het scenische gegeven overtreffen, toch zondigt zij hierin, dat zij van Christie Winsloe's psychologische teekening een ontrouw spiegelbeeld ophangt en de bedoelingen van de schrijfster absoluut vervormt.

De film houdt heel het onderwerp binnen de fatsoenlijke begrippen en legt er zich op toe alle aanstootgevende tooneelen te bezijdigen en de verhouding Manuela-Bernburg zóó te interpreteeren, dat Bernburg's genegenheid tegenover Manuela de moederliefde zou vervangen. Aldus gezien, blijft het heele gegeven gevangen in een ietwat sentimenteele gevoelssfeer, die stellig niet in het tooneelstuk voorkomt. Ook het slot in den film werd niet volgens de in het drama voorhanden ontknooping weergegeven en de wrange tragiek van dit jeugddrama wordt dus doodgewoon weer binnen aannemelijke banen geleid, waardoor de toeschouwer geen enkel van zijn burgerlijke fatsoenbegrippen ziet aangetast. In den film wordt Manuela gered, en heel het gebeuren zoo geïnseeneerd dat men vanwege de tot dusver zoo draconische « Frau Oberin » een mildere tegemoetkoming voor haar onbegrepen leerlingen gaat verwachten. Dit alles zendt den toeschouwer huiswaarts met de geruststelling, dat de tegenstelling oud-jong toch in feite niet zulk een onoverbrugbaar tweespalt uitmaakt, en dat alles ten goede werd opgelost.

Het tooneelstuk voert evenwel de ontknooping van dit jeugddrama tot de uiterste bittere konsekwentie : Manuela zoekt redding in den dood.

Christie Winsloe's werk is fel omstreden geworden door pedagogen en psychologen, die zich verdiept hebben in de ontleding van de eigenlijke beteekenis der hier werkzame motieven. Voor alles hebben zij getracht te bewijzen, dat Christie Winsloe hier een pikante, absoluut niet waarheidsgetrouwe weergave van jeugderotiek in één harer afwijkingen heeft betracht en dat zij bijgevolg heeft geofferd aan de lievelingsthemas van den dag : Freud en sex-appeal. Vooral de enigmatieke figuur van Bernburg is daarbij in het gedrang gekomen en heeft men deze wondermooie gestalte pogen te ontsluieren.

Men kan Christie Winsloe inderdaad het verwijt toevoegen dat zij de verhouding Manuela-Bernburg in een onzuiver licht heeft gehouden, en niet aangedurfd heeft een kat een kat te noemen.

Er zijn bizonderheden die er werkelijk op schijnen te duiden dat het hier niets meer gold dan een verre, afstandsche genegenheid, dat is, de ijzige reserve waarin Bernburg zich per slot verschanst, andere als de mondzoen, dat het hier

ging om een toenadering, die bij von Bernburg wel degelijk de aanwezigheid van het lesbische element doet veronderstellen.

Het is dan ook onze meening dat deze Bernburg, die men volgens de kleinburgerlijke opvatting wel voorgeeft te zijn een plaatsvervangster van Manuela's moeder, in feite een raadselachtige sex-appeal verschijning is, wier hemelsch aanschijn een vreemden innerlijken daemon verhult. Wij gaan dit aan de hand van details in de typeering bewijzen.

Dat Manuela, verweesd in deze zeer strenge omgeving, zich tot Bernburg voelt aangetrokken is zeer begrijpelijk, en wij vatten dan ook zeer goed, dat zij zelf in alle onbewustheid geen klaar besef heeft van den aard dezer genegenheid, die in haar komt opstuwen.

Maar een pedagoog als Bernburg moet dan toch inzien, welke houding tegenover zulk een verwarde geestesgesteldheid geboden is, en dan is haar optreden voor zijn minst dubieus. Tegenover onevenwichtige naturen als de hier aanwezige, is de eenige houding een absolute en zeer strenge teruggetrokkenheid. Dat deze niet tot de Spartaansche tuchtmethodes van « Frau Oberin» moet overslaan geven wij onmiddellijk toe, maar evenmin zijn wij met een toenadering akkoord, die zich uit door bijv. het geschenk van het hemd. Hierdoor roept Bernburg geesten wakker, die zij niet meer bezweren kan. Men wil het gegeven zoo voorstellen, dat Manuela door den kazernegeest van het instituut zou zijn geslachtofferd, maar naar ons oordeel draagt Bernburg in den mentalen ondergang van Manuela een zeker niet geringe verantwoordelijkheid. Bewijs: gaat Manuela in den dood omdat zij de kostschoolatmosfeer niet kan torsen of omdat Bernburg, de geliefde, voor haar onbereikbaar blijft, nadat zij gevoelens heeft gewekt die zij achteraf niet wil bevredigen ?

Deze edelmoedige Bernburg jongleert nogal lukraak met de jonge harten die naar haar staan toegewend, en zij weet haar genegenheid te spaarzaam berekend te dozeeren, dan dat wij aan gulle kameraadschap en solidariteit ten overstaan der uniformmeisjes zouden gelooven. Daarom, van uit een pedagogischen gezichtshoek, vinden wij de tuchtstrenge Frau Oberin ten minste konsekwent met haar toepassing van de ijzeren hand, zelfs zonder fluweelen handschoen. Bernburg is daarentegen een twijfelzaaister, die in de geesten verwarring stort, en die inzake opvoeding dus stellig geen autoriteit mag opvorderen. Volgens ons is zij « Sappho » en geen plichtbewuste jeugdopleidster, een verschijning, die in het schoolwezen enkel een bestendig gevaar oplevert en heelemaal geen gezag kan hebben.

Het stuk van Christie Winsloe is dus naar onze meening geen zeer diepgaande psychologische steekproef. Zelfs het kerngeval Manuela-Bernburg blijft nog schetsmatig ontwikkeld, en laat te veel hypothesen onopgelost, de overige typeering van den rumoerigen kakelwinkel der kostschool kan vrij geslaagd heeten, alhoewel hier niet buiten de gewone schilderachtigheid wordt getreden. De uitwerking van de Voltaire-voorstelling bijv., kon anders geestiger worden dan ze hier werd ontworpen.

Verder werd het personeel te opzettelijk in karikatuurtrant gekonterfeit. Zoo bijv. de ekonome, die als een monument van gluiperigheid werd geschetst, en dit moet veruiterlijken door een scheeven hals en zeemzoete, leepe intonaties in haar gesprekken. Leze juffrouw von Kesten mag naar het leven geteekend zijn, opvallend is het toch dat Christie Winsloe de noot nogal fel aandikt, dit alles om aan te toonen dat Manuela inderdaad het meest beklagenswaardige aller schepselen is. Nu mag de ijzeren tucht in een onderwijsgesticht nog zoo strak zijn aangespannen, het slottooneel bijv. lijkt ons erg overdreven : de « Frau Oberin » als zij Manuela's zelfmoord verneemt, heeft geen enkel woord van meewaren voor het slachtoffer. Zij is alleen maar begaan met de manier waarop zij Manuela's dood tegenover de beschermvrouw van het instituut zal interpreteeren. Naar mijn oordeel is dit een volkomen valsche typeering die het draconische regime van zulke onderwijsinstelling nog in feller kleur moet zetten, en daardoor aantoonen, dat zelfs het elementairste menschelijkheidsgevoel bij de leiding is uitgeschakeld. Deze belijdster van de « Herrenmoral» staat dan ook in de somberste trekken afgelijnd.

Eventjes komt het tot een konflikt inzake onderwijsmethoden tusschen « Frau Oberin» en Bernburg, maar zeer grondig wordt daarin het jeugdprobleem niet besproken. Bernburg steunt haar vrij zwakke argumentatie op het eene speciaal-geval met Manuela, waaruit zij dan een voor het gesticht ongunstige slotsom veralgemeent. Nu valt het uit te maken in hoever Manuela door de opvoedingsmethode of door eigen verziekelijkte abnormaliteit tot de wanhoopsdaad wordt gedreven. O.i. zijn het haar eigen overgevoelige natuur en haar gebrek aan het elementairste aanpassingsvermogen die den zelfmoord naslepen. De hang van Manuela naar Bernburg is, o.i. van zeer verziekelijkten oorsprong en Bernburg draagt in de tragische ontknooping een niet geringe medeschuld. Immers, zij laat Manuela gewoon aan haar lot over, na eerst door een misschien goedbedoelde toenadering bij de jonge kweekelinge de gevoelswereld te hebben doen opengaan, met al de excessen van een hart dat breekt van liefdehonger.

Als Christie Winsloe meent door dit stuk een pleidooi te hebben geleverd tegen het te strenge onderwijsregime van het Pruisisch schoolwezen, dat wij evenals zij verafschuwen, dan is zij toch op heel de lijn aan haar opdracht tekort gekomen, omdat zij haar betoog op het abnormale type Manuela steunt. De overige kweekelingen lijken immers door het strenge regime niet zoo erg teneergeslagen en behoudt de ongebreidelde levenslust bij hen, spijts tucht, zijn rechten. Ook Manuela gaat even aan deze gulle kameraadschap deelachtig worden (rond de Voltaire-vertooning bijv.) en is het alleen haar abnormaal privégeval met Bernburg dat haar parten speelt. Daarmee hebben pedagogische beginselen heelemaal niets te maken. De instudeering van den grootsten on-godsdienstigen spotter Voltaire is verder in dit streng-geloovige midden een onwaarschijnlijkheid.

Wij hebben hier onze bezwaren tegen « Gestern und Heute » beknopt weergegeven. Een zeer hooge ideologische vlucht kennen wij het werk niet toe. Het blijft de psychologische typeering van een uitzonderingsgeval, kan dus niet tot inzake opvoeding eindgeldige konklusies leiden. Er is dan verder een zekere partijdigheid in de voorstelling, die ons als psychologische muntschroderij voorkomt. De leiding van het gesticht wordt beladen met al de tekortkomingen, de leedingen van meet af aanzien als toonbeelden van deugdzaamheid en vlijt, daar waar we inderdaad staan voor esn trits jonge dames in puberteitsnevrose, die zeer stellig leiding noodig hebben.

Het eenigste verwijt dat wij den heer J. Diels hebben toe te voegen is zijn al te stapyoetsche navolging van den film inzake aankleeding. Het filmmodel werd tot in de kleinste bizonderheden nagebootst: gestreepte kleedjes bij de kweekelingen, lange kleederen en halslint bij de onderwijzeressen. Maar ook betreffend de typeering heeft de heer Diels zijn spelers blijkbaar opdracht gegeven het filmisch voorbeeld zoo getrouw mogelijk te benaderen. Dit lijkt ons fout, omdat het aantoont een gebrek aan zelfstandige opvatting van het geval en omdat trouwens ook de filmperfectie hier moeilijk kon worden bereikt.

Mevr. de Vreker-Verschuur had de opperste drilmeesteres von Nordeck zu Nissen voor haar deel. Zij kon ons niet heelemaal bevredigen, waaruit wij evenwel niet tot ongeschiktheid besluiten, maar haar uiteraard warmtonige stem kon zien niet tot den drogen beveltoon van deze «Oberin» verstrengen. Waar Mevr. de Vreker dan ook optrad in het teeken van het caporalisme, verviel zij in overdrijving. (Bijv. haar gesprek met von Kesten en het klimaks met het woord « strakker », dat heelemaal naar een valschen toonaard oversloeg). Ook haar bedrede bij Manuela was nog te innig gehouden, omdat de persoonlijke ontroering van Mevr. de Vreker hier de strengheid van « Frau Oberin» verbrak. Mevr. de Vreker kon, spijts haar trachten in dien zin, zich niet bij dit dragondertype aanpassen. Spijts haarzelf brak de goedmoedigheid nog door. Een uitmuntend speelmoment werd door haar echter bereikt bij het avondgebed.

J. de Coen was Excellentie von Ehrenhardt, Manuela's tante. Zij heeft dat onaanzienlijke rolletje zeer voornaam getypeerd. Alleen de adellijke hypocrisie hadden wij liever nog wat zien aanzetten in de afscheidsscène met Manuela. Het was deze tante al te zeer aan te zien, dat zij in den grond weinig gaf om haar nichtje. Een meer opzichtige, gefingeerde belangstelling zou deze rol in het ware licht hebben gesteld.

Mevr. J. Belloy kon ons heusch niet aan haar groot-hertogin doen gelooven. Het gebrek aan voornaamheid en achteloozen « chic» daargelaten, verscheen zij bij dit bezoek met een bestendigen glimlach, waarmee zij haar ingenomenheid wou betuigen. Fout. De mime moest hier zijn een strak en onbewegelijk masker, dat af en toe als zich de leerlingen melden tot een zeemzoet-hypocritisch gemonkel moest opendooien. Ook de kleedij met den onmogelijken pluimhoed was voor een in den naoorlog spelend tooneelstuk te carnavalesk. Hierin had regisseur Diels van het filmvoorbeeld moeten afwijken. Deze sleeprokken verplaatsten ons door hun anachronisme ei, zoo na in een historisch museum genre Grévin. Ook Mevr. Belloy kon haar stem niet tot de hier vereischte neutrale vormelijkheidsintonaties bevriezen.

Mevr. Vinnis bracht een bescheiden hofdame.

Door haar verdwaasde grootspraak verplaatste Mevr. H. Bertrijn ons bij het aanleeren van de hofkniks werkelijk naar den grooten tijd van panache en bravour. Dat was zeer XVIe siècle.

Mevr. Koch was de garderobière. Zij heeft dat rolletje schilderachtig uitgepunt. Uitspraak evenwel is keuriger te verzorgen. De ee-klank bijv. kan er heelemaal niet mee door, eventjes te plat.

J. Cammens-Jans was een zorgzame ziekenzuster, sprak toch wat luid voor deze omgeving.

In Mademoiselle Oeillet kon Nora Gevers zich eventjes doen gelden en ons overtuigen dat zij sierlijker Fransch artikuleert dan dat zij het met 't Nederlandsch te verbeten doet.

M. de Groodt zei haar paar Engelsche zinnetjes keurig.

Wat te zeggen van Mevr. Loosveldt in Juffr. von Kesten? Zij bracht ons Vrouw Haastig uit de « Vrouwtjes van Windsor », met een scheeve schouder als eenige differentiatie. De kommandotoon was niet kategoriek genoeg, vooral bij het meisjesdéfilé waar zij den marsch punctueeren moet met het aldoor herhaalde « links! links! » Mooi, conventionneel-gluiperig was het onderhoud met Manuela's tante. Maar de onderdanigheid waar zij telkens wegkruipt in von Nordeck's schaduw werd te karikaturaal gehouden. Het was volmaakt nutteloos hier op lachlust te speculeeren. In Manuela's ziekenkamer werd de juiste toon getroffen.

De aartsmoeilijke rol van Bernburg was Mevr. D. de Gruyter toegewezen. Dorothea Wieck van de film heeft het gehaald, maar dat kon moeilijk anders, gezien de onbewust van deze figuur uitgaande fascinatie. D. de Gruyter beklemtoonde

al te zeer het moederlijk aksent. Ook waar zij afstand hield, straalde nog warmte van haar uit. En nu is het kenmerk van Hernburg juist een koele schoonheid te zijn, wier onbereikbaarheid juist door haar marmeren aanschijn wordt verhoogd.

D. de Gruyter heeft geacteerd als een verteederde figuur en als zoodanig kreeg deze opvatting, alhoewel verkeerd, scenisch haar volle beslag.

J. Cammans was een pienter werkmeisje.

Wij komen nu tot de glansrol, die door Mevr Wassermann moest verdedigd worden.

Hier dient aangestipt dat alleen Mevr. Wassermann zich van alle imitatie heeft losgegooid en deze Manuela in het licht van haar dramatisch temperament heeft geprojecteerd. Bij de filmactrice was vanzelf een argelooze onschuld meegegeven, die Mevr. Wassermann hier moest scheppen. Zij heeft het met een minimum kunstmatigheid bereikt. Er waren hoogten en laagten in haar uitbeelding. Het tooneel met den kruiwagen bijv., waar zij openbloeit naar een dolzinnige levenslust, die voor een zoo verschuwde, melankolische figuur te spontaan loskwam. Ook het uitbundige in Manuela moet, gezien haar onevenwichtigheid valsch klinken en Mevr. Wassermann bracht een robbedoes uit de « Zomerzotheid ». Bij het punch-bacchanaal evenwel heeft zij zich hervat. Daar zette zij de uitbundigheid in het teeken harer « Hingabe » voor Bernburg. Haar rede op den stoel stond in de vereischte geëxalteerde hoogspanning. De overgang van ontredderde vereenzaming naar open kameraadschap met haar lesgenooten, werd zeer geschakeerd aangegeven. Over heel de lijn beschouwd, kunnen wij aanstippen dat Mevr. Wassermann de weeke sentimentaliteit van haar voorgangster op de film heeft ontloopen, doordien zij meer vrouwelijk dan kinderlijk heeft gespeeld en dus de dramatische spanningen alle reliëf heeft bijgezet, waar op de rolprent de tranerigheid soms te onpas haar rechten opvorderde. Het bedtooneel bij den nachtzoen dreigde een moment naar deze sentimentaliteit at te glijden, maar Mevr. Wassermann, meer dan D. de Gruyter, wist zich hier te beheerschen en het zakdoekeffekt te verhinderen. De gang naar den dood als de laatste illusie is vergaan, verkreeg een aangrijpend dramatisch effekt. De bijval nam voor Mevr. Wassermann zeer terecht de afmetingen van een triomf.

En nu een woord over de pleïade van jonge dames die met de figuratie gelast was. Deze krachten werden, naar men ons verzekert, geworven in de tooneelklas van het Koninklijk Vlaamsch Konservatorium, en is het wel interessant na te gaan wie daarvan, als in de naaste toekomst tot verjonging van het speelkader bij den K.N.S. wordt overgegaan, als bruikbaar zou kunnen in aanmerking komen. En dan vernoemen wij alvast H. Douillez, die met deze Edelgard blijk van meer dan middelmatig kunnen heeft gegeven. Het wanhoopstooneel als zij haar heimwee naar de verte bij Manuela uitstort, was daarvan een treffende getuigenis.

M. Dillen is ook de aandacht overwaard in den hooger aangegeven zin en weten wij bij deze kracht een voorbeeldige diktie en een zeer dramatisch temperament aanwezig, waarom wij ze bij de directie signaleeren. Vergissen wij ons niet, dan was M. Dillen vroeger reeds verbonden en is het stellig een kracht van te degelijk gehalte om in het kleurlooze maatschappij wezen te moeten vervlakken.

J. Winkler was Lily von Kattner, en heeft zij eveneens bewezen stof te hebben, op voorwaarde dat zij de liefhebberskringen verlaat, die een zoo frisch en oorspronkelijk talent als dat van Mevr. J. Belloy hebben afgeknot.

De heele kakelbende zat vol animo, en dat moet voor den heer J. Diels heel wat aan dressuur beteekend hebben.

De spelleiding was in zijn handen dan ook veilig toevertrouwd. De ontrolling der tafereelenreeks werd door een gordijnenstel met een voor plankenland recordsnelheid bespoedigd. De drieledige planverdeeling was voor deze schermenwisseling dan ook een alleszins gelukkige oplossing. De decorkleur was voor het grauwe kostschoolmidden zeer « entsprechend » gekozen. Wij hebben deze insceneering vergeleken bij de reproducties in de Fransche vertaling van « Gestern und heute » en aarzelen geen seconde te zeggen dat Joris Diels het haalt. De slaapzaal bijv. was van een zeldzame soberheid. Alleen vonden wij de maanklare extrabelichting van Manuela's bed hier een ietsje te opzichtig, hierdoor enkel goed te praten dat J. Diels een scenisch intensiteitspunt heeft willen belichten. Maar het deed zoo denken aan het sensationneele optreden van een revuestar op gala-avond, met wit reclaamlicht. Met zijn schermenstel heeft J. Diels de optische mogelijkheden dan ook vergroot. Zoo kregen we in tafereel I vooraan den wand met de zitbank en de staanklok en verder in het stuk dezelfde perspectief, maar dieper naar het achterplan. De kamer van von Bernburg was evenwel van een iets te karige monakale kaalheid. Niet stemmig genoeg voor een zoo gevoelige verschijning als Bernburg. Het directorale kabinet was naar behooren lawaaierig stijlloos. Vooral de wansmakelijke schilderijen maakten de plechtstatigheid van het milieu hier voldoende belachelijk. De palmen leken ons overbodig. Wij kunnen deze eenigszins wijdloopige bespreking niet besluiten zonder nog even te reppen over de ordening der groepstanden, die door J. Diels zeer levendig werd gehouden. De wandeling tijdens de recreatie was daarvan een markant bewijs, deze cirkelgang met meisjes die achterwaarts stappen om met kameraadjes die volgen een babbeltje te kunnen slaan.

Bij leeg tooneel ontlaadde zich de ontroering van het publiek in snottereffekten. Wij verwachten dan ook een tweede en misschien meerdere speelweken met een nokvol huis voor dit uitstekend door J. Diels vertaalde stuk, dat ofschoon het den film niet overschaduwt, dan toch als daarmee haast gelijkwaardig mag worden geprezen.

Victor J. Brunclair


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Juffrouw Ker... 1933-12-02
    mevr wassermann • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933
  2. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • mevr
  3. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-05-26
    Victor J. Brunclair • Een Zomerzotheid • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933
  4. ◼◻◻◻◻ Anon.: Tooneel, Kon. Nederl... 1932-12-23
    Een Zomerzotheid • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (author) Anon. • stellig
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Het openluchttheater... 1933-08-11
    (author) Anon. • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • mevr
  6. ◼◻◻◻◻ Anon.: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-06-30
    (author) Anon. • Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933
  7. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-01-13
    Victor J. Brunclair • Een Zomerzotheid • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933
  8. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-07-14
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933 • bijv
  9. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933
  10. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
    Victor J. Brunclair • Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Antwerpen • (date-year) 1933