Ernest W. Schmidt: "Georges Fries"

Lode Monteyne, 1928


Source

Lode Monteyne, Koorn en Kaf. Antwerpen: Het Tooneel, 1928, pp. 131-139.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Jef Horemans: "Slang... 1926
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926

« GEORGES FRIES ».

In het dramatisch werk van E. W. Schmidt zijn twee bepaalde richtingen te ontdekken. Tot de eerste, die we als de satirische zullen kenmerken en waarin zich een vrij bittere en bijwilen ook cynische levensbeschouwing baan breekt, behooren zijn beste stukken -- zijn « Tilly's Tribulaties » en zijn « Kindernummer ». Tot de tweede, welke hem voert op de paden van de psychologische analyse, behooren « De Meskien » en dan zijn tooneelspel « Georges Fries ». Een stuk als «'t Is de Gang der Wereld » hoort tot de twee richtingen te gelijk. Vandaar een dualisme en een onevenwichtigheid, die de ontplooiing van de in de kern van dit werk -- dat hoofdzakelijk satirisch had moeten blijven -- aanwezige dramatische krachten hebben geschaad.

In « Georges Fries » dramatiseerde de auteur, met een nu eens hinderlijke, dan weer voor zijn technische bedrevenheid getuigende doelbewustheid, een vorm welke het eeuwige conflict, dat de zich opvolgende generaties tegenover elkander plaatst, in het leven aanneemt. Terwijl de in de politiek vergrijsde Robert Fries het conservatisme aankleeft en verdedigt, voelt zijn zeventienjarige zoon Georges zich aangetrokken door de humanitaire utopieën van de revolutionnairen, bij wien hij zich aansluit en aan wier blad -- De Vrijheidsvaan -- hij zijn medewerking verleent. Het conflict tusschen vader en zoon breekt los, plots en met volle intensiteit, op den dag, dat Robert Fries er in slaagde zich in zijn partij op de eerste plaats te handhaven en de overwinning te behalen op zijn tegenstander, Van Ast, -- door Schmidt in een paar wat al te willekeurige trekken afgeschilderd als de eerzuchtige en van alle scrupules ontdane politieker zonder werkelijk ideaal.

