Jean-Jacques Bernard : "Martine"

Willem Putman, 1925-05-25


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 212-219.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Jean-Jacques Bernard... 1925-05-25
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Frans Delbeke en Ger... 1925-04-04
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De stilte op het too... 1925-05-25
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Crommelynck ... 1925-02-21

Jean-Jacques Bernard :"Martine".

Jean-Jacques Bernard is, sinds "Martine", in Vlaanderen geen onbekende meer. Wel werd naar mijn weten geen werk van hem in Vlaanderen vertaald noch vertolkt, maar uit meer dan een tooneelwerk der jongere Vl. generatie scheen te blijken dat de jongere Vl. dramatici het werk van J. J. Bernard hebben gezien of dan ten minste gelezen.

Dat pleit ten gunste van den smaak dier jongere Vlaamsche dramatici. Ik ken om zoo te zeggen geen werk in het buitenland dat zoozeer als dit onze aandacht verdient. Daar valt voor den Vlaming onzeglijk veel te leeren in deze Fransche teergevoeligheid en ragfijne nuanceering. Slechts zij die onze literatuur zouden willen volgepropt zien met "stoere Noorderlingen" zullen Bernard's invloed betreuren. Er is ten slotte in onze beschaving ontegensprekelijk iets dat ons aan het Zuiden bindt. Het ware onzinnig -- althans wat literatuur en theater betreft, daartegen opzettelijk te reageeren.

Welk is de charme van J. J. Bernard's werk ? De essentie zelf er van.

Luister wat deze auteur destijds als programma-verklaring schreef : "Le théâtre est avant tout l'art de l'inexprimé. C'est moins par les répliques mêmes que par le choc des répliques que doivent se révéler les sentiments les plus profonds. II y a sous le dialogue entendu comme un dialogue sous-jacent qu'il s'agit de rendre sensible.

Aussi le théâtre n'a pas de pire ennemie que la littérature. Elle exprime et dilue ce qu'il ne devrait que suggérer. Le romantisme, dans ce qu'il a eu de moins bon, a porté, est inconvénient à l'extrême.

Un sentiment commenté perd de sa force. La logique du théâtre n'admet pas les sentiments que la situation n'impose pas. Et, si la situation les impose, il n'est pas besoin de les exprimer."

De critici, die Bernard moesten aannemen wegens zijn succès (daar is maar één ding dat de critici overtuigt : succès, succès van om 't even welk allooi. Wanneer de galerie heeft toegejuicht, zwijgt de criticus -- en dat is ook maar goed) vonden, aan de hand van bovenstaande beweringen, een etiket en drukten dat zelfvoldaan op Bernard's tooneel. Het heet "la théorie du silence."

Veel later heeft Bernard ergens geantwoord : "ce n'est pas une théorie". Natuurlijk niet. De werkwijze van Bernard schijnt hem de eenig-goede, de beste om waarachtig tooneel te scheppen, een soort conditio sine qua non, en hij past ze toe met een groote zorgvuldigheid. Dit wil daarom nog niet zeggen : opzettelijk procédé. Opzettelijkheid zou hier niets dan schade toebrengen.

Bovendien neemt Bernard steeds een gegeven waarbij zijn werkwijze past. Het heet dat in zijn stukken nooit iets gebeurt. Wat is "gebeuren" ? Een "stil spel" van Bernard is namelijk, onder een schijn van monotone effenheid, meer bewogen dan gelijk welk ander. En wij kunnen vaststellen dat, bij 'n vertolking van zijn werk, het publiek -- dat aanvankelijk steeds weinig inschikkelijk blijkt te zijn voor zulk genre -- ten slotte onder "die stilte" huiveren gaat en den schouwburg verlaat onder een indruk, dien de meest bewogen treurspelen soms niet vermogen na te laten.

Het conflict, bij J. J. Bernard, is natuurlijk gansch innerlijk. Dat is het trouwens in elk tooneelspel, meen ik. Niet op 'n moord maak je 'n drama, wel op de motiveering er van, de gevolgen enz. Het komt er, in de tooneelkunde, op aan dit innerlijke gebeuren mede te deelen aan een publiek. Hier loopen de methodes uiteen, en niet het minst in dezen tijd van allerlei vernieuwingspogingen en innovatie's.

De thans gevoerde reactie gaat vooral tegen het woord -- maar dan tegen het nuttelooze woord, tegen het verbale siersel, tegen de literatuur. Het spel krijgt meer belang. De tekst wordt als factor niet ondergeschikt -- wat ten slotte onzinnig zou zijn -- maar aan andere factors is opnieuw een belang gegeven dat zij in de literatuur-overstrooming hadden verloren.

J. J. Bernard grijpt u niet aan door bijv. een rapiede filmachtige opeenvolging van veruiterlijkende beelden, ook niet door een jacht van felle tegen elkaar opstormende replieken, door actie in den zin van verwezenlijkte daden.

Hij schept in de eerste plaats een dialoog die dubbel schijnt.

