Jean-Jacques Bernard : "L'invitation au voyage", door het "Studio des Champs Elysées"

Willem Putman, 1925-05-25


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 220-238.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Jean-Jacques Bernard... 1925-05-25
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Frans Delbeke en Ger... 1925-04-04
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Crommelynck ... 1925-02-21
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De stilte op het too... 1925-05-25
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Peer Gynt : in het "... 1925-12-12

Jean-Jacques Bernard : "L'invitation au voyage", door het "Studio des Champs Elysées".

Het stuk is verdeeld in drie bedrijven en vijf tafereelen. Zelfde bouw als van "Martine". Hier echter is de eenheid van plaats bewaard. Wij verlaten niet de luxueuze gezellige kamer met de vele vensters die uitgeven op het sparrenwoud. Wel vervliegt de tijd en dat wordt in het landschap aangeduid.

In de kamer zelf -- een voornaam interieur van een rijke familie in de provincie -- bemerken wij de piano, het bureau, en rond de kachel drie clubzetels. Vóór het halen reeds vernemen wij langoureuze piano-muziek van Chopin.

1.

Marie-Louise speelt. Ze houdt op en droomt. De muziek vervolgt in haar blik. Ziehier hare identiteit : zij is de dochter van den grooten nagelfabrikant Landreau. Een zusje heeft zij, Jacqueline, veel jonger. Zij is reeds acht jaar getrouwd met Paul Olivier, een beste man, lief en aangenaam, knap en goed die met een groote bekwaamheid de fabriek thans bestuurt. Zij heeft een kind, Gérard -- zeven jaar oud. Iedereen houdt van haar. Zij is zeer gelukkig. Zij leest verzen en speelt Chopin. Men eerbiedigt hare fijn gevoeligheid. Haar vader zegt over haar : "C'est une... artiste, une musicienne. Rien ne lui est étranger."

Er is iets gebeurd -- of beter nee, een gebeurtenis mag je 't niet noemen. Doch sinds eenigen tijd is daar de zoon aan huis van een hunner handelscorrespondenten, Philippe Valbeille. Hij is Marie-Louise niet zeer sympathiek -- maar zij ondergaat zijne aanwezigheid als iets van de vele onaangenaamheden die aan de fabriek verbonden zijn. Zij ziet in die fabriek iets vijandigs, iets grofs -- dat haar kwetst, zooals het haar ook kwetst wanneer haar papa haar voorstelt aan de vele zakenmenschen die op bezoek komen.

JACQUELINE.

Mais papa ! je suis sûr qu'il aurait été ravi que nous allions servir le porto à ce monsieur. Il est fier de nous.

MARIE-LOUISE.

Oh ! Je le sais qu'il est fier de nous. Tout à l'heure il me montrait à ce monsieur et il disait "ma fille" de la même façon que "ma maison", "mon garage", "mon verger". Sais-tu ce que nous sommes ? Des dépendances de l'usine.

Philippe, de vreemde jonge heer, heeft haar een éventail cadeau gedaan en ook een bundel verzen van Baudelaire. De twee zusters, die zoozeer verschillen -- want jacqueline is 'n zeer nuchter meisje, wijl Marie-Louise een soort lethargie koestert in dit land,

"où vous pouvez marcher une heure et demie dans tous les sens, vous ne verrez que des sapins, des sapins, des sapins... (comme à elle-même) des sapins... des sapins..."

beide zusters, zeg ik, spreken over Philippe's vertrek.

MARIE-LOUISE.

Allons donc ! Veux-tu que je te dise ce que c'est, Philippe ? Le fils d'un marchand de clous. D'ailleurs, qu'est ce qu'il est venu faire ici? Voir comment on fabrique des clous. Et qu'est-ce qu'il fera en partant? Il ira voir fabriquer d'autres clous. Et toujours comme ça.

Tu sais que quelquefois, après le dîner, Philippe revient ici avec nous. Il s'assied là. (Elle montre les trois fauteuils bas devant le poêle). Oui, toute la soirée, sur ce fauteuil, entre nous deux... Eh bien, crois-tu qu'Olivier chercherait a se débarrasser de lui ? Pas du tout. Ils se racontent des histoires pendant des heures. C'est moi qui suis obligée de demander grâce. Hier soir je me suis endormie en les écoutant. Olivier blaguerait toute la nuit. C'est un tel gosse ! Mais tu vois comme c'est drôle pour moi...

Uit dit alles blijkt wel hoe volstrekt onverschillig deze Philippe haar laat. Het is ons hierop gegeven kennis te maken met Olivier, een uitstekend echtgenoot, die binnen komt en onder meer onbelangrijke nieuwsjes meldt dat Philippe 's anderendaags vertrekt. Werd op 't onverwachts verwittigd. Moet voor de zaken zijns vaders naar Amerika, in Argentinië.

MARIE-LOUISE (d'une voix toute changée).

En Argentine ?

OLIVIER.

Oui, en Argentine... Buenos-Ayres, les grandes villes... Enfin, il nous expliquera cela ce soir.

En Olivier gaat heen. De twee meisjes blijven alleen. Marie-Louise is verstrooid. Jacqueline babbelt, tot ineens...

MARIE-LOUISE.

L'Argentine...

(Rêveuse) C'est drôle...

JACQUELINE

Pourquoi drôle ?

MARIE-LOUISE.

Je ne sais pas... Ça ne lui va pas très bien... l'Argentine... Au fond, il a de la chance.

JACQUELINE

C'est discutable..

MARIE-LOUISE.

L'Argentine ...Oui, c'est drôle de se dire cela quand on est enfermé quelque part...

JACQUELINE.

Enfermé ?

MARIE-LOUISE,

(ne répond pas.)

Ineens valt een felle zonnestraal in haar gelaat. Het is Philippe die, met een spiegeltje, haar van buiten de zon zendt door het venster. Zij schrikt, schreeuwt dan, vindt het onbeschoft van hem, scheldt hem uit.

Ce n'est pas bientôt fini? Qu'il est bête, il est trop bête... Trop bête, entendez-vous?...

... wijl het doek valt.

2.

Zes weken later. Herfst. Marie-Louise leest... Baudelaire -- waarbij haar man zich de opmerking veroorlooft: "Tiens, tes goûts changent vite..." Eerst na zes weken heeft Philippe een kaart gezonden. Olivier vindt het weinig vriendelijk van hem maar wijt dit eenigszins aan de houding zijner vrouw. Zij was eerder... koud met hem. De stilten volgen vreemd op mekaar in dezen dialoog. Marie Louise kijkt naar den zetel waar hij vroeger zat...

OLIVIER.

Tu ne trouves pas, toi ?

MARIE-LOUISE.

Quoi?

OLIVIER.

Que c'est toujours agaçant de voir partir quelqu'un ? MARIE-LOUISE.

Si...

Zeer lief is Olivier voor haar, buitengewoon lief. Hij doet haar allerlei lokkende voorstellen -- maar zij is eerder melancholisch gestemd. Komt Jacqueline en stoort dit vertrouwelijk gesprek. Meteen leeren wij hoe Marie-Louise ineens is gaan belang geven aan drie dingen die haar vroeger volstrekt koud lieten. Jacqueline speelt even met den éventail, cadeau van hem. Marie-Louise verzoekt haar het ding gerust te laten -- "Ce n'est pas la peine de casser un objet qui a peut-être de la valeur..." -- Dan wil ook Jacqueline den zetel verplaatsen, waarin hij vroeger zat. Marie-Louise verhindert het, met 'n zekeren angst. Ten slotte haalt Jacqueline 'n foto uit van Philippe -- zij heeft ze gevonden in een nagelaten boek.

JACQUELINE.

Qu'est-ce que vous en pensez?... Te rappelles-tu quand tu te plaignais de jouer au tennis avec la machine à écraser des têtes de clous ? (Marie-Louise ne répond pas). Ou d'entendre la scie réciter des vers?... (Elle rit).

OLIVIER.

C'est drôle.

MARIE-LOUISE.

Quest-ce que ça a de drôle ?

JACQUELINE.

Vous ne trouvez pas qu'il a une bonne tête là-dessus ?

OLIVIER.

Il est assez ressemblant.

MARIE-LOUISE.

Je ne trouve pas du tout.

OLIVIER.

Tout de même, on le reconnait bien.

JACQUELINE.

C'est absolument lui.

MARIE-LOUISE.

A peine. Cette photo n'est pas bonne.

OLIVIER.

Mais si, très bonne, je t'assure.

JACQUELINE.

On ne peut pas dire le contraire.

MARIE-LOUISE.

C'est comme vous voudrez.

OLIVIER.

Voyez comme c'est curieux. Voilà un homme qui n'est pas parti depuis deux mois et nous ne sommes déjà plus d'accord sur la ressemblance d'une photo. Il y a au moins l'un de nous trois qui a trop d'imagination...

MARIE-LOUISE.

Eh bien, mettons que c'est moi et n'en parlons plus.

Wanneer Olivier weg is, begint Jacqueline haar groote zus hierover te plagen, neuriët namelijk het bekende liedje :

"Sous le ciel bleu de l'Argentine, Toutes les femmes sont divines..." Dit windt Marie-Louise op. Nog als ze buiten is zingt Jacqueline op 'n plagenden toon : "Sous le ciel de l'Argentine..." Marie-Louise scheurt de photo van Philippe stuk.

3.

Nu ontpopt het drama. Anderhalf jaar is vervlogen. De droom in Marie-Louise heeft uitbreiding genomen. Waar Philippe haar vroeger onuitstaanbaar scheen, heeft zij thans zijn figuur opgesierd met den glans harer verbeelding, en hij is... de held, de mooie prins in het verre sprookjesland, Argentinië. Al hare wenschen, al hare diepe verlangens in dit gemakkelijk geluk ontsproten, vinden nu voedsel in dezen wonderen droom. Alle romantisme in haar vindt hierin 'n uiting. En voor Olivier wordt zij, de zoo goede en lieftallige vrouw, een raadsel. Hij voelt dat er iets is. Hij weet niet wat het is. Hij vermoedt het, maar kan het met zijn nuchteren kijk op de dingen niet aannemen. Hij is ongelukkig...

Hij vraagt zich af of hij wel lief genoeg is voor haar. Hij twijfelt aan zich zelf. Hij biedt haar de vervulling van alle denkbare wenschen. Zij weigert; zij is stil, geduldig, vreemd. Zij sluit zich op in haar droom.

Zal het tot 'n botsing komen ? Daar hangt electriciteit over de huiskamer. Wij voelen de atmosfeer meer en meer beklemd worden. J. J. Bernard vermijdt zorgvuldig "la scène à faire", maar tot welk meesterlijk tooneel geeft thans zijne methode aanleiding.

Wijl haar man weg is -- uitgegaan na zulke scène vol pauzen waarin de onrust groeit in beider harten -- komt de kleine Gérard bij zijn moeder om zijn huiswerk te maken. Marie-Louise ondervraagt hem, monotoon, lusteloos. Maar het toeval wil dat het jongetje juist zijn geographie-les leert. Zuid-Amerika. Marie-Louise rilt. Zij stelt aarzelig de vraag : "Noem mij de bijzonderste staten ?" en de kleine Gérard noemt onder meer : de republiek Argentinië. De oogen van Marie-Louise glanzen. De deemstering is gevallen; zij sluit de luiken, en zit thans in het groene licht der lamp, met haar jongetje aan haar voeten. Hij vraagt om uitleg. Zij vertelt, eerst aarzelig... dan vurig, hijgend... ineens uitstortend al wat haar droom opeenstapelde in haar gemoed -- en wijl het kleine jongetje in verrukking luistert, want wat hij hoort is mooier dan in eenig geographie-boek te lezen staat, fluistert zij...

MARIE-LOUISE.

J'ai lu quelque part que tout ce qui est la-bas est beaucoup plus extraordinaire que partout ailleurs. Les plantes, les fleurs sont fantastiques, dix fois plus grandes que les nôtres.

GERARD

Dix fois ! Oh !

MARIE-LOUISE.

Les arbres sont si épais qu'à plusieurs on ne peut les entourer. Et les animaux. Il y en a d'immenses, comme on n'en voit jamais en France. Alors tu imagines ce que peuvent être les forêts, et les montagnes, et les chutes d'eau. Il y a des fleuves si larges que d'une rive on ne voit pas l'autre rive. Et il paraît -- je ne sais plus où j'ai lu cela-- qu'ils prennent toutes les couleurs.

GERARD.

Toutes les couleurs ?

MARIE-LOUISE, (tout à fait lointaine).

Il y a des moments -- ce doit être le matin quand le soleil vient de se lever -- où ils sont tout roses... mais roses, tu sais vraiment roses... Il y a d'autres moments, quand il fait très beau, où ils sont tout bleus. On les voit aussi, avec du brouillard à fleur d'eau, tout blancs, de vrais fleuves de lait. Et certains jours où le ciel est couvert, orageux, ils deviennent tout gris, métalliques, comme des fleuves de plomb... (Un silence) .

OLIVIER.

(timidement) Et puis?...

Geheel opgenomen in deze stemming, gaat zij aan het klavier zitten. Als onwezenlijk, met een vreemden glans in hare oogen , roomt zij voort en nu zegt ze verder met muziek wat hare verbeelding heeft geschapen.

In het half-duister zingt zij : "l'Invitation au voyage" van Duparc :

Mon enfant, ma sœur,

Songe à la douceur

D'aller là bas vivre ensemble ;

Aimer à loisir,

Aimer et mourir

Au pays qui te ressemble"

Ineens breekt het electrisch licht deze atmosfeer. Olivier staat in de deur. Hij heeft geluisterd. Marie-Louise schrikt, slaat een wild akkoord, springt recht, slaat heftig de piano dicht.

Poos.

OLIVIER.

l'Invitation au voyage... Décidément, Baudelaire...

MARIE-LOUISE.

Mais non... mais je... j'ai fait travailler Gérard.

GERARD.

On a appris ma géographie, papa. l'Amérique du Sud...

Lange blik tusschen Olivier en Marie-Louise. En de angst groeit...

4.

Acht maand later. Sneeuw door de vensters. Jacqueline is onderwijl getrouwd. Ze woont in het nabijgelegen stadje Epinal. Nu is ze op bezoek. De twee zusters keuvelen. Jacqueline is gelukkig. Ze is een goede echtgenoote.

Jacqueline.

Eh bien, toi aussi...

MARIE-LOUISE (après un silence)...

Oui, moi aussi... évidemment...

Tusschen een boel onbelangrijke nieuwsjes vertelt dan Jacqueline ineens : "Philippe Valbeille est à Epinal". Marie-Louise rijst op, krijtbleek. En het wordt een hijgend vragen stellen, een bewogen dialoog, rap, rap tot Marie-Louise ineens vol schrik zegt: "qu'est-ce que je dois faire?" -- want hem te weten in de nabijheid is haar ondragelijk. Ze moet hem in ieder geval zien. Jacqueline luistert verbaasd -- maar ditmaal treedt Marie-Louise buiten haar schroom; zij bekent; zij huivert; zij vertelt haar droomen, haar angst, haar wachten -- tot Jacqueline antwoordt dat zij hem natuurlijk zien kan. Het is zeer eenvoudig. Ze kome mee naar Epinal -- tot morgen ochtend. Olivier zal dat niet vreemd vinden. 't Is toch meer gebeurd. Eerst durft ze niet -- het schijnt haar dat dit besluit zoo groot is. Maar ze stemt ten slotte toe; ze kan niet anders. Als Olivier dit besluit verneemt zegt hij verstrooid :

OLIVIER.

Tu veux aller à Epinal ?

MARIE-LOUISE (d'une voix blanche).

Oui, oui, Olivier...

OLIVIER.

(sans s'arrêter de regarder ses papiers) Pourquoi ?...

MARIE-LOUISE.

Mais... Jacqueline... (Elle implore sa soeur du regard).

En Jacqueline geeft dan allerlei beweegredenen, die Olivier trouwens zonder meer aanneemt -- hij gaat heen. Dan stijgt nog in Marie-Louise de vreemde opwinding. Staat zij niet voor de ontluiking van al hare verlangens ? Haar heele ziel legt ze nu bloot. Dezen enkelen keer zegt zij haar groote passie. En verder werkt hare verbeelding. Hij verwacht haar. Het is klaar dat hij haar verwacht. "Il vient du bout du monde vers moi, oui, vers moi!" en tot hare verbaasde zuster verklaart zij dat ze alles om hem verlaten wil, haar gezin, haar man, haar kind, haar stillen vrede, haar geluk... alles wil ze hem offeren -- ze vlucht weg uit dit huis als een misdadige.

5.

's Anderdaags in den morgen. Olivier wacht op de terugkomst van zijn vrouw. Hij heeft een gesprek met Landreau, haar vader -- gesprek over de zaken, die trouwens zeer florissant zijn. Ineens zegt Landreau, als een zeer toevallig ding, dat Philippe Valbeille te Epinal is. Een schok doorvaart Olivier. Hij wist niets. En plots schiet door zijn hoofd : Marie-Louise is ginder, .. bij hem. En in het verdere gesprek voelen wij zijn angst stijgen. Over dezen dialoog gaat de mogelijkheid zweven dat... Marie-Louise niet meer terug komt. Geen der twee menschen spreekt het uit ; zij denken het ; wij voelen het. Olivier kijkt iedere minuut op zijn uurwerk. De kleine Gérard komt binnen, stelt argelooze vragen -- en eens dat Landreau weg is, wil het jongentje dat zijn papa hem ondervraagt, omdat mama weg is. Wij denken aan de geographie-les. Olivier vermoedelijk ook. Maar hij schudt het af; Gérard kan best alleen leeren. Maar zijn fabel wil het jongetje toch opzeggen. Het is "Le lion et Ie rat". Hij doet het zeer onhandig, struikelt, herbegint, zoekt de rijmen... wijl Olivier den rug naar hem toekeert opdat het jongentje niet zien zou dat zijn papa schreit.

Op dit oogenblik komt Marie-Louise binnen.

Het kind roept : Ah ! Maman...

En Olivier stottert ontdaan : Marie-Louise...

MARIE-LOUISE (à Gerard, sans bouger).

Mais continue...

GERARD

Il faut continuer ?

OLIVIER

Laisse-nous...

MARIE-LOUISE. (vivement).

Non, non, Gérard, ne t'en va pas.

Olivier wenscht echter met haar te spreken. Dadelijk. Hij zegt het streng. Zij is zeer onverschillig, trekt hare handschoenen uit -- "Qu'y a-t-il de plus important que la fable de Gérard ?" -- en ze verwijt hem dat hij verzuimt haar te zoenen. Haar groote kalmte ontzenuwt hem. Hij vraagt : "Tu n'as vraiment rien à me dire?". Zij vertelt, haar reis, haar verblijf bij Jacqueline... Ja, en dan zijn zij den avond gaan doorbrengen bij de Chaulieu's, goeie bekenden... en... "Ah ! Sais-tu qui j'ai vu? Philippe Valbeille."

OLIVIER (chancelant).

Ah !

MARIE-LOUISE. Oui, chez les Chaulieu...

En verder leidt ze 't gesprek alweer af tot hij zegt :

OLIVIER.

...Tu savais... que M. Valbeille était à Epinal?...

MARIE-LOUISE.

...Oui...

OLIVIER

Tu le savais...avant de partir d'ici?

MAIRE-LOUISE

Ma foi... oui... je crois...

OLIVIER.

Ne dis pas "je crois"...

MARIE-LOUISE.

Eh bien oui, Jacqueline me... m'en avait parlé...

OLIVIER.

...Pourquoi est-tu allée à Epinal ?

MARIE-LOUISE.

Pourquoi ?

(Ils se regardent).

OLIVIER.

...Alors, tu as vu M. Valbeille ?

MARIE-LOUISE (avec un sourire forcé).

Mais j'ai vu... oui...

OLIVIER (agacé).

Ah ! réponds-moi.

MARIE-LOUISE.

Mais je te réponds. Qu'est-ce que tu veux ?

OLIVIER.

Dis-mois se qui s'est passé. Dis-moi ce qu'il t'a dit.

MARIE-LOUISE.

Oh ! ce n'est pas très intéressant.

OLIVIER.

Pas intéressant ?

MARIE-LOUISE.

Ma foi !... Un monsieur qu'on a connu autrefois et qu'on retrouve comme ça... Mais je l'ai reconnu tout de suite, va... Voilà !

Desillusie. Ze heeft hem ontmoet, ontdaan van al wat hare verbeelding om zijn persoon gehangen had. Hij heeft haar gezegd dat hij zes honderd duizend nagels per dag slaat, dat hij ondervoorzitter is der handelskamer te Buenos-Ayres... en dat hij verzekeringen heeft gesticht... "et que les dues de Buenos-Ayres étaient toutes tirées au cordeau et qu'il n'allait jamais au théâtre... Enfin, tu vois... des choses comme ça..."

OLIVIER.

Et puis ?

MARIE-LOUISE.

Eh bien, c'est tout. Des mots polis, des mots stupides. (Avec un soupir contenu). Quel intérêt cela a-t-il d'ailleurs. Eest-ce que ça compte? Un homme mort......

Zij schreit. Hij gaat bij haar. Hij zegt zeer zacht : "II ne faut pas pleurer...". Hij voelt een groot geluk in zijn hart openbloeien. Hij heeft haar terug. Zij bergt haar kopje op zijn borst... "J'ai tellement besoin de toi"...

Marie-Louise verwint hare emotie, ze neemt het boek van Baudelaire en steekt het in de bibliotheek; ze neemt den éventail en bergt hem in een lade. Zij trekt den derden clubzetel ver weg van de kachel. Zij omhelst haar man. En met lichten stap gaat hij naar de piano, en speelt er de muziek waarmee het stukje aanvangt, de ontroerende nocturne van Chopin -- "l'Invitation au voyage" is vergeten. De zondige droom is uit. Olivier buigt zich over haar en fluistert haar zijn dank.

Doek.

Ik hoop dat het mij gelukt is u voorgaande samenvatting van Bernard's stuk op zulke wijze te geven dat u de "manière" van dezen auteur min of meer duidelijk is geworden. J. J. Bernard heeft inderdaad zijn eigen manier. Men zegt : "à la manière de J. J. Bernard". Hij is een persoonlijkheid, en dat is te Parijs nog al zeldzaam. Daar bestaat immers een Parijsche theater-traditie en diegenen, die wenschen hun naam te zien op de affiches der Fransche hoofdstad, trachten dan meestal zeer habiel de gebaande wegen verder te betreden en met zoo mogelijk nog grootere handigheid het tooneelstuk, dat verleden jaar succes behaalde, opnieuw te maken. Het heeft dan telken male opnieuw succès.

Te Parijs worden weinig ruiten stukgeslagen. Ik bedoel : op tooneelgebied. Wanneer dit dan nog eens bij uitzondering gebeurt, dan is het nog een Belg, die het doet (bijv. Crommelynck met "Tripes d'or", welk stuk door de critiek gek wordt genoemd. Crommelynck was bovendien zoo geestig deze beoordeeling openlijk aan te nemen). Ook Jean Jacques Bernard slaat geen ruiten stuk. En toch bevat zijn werk een heele revolutie.

Even wensch ik zijne methode bij middel van vergelijking toe te lichten. Hoe bereikt J. J. Bernard aanvoeling met zijn publiek langs het geheel innerlijke drama dat hij ontwikkelt ? De inhoud van "l'Invitation au voyage" is niet, zooals sommigen wel mochten geneigd zijn te denken, een miniem gegeven, maar wel een reusachtig onderwerp, dat kan aanleiding geven, in den ruimsten zin, tot de meest briljante dramatiseering.

Laat ik eens drie methodes hiertoe aanduiden, aldus best, meen ik, de waarde en eigenaardigheid van Bernard in het licht stellend.

1.

Eerst de methode van den huidigen boulevard-dramaturg, die uit dit gegeven alle "scènes à faire" haalt en ze dan met den meesten brio uitwerkt. De heeren Viésille en Tauffier deden dat bijvoorbeeld met het gegeven van Paul Bourget in het onlangs gecreërd stuk "l'Echéance". Bij zulke methoden zijn er duizend en één recepten. Dozijnen ficelli liggen voor de hand. Hiertoe is. vooral vereischt : routine (de auteur, moet zijn vak kennen ; ik weet niet of het volstrekt noodig is dat hij artist weze) en bij zulke uitwerking van "l'Invitation au voyage" zouden dan o. m. volgende tooneelen te voorzien zijn : het adieu van den vreemdeling die vertrekt, een paar vinnige tooneelen, huiselijke twisten, bedoeld als eerste schermutseling tusschen de echtelingen; dan hysterische verklaringen der verliefde vrouw aan een of andere vriendin; de onverwachte thuiskomst van den man uit Argentinië met voor gevolg : zij die onbewust in de, armen van den vreemdeling valt. Betrapt in deze houding door den echtgenoot. Des cris et des larmes. Duel in 't verschiet. En ten slotte, na alle mogelijke emotie-rijke verwikkelingen, een zeer sentimenteele verzoening zooals ze bij elk familiedrama past.

2.

Een meer cerebrale manier ware uit het gegeven vooral de idee te halen en ze te veralgemeenen.

"In ieder van ons schuilt iets onbevredigds. Wij ondernemen den waagtocht naar een ver geluk. De desillusie leert ons daarvan het broze en onbereikbare kennen". Vermoedelijk denkt gij, lezer, reeds aan den "Man zonder lijf" en inderdaad, dit onderwerp kon uitstekend à la Teirlinck uitgewerkt, zelfs met eerbiediging van den drieluik-vorm, dan vooral aan het publiek de illustratie gevende der idee. In zulk geval was dus de centrale akte de reis naar Argentinië, met de vele verrassingen en ten slotte de ontgoocheling, dit in den krans van twee identieke stijlvolle beelden van gewoon monotoon leven. Geen tribulatie van dwazen Jacob moest hier achterwege blijven. En dat was dan een bewerking waarin vooral de fantazie een ruim aandeel krijgen zou.

Hier kan ook scherpe ironie bij gepaard gaan. Dan zou de uitwerking geschoven worden op een nog meer cerebraal plan. De relativiteit der aardsche dingen kan er behoorlijk in geïllustreerd met dan een wazig sluier over wat waar is : de droom of de werkelijkheid. Een groot vraagteeken à la Pirandello. Een opdoemende twijfel of de man in Argentinië wel bestaat...

En, waar het hier toch iets geldt waarin het onbewuste een groote rol speelt, kon ook de droom als droom ontleed, met alle inachtneming van Freud's theorieën, en deze fantastische afwijkingen werden dan herleid tot ziekelijke manifestaties van het zinnelijk instinct -- sexueele onbevredigheid van een vrouw die haar toevlucht zoekt in een vage droomerij, die zij ten slotte ondergaat als een werkelijkheid.

3.

De manier van Jean Jacques Bernard is de volgende : Hij zoekt niet eenige bewogenheid, noch toont ons oog wat zijn heldin in hare verbeelding mede maakt. Alleen beperkt hij zich tot het woord, en dan nog het simpele woord der alledaagsche gesprekken zonder eenig siersel van literatuur, stelt het gebeuren in een zelfde kader (de gewone huiskamer), laat de hoogst noodige personen optreden en poogt dan het innerlijk conflict te suggereeren op een -- laten wij zeggen -- innerlijke wijze.

Deze methode grenst aan impressionisme en symbolisme.

Toch kan J. J. Bernard hierin niet zonder meer gerangschikt. In zijn impressionisme vinden wij niets van dat onecht-artificieele, dat Maeterlinck kenschetst, en van diepzinnig symbolisme is er bij hem, gelukkiglijk, geen spraak.

Voorbeeld : Bij het halen speelt Marie-Louise inderdaad Chopin op de piano, zij houdt op, zij droomt een oogenblik... maar langs haar droom, dien wij voelen, leidt een zeer oppervlakkig zakengesprek het stuk in. Maeterlinck zou vermoedelijk het stuk hebben ingezet met 'n gesprek tusschen de twee zusters in verband met de natuur en het weder, in dezen zin dan :

MARIE-LOUISE.

Schijnt de zon ?

JACQUELINE.

Nee. Nauwelijks. Ik weet het niet... Waarom vraag je dat ?

MARIE-LOUISE. Ik heb het gevoel dat de zon schijnt.

JACQUELINE.

Het is mogelijk.

Het is de eenvoud van J. J. Bernard die hem redt voor sentimenteel gedoe en kunstmatigheid. Ook zijn symbolisme is eenvoudig, ongewild. De détails die beteekenis hebben, hooren van zelf in het stuk. Ze zijn er nooit opgeplakt. Als rond de kachel drie club-zetels staan dan is dat niet opzettelijk als symbool bedoeld van het "ménage à trois", dat hier dreigt te ontstaan. Het is natuurlijk. Wel ontsnapt het ons niet. En we begrijpen zeer goed wat de auteur bedoelt als Marie-Louise niet toelaat dat iemand dien derden club-zetel wegtrekt. Zoo heeft ieder détail zijn beteekenis : de éventail, de foto, de verzenbundel van Baudelaire, het lied van Duparc. Maar niet uit deze détails ontstaat het drama. Zij hebben de waarde van een phrase in de ontwikkeling van het gegeven. En zij zijn, evenals de gesprekken, zoo eenvoudig en echt als waren ze van het leven gecopieerd. Ook de dingen in Bernard's stuk dragen iets mede dat "sous-jacent" is.

Zijn stukken eerbiedigen alle conventie. Zij schijnen precies nageteekend van het leven zelf. Zij worden echter artistiek onderlijnd door het niet-gezeide drama dat wij permanent voelen groeien onder wat gezeid en getoond wordt, dat drama dat telkens tot uiting komt in de ademberoovende pauzen die het leven zelf vervullen, pauzen die groeien uit het feit dat spreken in de emotie is gestikt. Ook dan doet Bernard zijn dramatis personae telkens zwijgen, maar de beteekenis van geen stilte ontsnapt ons, omdat elke pauze is voorbereid. Daarop sturen alle gesprekken, ook de in schijn meest banale.

Dus...

In tegenstelling met den habielen auteur Nr. 1 vermijdt Bernard zorgvuldig elke "scène à faire". Om te beginnen stellen wij al dadelijk vast in zijne behandeling dat hij den fameuzen derden persoon, den vreemdeling niet eens laat optreden. Adieu dan afscheids- en terugkeertooneel. Maar anderzijds, hoe gelukkig is deze weglating niet! Nu hebben wij ook niets anders dan onze imaginatie, om ons Philippe, den reiziger in Argentinië in te beelden. Hij zal het uitzicht hebben hetwelk ieder van ons hem geven wil. In den droom, zal hij het beeld worden van onze intiemste verlangens. Dit ook in de desillusie, in welke omstandigheid iedereen aanknooping vinden zal met een of andere treurige werkelijkheid.

Want wie kende niet den zoeten slag der ontgoocheling, die den droom ineenstorten doet, maar ons beter de waarde leert begrijpen van een goede werkelijkheid, die ons zoo vaak omringt, en die wij zoo dikwijls niet zien.

Dat was Eveliene voor Dwazen Jacob in Teirlinck's stuk "De man zonder lijf". Dat is Olivier voor Bernard's teedere, angstige, diep-bewogen Marie-Louise, die -- naast "Martine" -- weeral een der fijnzinnigste uitbeeldingen is van de vrouwenziel, het bekoorlijke raadsel waarvan al het heimelijke, al het ondoorgrondelijke snikt in iedere pauze van "l'Invitation au voyage".

Onder die schrijvers, die zonder overdaad van technische vaardigheid en buiten alle ficelli om, op het tooneel een diepe en echte emotie bereiken die wij slechts kunnen vergelijken met den weerklank in ons van zeer zuivere en zeer innige muziek, bezet Jean-Jacques Bernard een der allereerste plaatsen. In de huidige Fransche tooneel-literatuur hebben de weinige tooneelstukken van zijn hand de waarde van zeldzame en kostbare gesteenten van het edelste water in een krans van veel klatergoud.

25-5-25.

Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Jean-Jacques Bernard... 1925-05-25
    (date-month) 1925-05 • Martine • jean-jacques bernard • ne • comme • bernard • cest • J.J. Bernard • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Frans Delbeke en Ger... 1925-04-04
    Ferdinand Crommelynck • (date-year) 1925 • Martine • J.J. Bernard • (author) Willem Putman • Herman Teirlinck • man
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Crommelynck ... 1925-02-21
    Maurice Maeterlinck • J.J. Bernard • (date-year) 1925 • Ferdinand Crommelynck • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De stilte op het too... 1925-05-25
    (date-month) 1925-05 • Martine • (date-year) 1925 • l'Invitation au voyage • J.J. Bernard • Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Peer Gynt : in het "... 1925-12-12
    Man zonder lijf • Herman Teirlinck • droom • (date-year) 1925 • Paul Bourget • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: H. R. Lenormand: "A ... 1925-01-24
    Studio des Champs-Elysées • (date-year) 1925 • Luigi Pirandello • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    (date-year) 1925 • (date-month) 1925-05 • Herman Teirlinck • (author) Willem Putman