Het pleit voor het dramatisch inzicht van den auteur, dat hij de tweespalt doet uitbarsten wanneer de vader het apogeum van zijn macht schijnt te hebben bereikt. De oude tragediën-schrijvers waren hem hier degelijke voorbeelden. Het onheil, dat vader Fries treft, is als een bliksemstraal, die geheel onverwacht de blauwe helderheid van een zomerschen sterrenhemel vaneenrijt. Op deze wijze slaagt de auteur erin diepen indruk te maken. Niet enkel de vader staat verslagen, ook het publiek wordt geschokt, wanneer daar plots Van Ast ten tooneele verschijnt om te melden, dat Georges Fries in een optocht der tegenpartij zich door zijn rumoerigheid deed opmerken. Wel baart het eenig opzien dat noch Robert Fries, noch grootvader Fries, ooit iets merkten van hetgeen er omging in het gemoed van den jongen man en dat deze nimmer in opstand kwam tegen het gezag van zijn vader, wiens politieke ideeën het vermogen bezaten zijn walg te wekken. We begrijpen ook niet den haat, die Georges Fries voor zijn vader voelt en die den vorm van een bijna physischen weerzin zal aannemen. Welke diepere motieven, die de auteur geheel verwaasloost, waren er werkzaam opdat een politiek meeningsverschil aanleiding kon geven tot zoo dramatische gebeurtenissen? Hier werd de waarachtigheid ten offer gebracht aan de inderdaad niet geringe scenische beteekenis van het gebeuren. Schmidt versmaadde alle voorbereiding, die hij wellicht -- doch ten onrechte -- als buitennissig beschouwde, elke analyse van het geval, omdat hij misschien vreesde de uiterlijke actie te verlammen; hij ging recht op het doel af en verlangde, dat wij gelooven zouden op gezag... Daarin slaagde hij gedeeltelijk, want zijn eerste bedrijf, geheel gewijd als het is aan de voorstelling van feiten en personen, blijkt sterk en hecht van constructie en de handeling munt uit door snelheid en kernige bondigheid. Hierin ontplooit de auteur een technische vaardigheid, waarvan we later -- vooral in de derde akte, de schaduwzijde zullen merken. Het tooneel tusschen Fries en zijn zoon -- dat de kapitale brok van deze inleidende akte vormt -- werd met lofwaardige soberheid geteekend en dan hoofdzakelijk in zijn uiterlijkheden. Men had hier kunnen een scherper conflict van ideeën verwachten, waar we vooral, een strijd van even krachtige doch verschillend georiënteerde temperamenten te aanschouwen kregen. Maar om de ideeën-zelf heeft Schmidt zich blijkbaar allerminst bekommerd, enkel gespitst als hij was op het uitlijnen van het antagonisme, waartoe zij aanleiding geven. Wellicht had de auteur gelijk toen hij zich hier niet afleiden liet op een zijpad, dat zoowel voeren kon naar de hoogten van het betere ideeëndrama als naar de kreupel-boschjes van romantiekerige tendens. Nu heeft de dramaturg den gedachtenstrijd, die zijn stuk in elk geval een grootschen, algemeen-menschelijken achtergrond had kunnen schenken, saamgevat in een paar, eenigszins declamatorisch getinte phrases, waarvan de holheid en de gezwollen toon perfect voor de meetingzaal berekend waren. Maar reeds in dit degelijk-gebouwde eerste bedrijf valt de willekeurigheid op, waarmee de schrijver het conflict leidt in stede van de logica der natuurlijk-groeiende feiten te volgen... De wereld-wijze grootvader, die er later aan herinnert hoe Robert Fries de eigenste crisis doormaakte als de jonge Georges, waagt geen enkele poging om zijn kleinkind te weerhouden, wanneer dit het ouderlijk huis verlaat... Aldus werd het drama van Schmidt mogelijk -- wat hoofdzaak was...

Wie peilt naar de kern van de tweede akte, ook met het doel om haar verband met de handeling te zoeken, stelt vast, dat zij in hoofdzaak het zeer beperkte doel heeft het derde bedrijf voor te bereiden, waarin de actie -- de schier uitsluitend uiterlijke actie -- haar culminatiepunt bereiken zal, wat hier beteekent, dat thans van buiten-af die feiten moeten bijgebracht worden, welke Georges Fries kunnen aanzetten tot het beramen van een moord op zijn vader.

