Yvette Guilbert : "Guibour"

Willem Putman, 1923-10-27


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 173-178.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ L.O.: La Tosca... 1923-10-07
  2. ◼◻◻◻◻ L.O.: Te Antwerpen: Konink... 1923-04-04
  3. ◼◻◻◻◻ J.B.: Te Brussel: Koninkli... 1923-10-15
  4. ◼◻◻◻◻ J.B.: Te Brussel: Koninkli... 1923-10-22
  5. ◼◻◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924

Yvette Guilbert : "Guibour"

"Guibour" is een mirakelspel, dat Yvette Guilbert, naar zij zelf zegt, bewerkt heeft volgens een origineel manuskript, getiteld : "Un miracle de Notre-Dame. Comment elle garda une femme d'être arse", en gecatalogiseerd onder nr. 7208 van de "ancienne bibliothèque du Roy".

Yvette Guilbert heeft dus ook een middeleeuwsch mirakelspel gemoderniseerd, of beter, zij heeft van een middeleeuwsche legende (het boek nr. 7208 bevat veertig zulke geschiedenissen) een modern mirakelspel gemaakt. Het was er hier om te doen, waarschijnlijk, het thema op zulkdarrige manier te bewerken en het met dergelijke decoratie te omkleeden dat toeschouwers der twintigste eeuw zich in eene middeleeuwsche stemming konden verplaatsen en den geest der middeleeuwen in hen voelden dringen. Of zij dat nu bereikt ?

De legende : Guibour, eene gehuwde dame, koopt twee werk zoekende maaiers om en doet ze haar schoonzoon verwurgen. De reden, die haar tot dezen moord aanzet, is de volgende : men vertelt over haar dat ze met haar schoonzoon oneerlijke betrekkingen heeft; spottende oogen en spottende tongen tergen haar en zij besluit dat er maar één middel is om dien laster te doen ophouden, namelijk bedoelden schoonzoon te vermoorden. Geldt dit nu "gepraat" van menschen of bemint zij werkelijk dien schoonzoon ? Zeer duidelijk wordt dit nergens gezegd. In elk geval vertelt zij, wanneer zij den rechter hare schuld bekent, dat hare liefde wél groot was, maar dat zij steeds het slachtoffer heeft bemind "comme une mère aime son fils".

Guibour is, zooals elke middeleeuwsche dame, zeer religieus en zij roept dagelijks Onze Lieve Vrouw aan. Zij wordt door het menschelijk gerecht veroordeeld tot den brandstapel, maar wanneer het vuur, onder het gehuil van het volk, wordt aangestoken, roept zij een laatste maal de Moeder Gods aan en het mirakel gebeurt: de vlammen worden uitgedoofd -- met het gevolg dat het huilende volk nu dadelijk van opinie verandert en, zonder verder betoog, Guibour begroet met Hosannah-geroep en voor haar neerknielt als voor eene heilige. Later, wanneer Guibour de kerk niet durft binnen te gaan om den goddelijken dienst bij te wonen, krijgt zij een vizioen. Zij is in den hemel, in het voortreffelijke gezelschap van de heiligen Laurentius en Vincentius en van de engelen Gabriël, Michaël en Uriël. Aan de offerande wordt haar eene kaars gegeven (het is het feest der Annunciatie), die zij moet aanbieden aan Maria. Ze weigert het te doen, omdat zij de kaars voor een kostelijk geschenk houdt, dat van haar is. Maria vraagt het eene tweede maal; nog weigert Guibour. Daar gaat een engel haar de kaars uit de handen rukken en breekt ze in twee stukken. Het vizioen verdwijnt en nu volgt Guibour met de andere helft harer kaars de kloosterzusters, die de kerk binnentreden. Zij zal de rest van haar leven aan Maria wijden.