Daar is een dialoog die gezeid wordt en een dialoog die niet gezeid wordt. Beide dialogen volgen een stijgend verloop langsheen het innerlijke gebeuren dat zich geleidelijk ontwikkelt. In dit verloop zijn dan ook dubbele hoogte-punten. Enkele malen barst de gezeide dialoog los in nerveuze woorden-replieken (waaruit dan voor vele auteurs telkens de "scène à faire" groeit -- "scène à faire" die Bernard nooit uitwerkt). Meer belang echter geeft Bernard aan den anderen dialoog, le dialogue sous-jacent, en teekent daarvan de culminatie-punten door huiveringwekkende ademberoovende pauzen. Dat is zijn geheim. Hij stikt iedere "scène à faire" in een "point d'orgue". Het is die niet-gezeide dialoog dien wij ten slotte hooren in ons eigen gemoed -- onze replieken. Wij antwoorden zelf op de gestelde vragen. Wij vullen zelf de pauzen aan. Het zijn de beelden van dien niet gezeiden dialoog die opdagen voor onze ontdooide imaginatie; het is het tragische van die "stilten" dat ons aangrijpt.

Gedurende die "stilten" schreeuwt iets in ons hart.

Dat is ontroering.

Het verhaal

LA JEUNE FILLE.

Qu'est ce ? -- C'est un homme -- Un jeune homme... -- qui est-ce qui peut bien venir de Bateux à cette heure-ci? -- Comme il a chaud! -- Mais où est-ce que j'ai vu une tête comme ça ? -- Le voilà...

Een jonge heer ontmoet een mooi boerenmeisje langs den openbaren weg. Na de gebruikelijke raadpleging over de te volgen baan :

LE JEUNE HOMME.

Je vois que vous êtes de Grandchin. C'est assez sympathique. Comment vous appelez-vous ?

LA JEUNE FILLE.

Martine... Martine Gévin...

LE JEUNE HOMME.

Martine... Martine... Martine... c'est frais... Ça sent bon... Moi, je ne m'appelle que Julien...

LA JEUNE FILLE.

Julien... Il me semble que je connais ça !

Verder :

JULIEN.

Mon Dieu ! Comme vous êtes blonde !

MARTINE.

Vous trouvez ?

JULIEN.

Si je trouve !... Je ne pensais pas qu'on pouvait être aussi blond...

Nog verder : Julien heeft het mooie boerenmeisje, dat hij ontmoette langs den weg, als hij na zijn soldatendienst thuiskwam bij zijne grootmoeder te Grandchin, liefgekregen. Dat wil zeggen : hij fluistert haar zoete woorden in het oor, hij is gelukkig als hij zijne hand streelen kan over hare hand en kijken kan in hare oogen, hij wandelt met haar langs de velden, hij is blij als een kind dat een bloempje plukt op den boord der rivier. Dat duurt drie weken.

Verder : Jeanne, een gedistingueerd ontwikkeld meisje, dat Julien heeft gekend vóór zijn soldatendienst, is door de grootmoeder geïnviteerd en komt te Grandchin aan. Vóór drie jaar hebben die jonge lui mekaar vaarwel gezegd met de vage belofte goede vrienden te blijven -- zooals dit meer gebeurt in de romans en in de theaterstukken.

Het binnenkomen van dit fijn, intellectueel meisje is voor Julien eene verrassing. Hij drukt hare hand. Hij kijkt haar in de oogen. Martine staat sprakeloos in den hoek als aan den grond genageld. Jeanne vraagt : "c'est la bonne ?"

Julien is gelukkig hier weer eens iemand te ontmoeten die hem begrijpt, met wie hij praten kan -- want dat heeft hij gedurende deze drie weken, in het gezelschap van Martine, gemist. Het is voor hem een zoo geheel nieuw gevoel : "cette façon directe de comprendre les choses... sans explications". En als hij, de gevoelsmensch, voor Jeanne de verzen opzegt, die Martine maar niet begrijpen kon, blijkt het dat Jeanne deze verzen van buiten kent.

Conflict ? De interessante vrouw en het mooie meisje van te lande ? Nee. Dat conflict laat zich niet eens voelen. Het mooie meisje van te lande is zonder meer vergeten. Coup de foudre. Julien heeft thans Jeanne lief, dat wil zeggen : hij fluistert hààr thans zoete woorden in het oor, hij is gelukkig als hij zijne hand streelen kan over hare hand en kijken kan in hare oogen, hij wandelt met haar langs de velden, hij is blij als een kind dat een nieuw bloempje plukt op den boord der rivier.

Hij verlooft zich met Jeanne. Hij trouwt met Jeanne. Zij wonen nog bij de grootmoeder -- voorloopig -- want zoodra zij een huis vinden gaan ze naar Parijs, voorgoed weg uit dat landelijk nestje.

