In de Volksmaatschappijen, "De ring van Gyges" door August Monet

Victor J. Brunclair, 1933-01-13


Source

Pan, 1933-01-13 p. 6


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: "Zwart op Wit" door ... 1933-08-25
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
  3. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. De eerste mev... 1931-10-03
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Mevr. Esther de Boer... 1933-09-15
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: De Gijli(e)dioten... 1932-01-08

In de Volksmaatschappijen

"De Ring van Gyges" door August Monet

Het nieuwe stuk van den heer Aug. Monet is van beslist romantisch allooi, maar, abstractie gemaakt van de onderwerpkeuze, moet worden erkend, dat de schrijver onmiskenbaar een zeer handig technicus is, die stellig weet hoe de opbouw van een gegeven tooneelmatig moet worden omgezet.

De dialogeering munt uit door vlotheid, op enkele stramme zinswendingen na (in I) die eerder bij de boekentaal thuishooren. Het thema is van mythologischen oorsprong en de heer Monet werd gelukkig geinspireerd, als hij het in toepassing bracht op verschillende tijdvakken, waarin deze « Ring van Gyges » dan telkens een andere episode beheerscht.

De proloog verplaatst ons in de Lybische vlakten, een heel eind vóór onze tijdrekening. Gyges is op een eerder origineele manier in het bezit gekomen van den beruchten ring. Wij kunnen niet zeggen dat de poëtische omkleeding van dit mythologische thema door den schrijver gelukkig werd voor mekaar gebracht, wel dat rond dezen Ring, met het oog op geheimzinnigheid de verwikkelingen bepaald nutteloos werden saamgestrengeld. Een zekere prinses Bindrasit heeft één van haar ravenzwarte haarlokken in den ring vervat, en heel dit spul in den Nijl geworpen, met bedoelingen die ons spijts de orakeltaal, die hier wordt gesproken, heelemaal niet klaar voorkomen.

Ik zie haar daar al voortvlotten, die natte haarlok op den groenen Nijl. Door een heele reeks onbelangrijke toevallen is de ring dan eindelijk bij Gyges terechtgekomen, die het tooververmo-gen van dit juweel gaat aanwenden om zijn vleeschelijke curiositeit vrijen loop te geven, en zijn koningin Tydo, die niemand anders is dan Bindrasit en door koning Candaules van slavin tot vorstin werd verheven, naakt wil aanschouwen omdat er een gouden sperwer op haar heup staat geteekend. Een kleine schunnige stiekemerd deze Gyges, want om tot dit doel te geraken, brengt hij Tydo door intieme bizonderheden zoo in misleiding, dat zij argeloos tot het begeerde onthullingsgebaar overgaat. Als het bedrog uitlekt vordert Tydo vergelding: Gyges zal den koning dooden, die juist achter dit nudisme in de praktijk is gekomen. Vooraleer den laatsten stoom af te blazen, spreekt de Koning over den ring een voorbijbelsch vloekwoord, nl. dat hij worden zou een doemenis voor al de geslachten, die hem opvolgentlijk zullen bezitten.

Dit voorspel, onaangezien de overbodige complexiteit van een massa bizonderheden, die historisch twijfelachtig zijn, werd kundig opgezet. Maar de tooneeltaal, die wij mochten verwachten in den trant van Judith (Hebbel) d.w.z. prachtvol dramatisch geladen, bleef zeer mager, laten we zeggen te plat zakelijk voor zulk een fabelthema. Waar hij het met zijn taal niet vermocht, nam August Monet zijn toevlucht tot « fluit- en harpspelers » om atmosfeer te scheppen, maar het liedeken dat daarbij gespeeld werd was een anachronisme. Een tekst als de hier aanwezige moest voor een liefhebbersgezelschap gelegenheid te over bieden om in operettenstijl te vervallen. Dit werd echter door de spelers handig vermeden, ofschoon de heer L. Claeys ons moeilijk aan de majesteit van zijn rang kon doen gelooven (Koning Candaules) Mevr. Portocarero (Tydo) was een zwoelzinnelijke vorstin, maar de Gyges van heer Smet miste zwier en lenigheid.