Het thema van het werk is wel : de alvergevende goedheid van de Moeder-Maagd, die hier aan het zondige schepsel vergiffenis schenkt, haar ondanks alles redt, haar desnoods dwingt haar eigen zelf te redden; dat zal wel de beteekenis zijn van het losrukken der kaars -- het losgerukte deel is de zondige helft van Guibour's leven, ondanks hare weigering door Maria

nog met liefde aanvaard. De rest der kaars, de rest van haar leven, geeft zij dan uit eigen beweging. Deze goedheid vanwege de Moeder aller menschen, staat in deze legende uitgebeeld als een alvermogend medelijden, als een grenzenloos en gedurig in-dienst-staan jegens de menschheid. Het kwaad zelf is van geen belang. Yvette Guilbert schrijft zelf : "Le crime importe peu; c'est Ie pardon qui compte!" Zij bouwt in haar stuk deze middeleeuwsche begrippen en opvattingen wederom op : Guibour zondigt in fatale onverschilligheid -- zij doet de zonde als een natuurlijk gevolg van haar wezen. De aanleiding er toe is zelfs met opzet belachelijk. Maria vergeeft als De Moeder, eeuwig verantwoordelijk, te zelfder tijd Mater Dolorosa en Vrouw der hoop, troosteres der bedrukten, die altijd geneest, altijd herstelt, vereenigt, altijd blijft liefhebben -- die goed is zooals de mensch slecht is en daarom alle zonde in zich kan opnemen en alle kwaad vergeven. Aldus m. i. de bedoeling.

Kan dit stuk nu als "Katholiek" tooneel opgeteekend worden ? Delikate vraag, maar het bijwonen eener vertooning door Kardinaal Mercier is in dat opzicht heel zeker niet zonder beteekenis. Het schijnt overigens dat de aartsbisschop van Parijs geheel met dat stuk instemt en de pogingen van Yvette Guilbert zonder voorbehoud looft. Die pogingen zijn natuurlijk lovenswaardig maar het minste wat ge op dat gebied van een stuk als "Guibor" zeggen kunt, is m. i. dat het "gewaagd" is. De geest der middeleeuwen ? Dat algeheele vertrouwen en die overgave? Dat blind geloof? -- Zeg mij, Yvette Guilbert, of gij weet dat gij uw mirakelspel speelt voor menschen die de andere avonden der week doorbrengen in kinemas, dancings en music-hall's? De man in den orkestzetel redeneert : "Guibour is een vrouwspersoon die een moord doet -- een daad die niet te verontschuldigen is -- maar ze heeft vertrouwen in de Moeder-Maagd en ze kan gerust zijn : ze komt in den hemel. Zij wordt er desnoods doodgewoon toe gedwongen". De man in den orkestzetel redeneert : "ik denk er niet aan 'n moord te doen, ik heb alleen maar 'n zwakje voor vrouwen en jenever; ik zal echter maar volop vertrouwen hebben in de Moeder-Maagd". Stel u voor wat 'n moraal ! Ik verzeker u, Yvette Guilbert, het is een gevaar. Die toestanden zijn niet aangepast -- technisch wel, daar spreek ik dadelijk over -- maar het onderwerp ligt mijlen ver van onzen twintigste eeuwschen geest. Laten we nog liever het stuk geheel en ongeschonden "middel-eeuwsch" laten, en het dan beschouwen als een "curiosum". Enfin, hierover zijn bladzijden te schrijven en ik wil den lezer niet ontmoedigen. Laat ik hier echter nog bijvoegen : in ons huidig publiek heerscht er eene zekere mentaliteit, waarbij godsdienst-zaken-op-tooneel-brengen beschouwd wordt als eene profanatie. Dat is onbetwistbaar zoo. Theater beteekent ontheiliging. Ik herinner mij, dat ik na de vertooning van "Le Pendu dépendu" aan den chauffeur van mijn vriend om zijn oordeel vroeg. Het antwoord was : "Het is niet leelijk, mijnheer, maar het is iets om er uw geloof bij te verliezen !" Authentiek. Heel zeker heeft Yvette Guilbert gelijk wanneer ze zegt, dat in de middeleeuwen de menschen niet zoo gauw gechoqueerd waren, omdat zij innerlijk een zuiveren geest bezaten : "Ils savaient la Laideur, côtoyant la Beauté, et Dieu combattant le diable ; rien n'a changé depuis... seulement nous, nous ouvrons nos yeux et nous fermons nos âmes. Eux faisaient le contraire... c'est tout". Goed, maar precies daarom moet rekening gehouden worden met die "gesloten" zielen.

Terug naar het stuk. "Guibour" is geschreven in zeer mooie verzen, die geheel in den stijl van het mysterie gehouden werden door ragfijne preciesheid, door omgekeeren zinsbouw, door eenvoud, door eene kinderlijke naïviteit, door het wegvallen van voorzetsels en voornaamwoorden-- door den verheven zin en de fijngeschakeerde beelden die vaak zeer realistisch klinken -wat overigens niet den minsten wanklank veroorzaakt.

Deze fijne tekst lijdt onder de vertolking, ten eerste door het scherpe Engelsche accent van Mme Elisabeth Moffat, die Guibour speelt, door het weinig-duidelijke van de dictie over het algemeen en door een gedurig orgelspel, dat wel bij het stuk hoort ten behoeve der religieuze atmosfeer, maar dat ik graag minder schreeuwerig en minder aanhoudend had gewild; want het publiek hoeft toch -- in zulke spelen vooral waar de tekst het meest artistieke en meest suggereerende element is -- te begrijpen wat gezegd wordt; een gewemel van schitterende goud-costumes en dat Gregoriaansch orgel-preludeeren achter de schermen volstaan in elk geval niet om een modern publiek in voeling te brengen met eene eeuwen-oude legende en met gebeurtenissen, waarvan de zin eenvoudig aan ons twintigste-eeuwsch begripsvermogen ontsnapt.

De omkleeding van het stuk is in elk geval te somptueus, disharmonieert met den naïeven eenvoud van den tekst. Het geheel geeft niet alleen den indruk van een overladen Eerste-Communieprentje, maar de vizioen-scene doet bijna denken aan een magazijn voor kerk-kasuifels en processie-kleederen. Deze vizioen-scène vormt anders wel het fijnste deel van het stuk -- daargelaten de realistische omkoop- en moordtooneelen die het best uit te werken en het best uitgewerkt zijn -- maar de realisatie er van, in dezen overvloed van al te rijke, gouden gewaden wordt op den duur eene zenuw-prikkelende eentonigheid, zoo traag zijn alle bewegingen, zoo slepend reciteeren de stemmen op psalmtoon, zoo verlammend zijn die gedurige herhalingen van éénzelfden gang, kniebuiging, terugkeer --dit alles in zulk traag tempo, dat het geheel finaal den indruk geeft van een soort opera-ballet, dat niet meer middeleeuwsch is, niet meer religieus en zelfs niet meer artistiek.

Ik herinnerde mij de fijne manier waarop Yvette Guilbert zelf oude middeleeuwsche gedichtjes voordraagt. Als ik mij in een schouwburg verveel, doe ik altijd beroep op mijne imaginatie; ik hoorde hare stem gedurende het verloop van dit door haar geschreven mirakelspel (weg alle Engelsche accenten); ik miste bij deze opvoering haar, Yvette Guilbert zelf, haar persoon, hare levendigheid, haar fijne dictie, hare precieuse intonaties, hare geestigheid, haar stijl, ja, ook haar stijl, want -- misschien is dergelijk onderwerp te delikaat voor eene dramatische behandeling -- ik zag het geheele drama, door haar alleen verteld als de naïeve legende, gecatalogiseerd onder nr 7208 van de : ancienne bibliothèque du Roy", zonder deze enscèneering, zonder deze uitbeelding waarin eene overdadige pracht van decoratie de stemming van middeleeuwsche mystiek doodt en waar de realisatie van het onwezenlijke mij niet eens zóóveel wist te bekoren als één enkel stukje uit de middeleeuwsche poëzij, die Yvette Guilbert ons vroeger is komen zingen :

"Un petit brin de votre farine,

C'est pas pour boire ni pour manger,

Cast pour aider avoir un cierge,

Illuminant la bonne vierge

C'est le mai ! le joli mois de mai !"

27.10.23.

Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ L.O.: La Tosca... 1923-10-07
    (date-year) 1923 • (date-month) 1923-10
  2. ◼◻◻◻◻ L.O.: Te Antwerpen: Konink... 1923-04-04
    (date-year) 1923 • geheel
  3. ◼◻◻◻◻ J.B.: Te Brussel: Koninkli... 1923-10-15
    (date-year) 1923 • (date-month) 1923-10
  4. ◼◻◻◻◻ J.B.: Te Brussel: Koninkli... 1923-10-22
    (date-year) 1923 • (date-month) 1923-10
  5. ◼◻◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924
    Yvette Guilbert • La farce du pendu dépendu • menschen • geest • Guibour
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    menschen • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ L.O.: Het Russisch Ballet... 1923-10-15
    (date-year) 1923 • (date-month) 1923-10
  8. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Gemeenschapskunst... 1923-12-25
    (date-year) 1923 • geest