Martine zwijgt. Hier is het conflict. Wat voor hem 'n spelletje was, liebelei, flirt, was voor haar heilige ernst. Zij ondergaat zonder de minste reactie, haar groot leed verkroppend. Zij kijkt hem na. Zij is gelukkig als zij hem nog eens zien kan. Even maar. Hare stille weemoedigheid lokte Jeanne aan, zoodat beide vrouwen vriendinnen worden. Jeanne zegt aan haar man : "Je te retrouve en elle -- oui... quand tu n'es pas là... Tu as mis en elle un peu de toi, comme dans un livre que tu aurais aimé ou dans un petit chien avec lequel tu aurais joué quelques jours".

Het jonge paartje verlaat Grandchin. De grootmoeder is alleen. Martine is alleen. Zij heeft steeds de aanzoeken van Alfred, een jongen landbouwer, afgeslagen. De grootmoeder wil echter absoluut dit huwelijk bewerken; zij wil Martine gelukkig maken. Zij spreekt over de bruiloft, over het witte zijden kleedje, over het feest : "Dis-moi, Martine, est-ce que la vie n'est pas de s'unir à un brave homme, d'avoir des enfants avec lui ? -- J'ai ta promesse ?"

MARTINE (d'une voix faible) Ça m'est égal...

Martine trouwt met Alfred, den jongen boer. Zij werkt. Zij zorgt voor de beesten. Zij arbeidt op het land. Zij trekt hare haren achteruit, zooals het kapsel is van hare moeder. Zij verwacht 'n kindje. Zij gaat zwijgend door het monotone van haar leven.

De oude grootmoeder sterft in hare verlatenheid. Nog eens komen Julien en Jeanne naar het dorp -- voorzeker den laatsten keer. En Julien heeft nu toevallig 'n gesprek met Martine in het kleine huisje, waar zij de rest van haar leven zal slijten.

Hij ondergaat een vreemden indruk nu hij voor het eerst iets van de groote stille gelatene droefheid van dit meisje begint te begrijpen. Hij herinnert zich. Die drie weken van vroeger verschijnen voor zijn geest. Hij is ontroerd. Hij denkt terug aan dien grooten schaterlach, tusschen korenvelden, in de Juli-zon en hij vraagt of zij dat ook niet heelemaal vergeten heeft, "ce beau mois de juillet où nous nous sommes rencontrés sur la route".

MARTINE.

Pourquoi me dites-vous ça ? Pourquoi me dites-vous ça ?

JULIEN.

J'ai cru que vous aviez oublié.

MARTINE.

Mais je ne vous ai rien dit, Monsieur Julien... Je croyais que vous vouliez que j'aie oublié... Alors qu'est ce que vous voulez ?

JULIEN.

Ce que je veux?... Mais... savoir que vous pensez encore à... à...

MARTINE.

A quoi est-ce que ça sert, monsieur Julien ?

JULIEN.

...à rien...

MARTINE.

Si ça ne sert à rien, pourquoi me dire tout ça maintenant ? Ça ne vous suffit pas ce que vous m'avez fait ?

JULIEN.

Ce que je vous ai fait ?

MARTINE (effrayée de ses paroles).

Enfin... j'ai mal dit... vous comprenez... Enfin, je ne sais pas, moi...

Eens zegt ze 't dus. Een enkelen keer laat ze iets ontsnappen van het groote geheim van haar leven, haar glorievolle maand, haar jonge hartstochtelijke liefde, haar geluk van drie weken, hare hoop, gansch hare jeugd -- alles wat begraven ligt in haar, waarvan zij de herinnering houdt opgesloten in 't diepste van haar hart -- zooals eene relikwie. Ze treedt terug in hare stille gelatenheid, ze heeft geen woord van verwijt voor den man die haar eventjes de zon liet zien om haar terug te stooten in eene donkerder duisternis. Zij buigt het hoofd. Zij is angstig om ieder harer woorden. Zij weerhoudt hare tranen.

Julien gaat heen met Jeanne -- nu is ook het huis van de grootmoeder verkocht. Alles is uit. Martine luistert naar het voertuig dat zich verwijdert. Alle geluid sterft...

Alfred sluit de luiken dicht, grendelt de deur. Het is avond. Hij steekt de lamp aan. Hij drinkt gehaast 'n borrel. Hij gaat zitten aan de tafel. Hij vult zijn pijp, steekt aan, dampt...

Eene klok slaat monotoon...

Martine blijft roerloos vooruitstaren in de stilte...

Het leven vervolgt zijn tragen gang...

Doek.


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Jean-Jacques Bernard... 1925-05-25
    (date-month) 1925-05 • Martine • jean-jacques bernard • ne • comme • bernard • cest • J.J. Bernard • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Frans Delbeke en Ger... 1925-04-04
    martine • Martine • meisje • J.J. Bernard • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De stilte op het too... 1925-05-25
    (date-month) 1925-05 • Martine • dien • J.J. Bernard • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    (date-month) 1925-05 • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Crommelynck ... 1925-02-21
    J.J. Bernard • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: J. M. Barrie : "La n... 1925-01-17
    meisje • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Philippe Lambert : "... 1925-01-20
    (date-year) 1925 • dien • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Calderon's "Schouwto... 1925-05-16
    (date-month) 1925-05 • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman