Ernest W. Schmidt: "Het kindernummer"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Kritische Bijdragen over tooneel. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 43-49.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt en... 1926-03-13
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Ernest W. Schmidt: "... 1925-02-03
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926

Ernest W. Schmidt: "Het Kindernummer"

Ernest W. Schmidt, is tot nog toe de beste onzer jongere tooneelschrijvers. Met Gaston Martens en Willem Putman staat hij in het eerste gelid.

Elk van deze drie dramatici bezit een eigenaardig talent, een eigen levenskijk en zelfs eigen onderwerpen. Eén eigenschap hebben ze gemeens : ze hebben onze tooneelschrijfkunst hooger-op gevoerd, bevrijd van het ruwe romantisch realisme à la de Tière, veredeld tot literatuur en verrijkt -- zij het dan ook met werken van ongelijke waarde.

Putman, de jongste van dit driemanschap, streeft naar de grootste verfijningen, naar een strenger vergeestelijking. Hij schuwt zelfs de preciositeit niet evenmin als een zeker dandysme, dat eenigermate onnatuurlijk aandoet. Shaw en Ibsen hebben zijn geest gevoed.

Martens bleef de Vlaamsche traditie tot nog toe trouw. Hij staat in het volle leven, doet daarin een greep, brengt ze op het tooneel. Maar zijn realisme is minder rauw, zijn werkelijkheid minder grauw dan bij zijn pessimistisch-gestemde voorgangers. Hij bezit meer humor, meer eenvoud en offert nimmer aan bombast en rederijkersromantiek.

Ernest W. Schmidt bezigt meer behendigheid in het bouwen van een stuk dan Martens en Putman. Hij kan een intrige leiden, een karakter uitbeelden. Molière moet zijn grootste leermeester geweest zijn. Maar ook Shaw en Strindberg -- vooral aan dezen auteur denkt men heel dikwijls onder het lezen van « Tilly's Tribulaties » -- hebben, met een paar moderne Franschen -- Bataille, Bernstein, --den groei van zijn artistiek wezen beInvloed.

Niemand in Vlaanderen schrijft een zoo vlotten, natuurlijken dialoog als Schmidt. Maar die soepelheid in het leiden van gesprekken heeft bijwijlen vlakheid en onwezenlijkheid voor gevolg. Schmidt's menschen praten soms langs de essentieele dingen, die zij zouden moeten zeggen, heen. Vandaar, dat een zoo bewonderenswaardig stuk als « Tilly's Tribulaties », bij nadere beschouwing, op enkele plaatsen langdradig aandoet.

Schmidt is, als auteur, oneindig méér verstands- dan gevoelsmensch. Een heldere kop en een koel hart. Iemand die geweldig kan haten en weinig beminnen. Zijn visie op het leven is kalm, klaar en tevens beperkt. Hij ziet heel duidelijk wat er gebeurt, begrijpt hoe feiten aaneenschakelen, redeneert met een logica, die onverbiddelijk schijnt, kan het geziene raak weergeven, de drijfveeren eener handeling blootleggen. Begrijpen, dit is doordringen tot in het diepste van een menschenziel, deed hij zelden, want daartoe is een fijne, een teedere gevoeligheid noodig. Schmidt ontroert niet. Wel kan hij doen lachen. Een bittere lach, die niet bevrijdt ! Of een cynische lach, die onecht aandoet. Want Schmidt's cynisme lijkt ons hoofdzakelijk een uitspruitsel van zijn koele verstandelijkheid, die tot eenzijdigheid leiden kan in de uitbeelding van menschen en gebeurtenissen. Als een door het leven verbitterde, die zijn geloof in de menschheid zag te-loor gaan... zóó komt ons de artiest Schmidt voor na lezing van « Het Kindernummer » en vooral van « Tilly's Tribulaties ». « De twee Vrienden en de Vrouw » kan niet anders dan dezen indruk versterken.

Maar een vooraanstaand tooneelschrijver is hij ongetwijfeld. Verstandelijke kunst heeft net zoo goed bestaansrecht als deze, die direct uit de warmte van het bewogen gemoed opschiet. We kunnen enkel wenschen, dat Schmidt zijn gemoedsaandoeningen eens onder minder strenge controle zal houden, om tot meer volledige menschelijkheid te komen.

Na « Twee Menschen» zagen we rijper werk van Schmidt : «De Antichrist», een geslaagde schildering van een populair midden ; « De Meskien », een beeld uit het zakenleven met een wel niet volkomen geslaagde, maar toch sterk-gebouwde centrale figuur. Met « Het Kindernummer » vestigde hij zijn naam als schrijver.

Dan liet hij achtereenvolgens vertoonen : « Tilly's Tribulaties » -- « Ninon de Lenclos » -- de minder geslaagde klucht « De Klapperbeentjes » -- « De Wonderlijke Gast », een duivelarij -- de eenakters « Eersteling », « Huwelijksmorgen », « De Giftmenger », « 't Is de Gang der Wereld » en de klucht « De Peer als Twistappel ».

HET KINDERNUMMER

Er ligt een groote afstand tusschen « Het Kindernummer» en «De Antichrist» het vorige drama van Ernest W. Schmidt, waarin de schrijver reeds blijken gaf van talent. Niet altijd nochtans wogen de verdiensten van dit stuk, dat als een niet-onverdienstelijk jeugdwerk mag beschouwd worden, op tegen de gebreken, welke echter na een zorgvuldige bewerking kunnen te-niet gedaan worden.

« Het Kindernummer», durven we gerust en zonder voorbehoud als een rijp werk van hoog kunstgehalte roemen.

Zelden voldeed de première van een Vlaamsch stuk zoo geheel en dat niet het minst wijl de handeling voortdurend den indruk geeft van een bewust en logisch voortschrijden naar de ontknooping, maar tevens ook van ongerepte natuurlijkheid. Het noodlot, dat den gang der levensdingen beheerscht en bijwijlen alleenlijk voelbaar is in de kleinste en onaanzienlijkste feiten of gebeurtenissen, waaraan de dagen hun afwisseling ontleenen, beïnvloedt de daden van al die menschen : van den zwierbolligen en pooierigen Fleer, van de gewezen ecuyère, welke hij ondanks heur ouderdom trouwde om haar ponk, van de onevenwichtige, instinctief handelende Rosine en van Prof, den levenswijzen man op jaren, wiens koele redelijkheid niet bestand is tegen de schroeiende passie, die zijn ondergang bewerkt.

Wel vreemd staat de toeschouwer tegenover het wereldje van volslagen « amoralen » door den schrijver ten tooneele gebracht. Dat wonderlijke, warboelige interieur der Fleer's, welke leven van de hand in den tand in bedrieglijke onbezorgdheid, is geborsteld met vette kleuren die toch met lichten toets zijn uitgespreid : een hyper-modern tafereel in den trant van den Jan Steen, die op zoo leuke wijze een « slecht gezelschap» konterfeiten kon... een schelbelicht schilderij, waarvan de drastische lijn, maar vooral de schrijnende dramatiek, Honoré de Balzac zou hebben geboeid !

Met kleine trekjes bouwt Schmidt zijn tafereel op, met glundere schaduwstreepjes geeft hij reliëf aan zijn personages. Hij dikt niet aan en weet de juiste verhoudingen te bewaren. Het is wellicht van uit een louter-literair oogpunt beschouwd, een der grootste verdiensten van dit voortreffelijk spel, dat de auteur niet tot het caricaturale vervallen is, maar, de schepping zijner fantasie toetsend aan de werkelijkheid, erin slaagde het leven uit te beelden, waarvan de wrange tragiek soms komisch aandoet, wanneer men het enkel vluchtig aan de oppervlakte beschouwt.

Niet een scherp-afgeteekende intrige naspeuren in de bijzonderheden van heur ontwikkeling, evenmin als het alzijdig belichten van een vooraf gesteld thema, schijnt ons door den auteur van het « Kindernummer» nagestreefd te zijn. Milieu en menschen schilderen, wier uiteenloopende karakters en vooral belangen leiden moeten tot een conflict, daarom zal het den schrijver wel voornamelijk te doen zijn geweest.

Waarom toch altijd achter een thema zoeken ? Is het leven, zooals het door de dagen gaat, dan enkel maar een streven naar de oplossing van een voorafbepaald theorema van moreelen aard ? Wel spreekt Prof -- in III --, wanneer hij zich geruïneerd weet, alle middelen om zich staande te houden uitgeput zijn, en zijn besluit om vrijwillig den dood in te gaan reeds vast staat, van een andere macht dan het geld, die Rosine van hem weghaalt, een macht, waartegen hij niet opgewassen is : de jeugd ! Maar ondanks deze vaststelling -- die Prof wellicht enkel aan zijn levenservaring ontleende om zich-zelf te troosten vóór het definitieve heengaan -- kunnen wij er niet onvoorwaardelijk aan gelooven, dat het de strijd is tusschen jeugd en ouderdom om de liefde van een meisje, welke als leidende gedachtte de ontplooiing van dit drama beheerscht... Mogen we -- zoo ter-loops enkel -- eraan herinneren, dat, naar onze opvatting, algemeene oplossingen van dergelijk thema gewoon ondenkbaar zijn. Men peinze slechts aan het mooie stuk van Dr Van Epen : « Als de Kersen bloeien », waarin de dorre jeugd het aflegt voor de levenslustige rijpheid... Is het bestaan niet te veelvormig en te ingewikkeld om naar den eenzijdigen kijk van op belangwekkende thema's azende dramatisten geplooid te worden ? Wij kunnen bezwaarlijk aannemen, dat Schmidt aan dergelijk motief een overwegend belang hechtte. Was zulks wel zijn inzicht, dan werd zijn natuurlijk talent hem te machtig en schiep hij, ondanks alle verstandelijk geredeneer, een drama, dat niets minder is dan een prachtig brok leven, En zoo iets overkomt nu precies niet elken Vlaamschen tooneelschrijver ! Heeft Rosine ooit werkelijke liefde gevoeld voor Prof ? Mint ze Kepper ? Ze volgt de grillige ingevingen van heur wispelturig temperament, meer niet. Strijd heeft ze niet gevoerd in heur binnenste. Kepper zendt veel versnaperingen, sluit een gouden armband om haar pols, is opgeruimd en driest. Hij geniet den steun der ouders, die vermoeden, dat Profs vermogen weggesmolten is... Immers hij koopt voor «Schat» zoo'n heele boel lekkernijen niet meer en is droefgeestig gestemd... Van liefde heeft Rosine geen overlast en dit gevoel weegt niet zwaar in de schaal harer plotse beslissingen, die eerder ingevingen of nukken heeten mogen.

Hoe verwerpelijk in algemeen elke classificatie van een stuk ook weze, zij kan in bepaalde gevallen toch eenigszins bijdragen tot een juister beoordeelen der bedoelingen van den schrijver. « Het Kindernummer » is zoowel een zedenschildering -- zelfs een uitmuntende ! -- als een karakterstudie. Fransche critici, die nog eenigen eerbied voelen voor de klassiek-geworden genres, zouden gewagen van een « comédie de moeurs » welke, door de subtielere uitwerking van enkele karakters -- o.a. Rosine en Prof -- zekere verwantschap vertoont met een z.g.n. « comédie de caractères ».

Immers, treedt de milieu- en zedenschildering, vooral in het eerste bedrijf en ook nog, althans gedeeltelijk, in het tweede, het meest op den voorgrond, allengs worden de trekjes, die de beelden van Prof en Rosine aflijnen, scherper en vooral : bepaalder. De verhouding tusschen deze beide menschen van zeer verschillend temperament en totaal afwijkende levenservaring, neemt vaster vormen aan. Hun innerlijk -- men noeme het « karakter » voor Prof en liever « instinct » voor Rosine -- komt feitelijk niet in botsing. Prof blijft schijnbaar zich-zelf gelijk, ook al worden de levensomstandigheden hem te machtig. Hij heeft Rosine lief. Om haar te behouden, verkwist hij zijn fortuin, stort een bankbediende, die hem toestond zijn krediet te overschrijden, in 't verderf en ruïneert zijn garant. Al zijn gevoel is geconcentreerd in zijn hartstocht voor Rosine. In het gore milieu der Fleer's is hij de eenige man met een hart, al is zijn moraliteit ook niet onaangetast gebleven. Eerst op rijper jaren kwam de liefde in zijn leven en zij maakte schoon-schip met die vooroordeelen of overwegingen van zedelijken aard, welke door de levenservaringen gespaard waren gebleven. Het wordt ons niet bepaald gezegd, dat Prof de formule « vivre sa vie » in toepassing brengt, maar we doorvoelen het. Niets is hem ten slotte meer heilig. Om een laatste geschenk voor «Schat» te koopen, verkwanselt hij zijn chronometer -- een herinnering aan zijn vader ! Prof staat boven het gewone bestaan. Hij overziet het en beheerscht het door de superioriteit zijner ontgoochelde levenswijsheid. Wanneer het echter zijn liefde geldt, dan wijkt de onverschilligheid, de aan pessimisme-grenzende gelatenheid. Begrippen, welke zijn verstand oogenschijnlijk als leugenachtig en conventionneel verwierp, krijgen dan opnieuw beteekenis voor zijn zedelijk leven. Kwetst het hem niet, wanneer juffrouw Fleer, moederlijk-trotsch, zelfgenoegzaam verhaalt van de vele aanbidders, oude en jonge, die Rosine begeerden, toen ze nog als «Kindernummer» optrad ? Krenkt zijn onverantwoordelijke beminde hem niet, als ze voorstelt voor hem geld te verdienen ? Vooral de gedachte, dat hij zijn lief met een ander zou moeten deelen, walgt hem. En de Fleer's... de koppelende moeder en den geldgierigen stiefvader, veracht hij ze niet -- ook al rept hij daarover slechts enkele schampere woorden bij zijn af scheid-nemen van Rosine ? Profs lijdelijk berusten in al wat het leven hem tegenvoert is niet hecht en onwrikbaar. Ten slotte komt toch de vertwijfeling zijn meerderheidsgevoel aantasten. Dan geeft hij den strijd op, troost zich met de gedachte, dat Rosine's ontrouw tot het onvermijdelijke behoort, en pleegt zelfmoord.

Het wezen van Prof is veelzijdig. De auteur teekende een volledig mensch, geen tooneelpop, waarin een karaktertrek -- diegene, welke het conflict uitlokt, -- overheerscht. Prof is een diep-tragische figuur.

Het heengaan van Prof verhaast het proces, dat zich in Rosine's wezen fataal ontwikkelen zou. Levend in een milieu als dit der Fleer's, moest zij schier noodlottig den breiden weg op. De liefde van Prof kon haar slechts voor eenigen tijd daarvoor behoeden. Nu hij heenging voltrekt zich haar bestemming. De toeschouwer, die Rosine's karakter kent, bevroedt haar toekomst. Niet de liefde voert heur in de armen van Kepper. Het is enkel een gril van heur onbeheerscht, zenuwig temperament -- ook het begeeren van een verwend kind naar al het mooie, dat zijn rijkdom heur schenken kan.

Er is een groote onbewustheid in hetgeen haar voortdrijft. Ze handelt impulsief. Al heur betrachtingen missen moreelen ondergrond. Met de jaren zal wellicht berekening de overhand krijgen. In plaats van zich half instinctief te geven, zal ze dan heur bekoorlijkheden tegen hoogen prijs verkoopen.

Sterk is ze geteekend, de nukkig-impulsieve, onevenwichtige Rosine, opgegroeid in een bedorven omgeving.

Zoo we wijzen willen op een conflict, waarrond de verschillende episodische handelingen gegroepeerd zijn, dan moeten we dit voornamelijk zoeken in de tegenstrijdigheid der belangen van de Fleer's en die van Prof. Wanneer het echtpaar merkt, dat hun commensaal geen geld meer heeft, en Rosine een ander vrijer met fortuin krijgen kan, dan staat hun voornemen vast : Ze zullen den verarmden vriend eenvoudig aan den dijk zetten. Moeder Fleer, de gewezen «écuyère de haute école», die thans een slonsige huisvrouw is, ontpopt zich tot een gewikste koppelaarster. En Fleer, de veel jongere man, dien ze huwde, kent enkel geld... Prof kan niet meer geven, dan hoeft er maar een andere te komen, die centen bezit... Kepper koopt Fleer's steun met banknoten.

Merkwaardig in alle opzichten is de uitbeelding van het wonderlijke echtpaar : de luie, verboemelde Fleer, met zijn cynisch-spottend lachje, zijn grapjes en zijn sluwheid, wanneer hij, geld noodig heeft om zijn slemppartijtjes te bekostigen -- en de morsige juffrouw Fleer, met heur zonderlinge levenswijsheid :

« Als 'n meisje de jeugd aan iemand geeft, moet ze weten waarvoor ze 't doet.»

Minder uitgediept zijn de meer episodische personages : Kepper en zijn vriend, -- Joachim, de directeur der Fiorenvariétés, bij wien Rosine een engagement zoekt -- Fanny, een vriendin van Rosine, -- Draggenberg, de bankbediende, en Sossen, de garant. Met bedreven hand zijn de drie bedrijven geleid. Wel hebben we enkele kleine bezwaren. Het slot van I, al zouden we 't niet graag missen, lijkt ons niet waarschijnlijk. Hoe is het mogelijk, dat de grillige, dwingerige Rosine het medaillon, door haar moeder om den hals gedragen en dat zeker heur nieuwsgierigheid moet opgewekt hebben, niet eerder wist weg te gappen ?

Het slot van het werk, met het « Adieu », dat Fleer op cynisch-spottende wijze zegt, is aangrijpend, en juist daarom kunnen we de zelfmoord met het eenigszins melodramatische knaleffect van een revolverschot op het donker-gemaakt tooneel, wel billijken. Mooi is dit slot vooral wijl het ons beseffen doet, dat het leven voortgaat, ook al werd daar een menschenleven vernietigd...

Het is wel eigenaardig vast te stellen, dat een Vlaamsen auteur tot de Noord-Nederlandsche omgangstaal zijn toevlucht neemt. In een algemeen-menschelijk werk als « Het Kindernummer », dat niet specifiek-Vlaamsch van opvatting of uitwerking blijkt, is dit procédé gemakkelijk te wettigen. Immers, door het Hollandsche taaleigen te gebruiken, beschikte de schrijver over een lenige, natuurlijke en toch zuivere conversatietaal, die bij ons in het wel wat bijzondere midden, dat hij schetst, niet bestaat. « Het Kindernummer » houden we voor een degelijk tooneelwerk met literaire hoedanigheden.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt en... 1926-03-13
    schmidt • De twee vrienden en de vrouw • Ernest W. Schmidt • Peer als Twistappel • Klapperbeentjes of De geschiedenis eener operet • tillys • (author) Lode Monteyne • M. • Een huwelijksmorgen • (date-year) 1926 • schrijver • auteur • tillys tribulaties • menschen • Tilly's Tribulaties • Eersteling • leven • Ninon de Lenclos • tribulaties • 't Is de Gang der Wereld
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    George Bernard Shaw • kindernummer • schrijver • tillys • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • tillys tribulaties • Meskien • (date-month) 1926-00 • leven • Tilly's Tribulaties • Het Kindernummer • schmidt • (date-year) 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    De twee vrienden en de vrouw • menschen • schrijver • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • (date-year) 1926 • auteur • (date-month) 1926-00 • leven • Tilly's Tribulaties • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld
  4. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Ernest W. Schmidt: "... 1925-02-03
    ernest schmidt • De twee vrienden en de vrouw • Ninon de Lenclos • Ernest W. Schmidt • Klapperbeentjes of De geschiedenis eener operet • Tilly's Tribulaties • Het Kindernummer • schmidt • Nestor de Tière • 't Is de Gang der Wereld
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    De twee vrienden en de vrouw • Ernest W. Schmidt • leven • (author) Lode Monteyne • M. • liefde • auteur • (date-month) 1926-00 • schmidt • (date-year) 1926
  6. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    Ernest W. Schmidt • schrijver • Ninon de Lenclos • (author) Lode Monteyne • M. • liefde • heur • auteur • (date-month) 1926-00 • leven • schmidt • (date-year) 1926
  7. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    ernest schmidt • tillys tribulaties • Ernest W. Schmidt • Tilly's Tribulaties • ernest • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld
  8. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    ernest schmidt • tillys tribulaties • Ernest W. Schmidt • Tilly's Tribulaties • ernest • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld
  9. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Der... 1926
    leven • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • geeft • Gaston Martens • Nestor de Tière • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1928
    Henri Bernstein • Meskien • (author) Lode Monteyne • Ernest W. Schmidt • auteur • Tilly's Tribulaties • Het Kindernummer • schmidt • 't Is de Gang der Wereld