Wellicht wijl hij inzag, dat een centraal bedrijf met hoofdzakelijk voorbereidende of motiveerende doeleinden, eerder als schraal zou voorkomen, heeft de auteur voor een oogenblik de forschig ingezette handeling stilgelegd en is zich gaan vermeien in een op zich-zelf niet onaardige, doch eenigszins conventionneele milieuschildering. Hij voert den toeschouwer inderdaad binnen in het redactiekantoor van de « Vrijheidsvaan », waarvan sommige redacteuren leuk getypeerd zijn en andere -- niet het minst Vera -- herinneren aan de revolutionnaire dames en heeren uit stukken als « Le grand Soir », Het is niet de eerste maal, dat onze dramatisten zich beijveren om journalisten op de planken te brengen. Horemans deed het in zijn stuk «In de Branding»; de tot nog toe minderbekend geworden Eduard Amter schetste op zijn beurt het leven van een revolutionnaire krant in zijn spel «De Nieuwe Mensch». Het zijn al bijdragen tot de comedie -- of de klucht? -- van de journalistiek, die in Vlaanderen nog moet geschreven woren door iemand, welke dit bizondere wereldje grondig kent en ervan zoowel de adel als de gemeenheid beseft. Het meest interessant in het fragmentarische beeld, dat Schmidt van de doening op een redactiekantoor heeft ontworpen, lijkt ons de figuur van den gluiperigen, steeds kronkelwegen gaanden, sluwen hoofdopsteller Sluikers -- den éénige, wiens innerlijk geteekend wordt en derhalve ontsnapt aan het odium der conventionnaliteit, dat op al de andere figuren drukt -- zelfs op Vera -- wier rol zich toch geheel op het gebied der uiterlijke dramatiek afspeelt. Er komen in die uitbeelding van het journalistiek bedrijf enkele pueriele episodes voor, welke het ontdekken van levensechtheid in het gebeuren zeer bemoeilijken: Zoo roept de hoofdredacteur, telkens hij een zaak als ernstig wil doen doorgaan, de redactie-raad bijeen. Op zich-zelf zijn de tooneeltjes, die aldus tot stand komen, gewis niet van schilderachtigheid of komische kracht verstoken. Tot de streng logische ontwikkeling van het conflict, dragen ze intusschen weinig bij, terwijl ze als karakteriseering van het milieu, waarin de auteur ons binnenvoerde, wegens hun gemis aan diepere waarheid, maar luttel beteekenis hebben.

De doortrapte Sluikers, die beschikt over een dossiertje, dat voor Robert Fries compromiteerend heet, slaagt er in, na veel huichelachtig gekonkel, Georges te brengen tot de verklaring, dat hij het als zijn plicht beschouwt een aanklacht tegen zijn eigen vader te schrijven en ook te onderteekenen! Vera, die den jongen man bemint, heeft Sluikers' inzichten doorzien en wil Georges' moeder verwittigen... Zij maakt eerst gebruik van een wel waarschijnlijke, doch door den auteur met wat al te veel opzettelijkheid gewilde afwezigheid van den hoofdredacteur, om Mevr. Fries, die precies klaar staat om in haar auto te stappen, (de omstandigheden zijn den auteur wel ongemeen gunstig!) aan te zetten naar de redactie te komen. Dat geschiedt. Mevr. Fries wordt door Vera op de hoogte gebracht van Georges' plan en van Sluikers's ploertigheid. Met den hoofdredacteur heeft Mevr. Fries een onderhoud en later ook met haar zoon. Beide leveren een negatief resultaat op! Zoo pas heeft de moeder moeten inzien hoe onwrikbaar haar jongen blijft, wanneer een bende manifestanten, die van de meeting komt, waarop Robert Fries het woord voerde, huilend en tierend voorbij de kantoren der Vrijheidsvaan trekt. Er wordt met steenen geworpen. De redacteur Wink-- juist deze, welke het dossier Fries bijeenbracht -- zakt, getroffen, ineen... Wanneer Mevr. Fries het kantoor verlaten heeft en de orde in de redactie weer hersteld is, vormt de geëxalteerde Georges het besluit den hoofdschuldige van dien aanval -- zijn vader, die de menschen opruide -- te dooden. Hij zegt het Sluikers, die het relletje kalm opneemt en er slechts het voorwendsel in ziet om een voor zijn tegenpartij onaangenaam hoofdartikel met sensationeelen titel te schrijven. Hier heeft de auteur wel een typische tegenstelling getroffen en ze dan uitgewerkt in een zoo treffend als raak tooneeltje, wellicht het eigenaardigste uit dit tweede bedrijf, waarin de satiricus Schmidt zich gelden deed, zonder evenwel van zijn gewone bitterheid de volle maat te geven. Hij deed zich hier vooral kennen als een tamelijk boosaardig humorist.

In deze akte zijn de psychologische fouten tamelijk veelvuldig. Zoo kleinzielig zijn de partij-menschen, die Schmidt ten tooneele voert, zoo ploertig en belachelijk tegelijk zijn de paladijnen van het nieuwe geloof, die in het redactiekantoor van « De Vaan » verkeeren, dat het onbegrijpelijk wordt hoe de idealistische Georges, welke toch al enkele weken in het midden verkeert, niet door walging wordt aangegrepen... Vera, de niet minder enthousiaste redactrice, heeft deze menschen en hun laag politiek geploeter doorzien. Zij bemint Georges. Zij weet, dat hij -- dien de auteur voorstelt als geheel verblind -- zijn vader moreel vernietigen wil door zijn artikel. Zij poogt dit langs omwegen te beletten. Waarom deelt zij Georges haar bevindingen, haar desillusies niet mee? Waarom?... Omdat de auteur het zóó verlangt, met het oog op de groote, de geweldige, de alles overdonderende scène, welke hij geduldig voorbereidt en die, het moge dan zijn ten koste van alle logica en van elke waarachtigheid, in het derde bedrijf de toeschouwers zal schokken en meesleepen, dwingen tot luid applaus en den bijval van het stuk verzekeren. En daarom ook moet het onderhoud van Georges met zijn moeder, achter de schermen gebeuren. Zij toch, die nog eenigen invloed op haar zoon blijkt te hebben, kan immers doorslaande argumenten gebruiken, er zonder twijfel op wijzen, dat de documenten uit het dossier valsch zijn, hem herinneren aan den eerlijken, boven alle verdenking verheven levenswandel van zijn vader, van wiens doen en laten hij-zelf toch ook niet geheel onwetend kan gebleven zijn... Zij zal hem ten minsten doen inzien, dat hij niet handelen mag vóór de beschuldigingen tegenover Robert Fries, door bewijzen gestaafd zijn... Maar wat zou er in dit geval gebeurd zijn met het drama, waarvan de uiterlijkheden reeds vast bepaald werden in Schmidt's scheppenden geest?

Ook in het tweede bedrijf treft, méér dan elders, de ideëele armoede van het stuk. Aan de gedachte had het drama zijn stuwkracht moeten ontleenen. In zijn ideeën had Georges Fries zijn onwankelbaar geloof, zijn onwrikbaar zelfvertrouwen, zijn onverzettelijkheid en zijn voor niets wijkend idealisme moeten vinden. Feitelijk weten wij te weinig van hem om te gelooven in zijn daad -- om deze te beschouwen als een uitvloeisel van zijn innerlijke gesteldheid. Of moeten we zijn exaltatie voor een groot deel toeschrijven aan een morbiden zielstoestand. Heeft de auteur in hem geteekend een erfelijk belaste, spruitend uit een familie van politiekers, waarin de ideeënstrijd tot de dagelijksche bekommernissen behoort? Hoe zorgvuldig de voorbereiding van de uiterlijk-dramatische hoofdmomenten ook geschiedt, zij sluit het verwezenlijken der innerlijke waarachtigheid niet uit in een tooneelwerk, dat kunst wil zijn en derhalve niet enkel berusten mag op scenische behendigheid...

Van dergelijke knapheid, die een gewikst verduiken van alle middeltjes veronderstelt, vinden we maar luttel sporen meer in het derde bedrijf, waar de auteur voortdurend achter de schermen tegenwoordig blijkt om heel willekeurig de menschen ten tooneele te voeren, en waar de personages nog enkel instrumenten schijnen in zijn handen, geheel van eigen leven verstoken blijvend om ten dienste van de intrige te worden gesteld...

Door Sluikers en twee redacteurs wordt Robert Fries van het moordplan van zijn zoon op de hoogte gesteld. Een vriend deelt hem verder mede, hoe de partij, waaraan hij dertig jaar dienst bewees en waarin hij populair was, op het punt staat hem, wegens den inhoud van Georges' artikelen, te verloochenen. Dan gebeurt het onbegrijpelijke : Robert Fries wil zich niet verdedigen. Zijn eer staat op het spel en hij laat begaan. Hij lijkt al evenzeer bekommerd om de « Scène a faire », waarin hij tegenover zijn zoon staan zal, als de auteur zélf. Want door niets anders kan de zonderlinge houding van den volksvertegenwoordiger worden gerechtvaardigd. Verder is ook de doenwijze van den raad der groote partij, waartoe hij behoort, geheel onwaarschijnlijk. Toeschouwers en acteurs staan hier volop in het arbitraire. Van hen eischt de auteur, dat zij aan alle critisch inzicht zouden verzaken. Hij doet de waarachtigheid geweld aan en plooit de werkelijkheid naar de eischen van zijn drama. Al wat er verder gebeurt, heeft Schmidt zelf degelijk voorbereid, hierbij bewust strevend naar knal-effecten, die een melodrama niet zouden ontsieren... Elke nieuwe fase in de ontwikkeling van de gebeurtenissen wordt -- meest in letterlijken zin -- van buiten-af aangevoerd, wat de gewoonte is bij den schrijver van « Het Kindernummer ».

Robert Fries, die weet dat zijn kind hem vermoorden wil, heeft maar één verlangen nu : alléén te zijn om dan ongestoord den waanzin van zijn zoon te kunnen tarten. We gewaren echter te duidelijk hoe de auteur hem deze houding voorschreef! Overigens de politieker Fries blijkt zin te hebben voor ensceneeringskunst. Hij draait schier al de lichten uit, laat één lampadaire branden en dompelt aldus het tooneel in een pathetisch-aandoend half-duister. Dan verschijnt Vera, die een opperste poging wagen wil om Georges Fries, dien zij in huis weet, van zijn snood opzet te doen afzien. Zij is nauwelijks alleen wanneer de jongen verschijnt... Ook zijn moeder komt de kamer in en draait het licht weer op. Georges blijkt onvermurwbaar. Heel dit tooneel tusschen moeder en zoon is zoo nutteloos als onecht. Wij vlagen ons af : Is Mevrouw Fries dan zóó blind, dat zij niets merkt van de geweldige opwinding bij haar zoon, en bereikt de schrijver, welke haar tot gelaten heengaan dwingt, niet het toppunt van de onwaarschijnlijkheid? Het daarop volgende tooneel tusschen Georges en de te voorschijn gesprongene Vera is bar theatraal. Het meisje beweert, dat zij den moord kwam doen, bekent dan haar liefde voor Georges. En deze argumenteert, dat zij enkel op het bezit van zijn geld speculeert! De idealistische Georges moddert in ploertigheid, veel erger nog dan de heeren revolutionairen, waarmee Schmidt zijn fantasistisch redactiekantoor in het vorig bedrijf heeft bevolkt. De scène tusschen Georges en Robert Fries, die het culminatiepunt vormt van de melodramatische actie, brengt enkel uiterlijk misbaar, berust niet op eenigen grond van waarheid, vermits wel niemand begrijpt waarom het antagonisme tusschen vader en zoon zoo geweldige afmetingen aanneemt. Maar de auteur heeft wel verstand van jacht op effect. Hij laat den zoon eerst door den vader ontwapenen met één slag op de hand, die den revolver omklemt. Daarna geeft Robert zijn jongen het moordtuig weer. Maar dan heeft Georges den moed niet meer om zijn misdaad te voltrekken. Hij, die na een langen nacht en een langen dag nog niet tot eenige bezinning kwam en dien we dus, niet zonder reden, voor een abnormale mogen houden, wordt kalm in één oogenblik en na een allerheftigste scène! De daad -- zoo roept Georges uit -- werd hem onmogelijk gemaakt door het «ellendig geredeneer» van zijn vader! Ware dat nu eens waar geweest! We worden er integendeel aan herinnerd hoe bitter weinig we weten omtrent den ideeënstrijd, die de tweespalt in de familie Fries veroorzaakt en hoe de haat van Georges voor zijn vader door niet gemotiveerd werd. Indien Schmidt een geval van geestelijke aberratie wilde ten tooneele brengen, had hij het sterker moeten ontleden. Nu gelooft niemand in zijn drama!

Ten slotte verschijnt nog de politieke mededinger Van Ast om Fries zijn nederlaag in de partij te melden. Hoezeer we in den loop van het stuk er op gedrild werden om te gelooven op gezag, toch kunnen we niet aannemen, dat de partij dezen Van Ast zou afgevaardigd hebben om Fries te vernederen... Eindelijk duikt nog Vera op, die melden komt, dat de documenten, waarop Georges steunde, toen hij het artikel tegen zijn vader schreef, valsch zijn! Waarop Georges, die naar den vreemde vertrekken zal, zich met zijn vader verzoent : gelukkig voorspel tot het huwelijk met Vera, dat nu volgen gaat!

Ware Vera nu een oogenblik vroeger gekomen dan had ze het leedvermaak van den « valschen » Van Ast nog kunnen vergallen door het eerherstel van Robert Fries te profeteeren. En deze zou zich dan niet genoopt hebben gevoeld tot het uitspreken der pseudo-literaire tirade van den stoker, die zich kapitein waande, -- met welk beeld hij zijn ontgoocheling poogt te symboliseeren. Dan kon de gelijkenis met een film, waaraan we zoo af en toe moesten denken, nog vollediger zijn geweest. Inderdaad : terwijl sommige onzer auteurs de techniek van het zilveren doek op het tooneel willen toepassen, heeft Schmidt, die trouw wenschte te blijven aan den traditioneelen vorm, veeleer zijn dramatische stof bewerkt alsof ze voor een film dienen moest. Met psychologie en waarheid nam hij het zoo nauw niet vermits hij het er op aanlegde om de oppervlakkige, uiterlijke beweging te evenaren, die de karakteristiek uitmaakt van de rolprent. Hij bereikte zijn doel : Zijn « Georges Fries » werd een spektakelspel, waarin melodramatische momenten niet logisch uit den gang van het gebeuren opgroeien, en waaraan zoowel diepte als perspectief ontbreekt.

Fransche auteurs als de Bernstein van vóór den oorlog en ook de jongere Charles Méré, die het salonmelodrama poogden in eere te herstellen, heeft Schmidt willen evenaren. Hij is daarin wel geslaagd, zij het dan ook ten koste van de hoogere waarheid en de levensechtheid, die een drama adelen tot zuiver kunstwerk. Heeft de auteur zich in dit werk wel sterk verwijderd van onze vóor-oorlogsche, eenigs-zins romantisch-aangelegde dramaschrijvers?


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    moeder • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • geheel • auteur • Tilly's Tribulaties • bedrijf • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    Henri Bernstein • Meskien • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • auteur • Tilly's Tribulaties • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    Meskien • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • Tilly's Tribulaties • bedrijf • Het Kindernummer • schmidt
  4. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Jef Horemans: "Slang... 1926
    blijkt • Jef Horemans • (author) Lode Monteyne • drama • bedrijf • In de branding
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • drama • auteur • bedrijf • schmidt
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    schmidt • Het Kindernummer • Ernest W. Schmidt • 't Is de Gang der Wereld • Tilly's Tribulaties
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    schmidt • Het Kindernummer • Ernest W. Schmidt • 't Is de Gang der Wereld • Tilly's Tribulaties
  8. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
    (date-month) 1928-00 • (author) Lode Monteyne • geheel • drama • (date-year) 1928 • auteur
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Ernest W. Schmidt: "... 1925-02-03
    Ernest W. Schmidt • Het Kindernummer • 't Is de Gang der Wereld • schmidt • Tilly's Tribulaties
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Het ... 1928-02-11
    blijkt • (author) Lode Monteyne • drama • (date-year) 1928 • auteur • bedrijf • conflict