Met het eerste tijdvak is de ring, die het inschrift draagt « Weten is gestorven zijn » te Venetië aangeland. Weer werd door heer Aug. Monet te zichtbaar heil gezocht in requisiten om stemming te verwekken : blauwe lagune in avondschemer, gondelzang, gekleurde lantaarns, enz. In de taal bloeddorst en hartstochtaksenten die de herinnering aan Gesar Borgia met zijn giftige dolken levendig opriep. Vooraf kwam een gids den ooodigen uitleg verstrekken in een onmogelijk khakipakje, met de avondkrant in den linkerzijzak. (Corriere d'Italia of Nieuwe Gazet.)

Marino Faliero (niet Marinelli) is de gevloekte doge. Hij verdenkt natuurlijk zijn vrouw, de wondermooie Alnica Gradinegro zijn dogenhoofd met een sierlijk gewei te willen omtooien. Operatie waarin inderdaad de neef Nicolo bereids een handje heeft toegestoken. Een goudsmid, Menachem Aboedharam komt dan met den ring van Gyges om den doge het vermogen der onstoffelijking te verleenen.

De meest gelukte passus van dit tooneelstuk is dan ook zijn gesprek met Faliero, de eenige maal dat August Monet vermocht buiten de banale dramastereotiepen te treden. Er lag in sommige replieken zeldzame wijsheid en diepgang. De doge weet dat hij, zijn nieuwsgierigheid met den dood bekoopen moet, en verkiest daarom van den ring geen gebruik te maken. Als wij het dramatisch verloop aandachtig hebben gevolgd, wordt Nicolo de snoode minnaar achter de schermen afgemaakt, maar waarom Faliero de gevloekte (waarom gevloekt, er is daarvan geen psychologische motiveering) de klokken van St. Marco dreigt te luiden, is ons evenzeer een raadsel. Er lag over heel deze episode teveel stemmingmakerij zonder dramatische oorzakelijkheid, waardoor alles te schetsmatig bleef, met enkel de bekoring van een Venetiaansch milieu.

De heer Jos van Leemput was een statige doge, waarin de woestheid suggestief loskwam. Deze speler beschikt over een zeer geschakeerd stemgeluid, dat mits geschoold, zeer stellig tot zuivere diktie en dramatische zeggingskracht kan omplooien. Een speciale vermelding voor den heer Ch. Van Thuyne, die zijn Menaschem Aboedharam zeer mild en wijs heeft gehouden. De overigen bedierven niets. Maar nu is de ring, waarmee de gevloekte doge het huwelijk met de zee aanging, in de Adriatica gevallen en ruim 300 jaar later spoelt hij aan op de kusten van Dalmatië in een spons. Hij komt terecht onder de régence bij een kluizenaar-astroloog, die ergens op een woudrand vereenzaamd leeft en die hem heeft voortgereikt aan Anna, Rosalinde's dochter, een zeer weetgierig meisken. Maar nu neemt het verloop van het stuk een wending, die het voert regelrecht naar het terrein der sexueele pathologie, niet der dramatische kunst. Rosalinde heeft twee dochters van verschillende vaders. De eene: wondermooi van hoofd, maar lichamelijk verkreupeld, de andere mooi van lichaam maar met een minder bevallig aanschijn. En nu wordt het een ware poespas inzake onderzoek naar het vaderschap, want de bastaardzoon van den regent van Frankrijk kon wel eens met zijn eigen zuster trouwen. De ring biedt ditmaal ook weer geen uitkomst, want Gaston de bastaardzoon-bruidegom is ook bang er het hachje bij in te schieten. Hij smeert hem natuurlijk met de verkeerde dochter maar de regent stelt de ontzette moeder gerust door te zeggen dat Gaston misschien toch, zijn zoon niet is. Bloedschennis, overspel, alkoof geheimnissen zijn hier leidmotieven. Wie de vriendelijke Touraine kent zal haar moeilijk in dit spinaziegroene schermenstel hebben herkend.

Het derde tijdvak is een zeer geslaagde slot-episode. De ring is God weet hoe terechtgekomen bij een internationale courtisane, Blanche de Paiva, die veel schulden heeft en die niet weet van wie haar zoon is. Frans Liszt is van de partij om de schoone te troosten en Alphonsine Plessis, het meisje met de camelias, wordt door Serge, Blanche's zoon, opgevrijd. Blanche wil door middel van den ring van Gyges weten, wat Serge van haar denken zal, als hij zijn ware afkomst verneemt. Serge die een welopgevoed jongen is, barst los en verwenscht zijn moeder waar zij niet bij is. Achter de coulissen klinkt een schot: Blanche heeft wanhopig zelfmoord gepleegd. Hier heeft de heer Aug. Monet met ons toch een loopje genomen: Blanche beging haat zelfmoord vrijwillig en het mysterieus vermogen van den ring had daar niks mee te maken.

Trouwens, én in Venetië bij den gevloekten Doge, én onder de Régence, dus over heel het stuk heen, werd deze ring o.i. erbij gehaald om het geval moeilijk te maken. Nergens zien wij zijn tooverkracht werkzaam. Deze episodes zouden het heel goed kunnen stellen zonder den ring van Gyges, Het is vrij gemakkelijk met dezen ring rond dit alles een heimnisvolle stemming te scheppen, maar dan is August Monet het aan ons verschuldigd dezen ring ook deelachtig te maken aan het psychologisch gebeuren in oorsprong en ontknooping. Nu blijft hij een zijdelingsche bijkomstigheid zonder effekt. Deze ring kon wegblijven.

Dat wil niet zeggen dat het stuk niet moest geschreven worden, want de vier episodes zijn op zichzelf speelbaar. Maar het is vanwege den heer Monet al te doorzichtig boerenbedrog, door symbolen aanvoer die niet houdbaar is, een soort mythische tetralogie te hebben willen maken,

waarvan het hoofdelement per slot blijkt een overtolligheid te zijn.

Er is trouwens een grove feil in het opzet: meerdere malen wordt aangestipt dat de ring door een reeks toevallen van hand tot hand overgaat: uit Lybië naar Venetië langs Candaule's mummie om; dan naar Dalmatië in een spons, en dan God weet hoe komt hij terecht bij Blanche de Paiva, die zegt: de ring is sedert 24 eeuwen het bezit van mijn geslacht. Er moeten meerminnen in dat geslacht bestaan hebben, want de ring dreef gedurende 300 jaar in de Adriatica.

Laat ons toegeven dat het een verdienstelijke dramatische proef is van den heer Aug. Monet, ondanks de spijtige tekortkomingen die wij hooger hebben aangestipt. Fout is o. m. bij elke episode in de gesprekken nogmaals een beknopt relaas te geven van wat voorafging, maar vermoedelijk deed August Monet zulks, om van dit stuk eventueel een trits op zichzelf speelbare eenakters te kunnen maken.

Wat ervan zij, de heer Aug. Monet kent zijn vak en wij zullen de tekortkomingen niet meer dan noodzakelijk beklemtonen. Wij kunnen niets anders wenschen dan dat hij zijn talent in die richting blijve aanwenden, onder beding dat hij de psychologische logica niet langer zooals hier een voetje blijft zetten. In zijn scenische opvattingen en in zijn tooneeltaal al zijn beide overmatig romantisch beïnvloed, zit stof genoeg om van hem degelijk werk te verwachten, en wij zijn ervan overtuigd dat hij mits grondige oefening ons eindelijk eens een stuk zal leveren, dat organisch klopt.

Uit de laatste twee tijdvakken vernoemen wij nog de volgende spelers: Rosalinde, een milde ex femme du monde (Mevr. J. van Thuyne) Adrienne (M. Mathys) en Anna (Mevr. Portocarero). De heeren Ch. Van Thuyne en R. Portocarero bezondigden zich aan onuitstaanbaar gebrouw en onklare diktie.

Een zeer verdienstelijke kracht heeft de Roze-knop aan Mevr. Hortense Peeters (Blanche de Paiva). Daaruit kan een talentvolle tragédienne groeien. Zij heeft van allen, die wij hier ten tooneele zagen, den grootsten aanleg. Dat in onze liefhebbersgezelschappen krachten van meer dan gewoon gehalte schuilen, werd door spelleider Jos. Van Leemput bewezen. Hij heeft dit vierluik zeer kleurig gemonteerd en onder zijn tucht kreeg men een homogeneiteit van samenspel die zelfs ons eerste tooneel niet zoo vaak biedt. In acht moet evenwel worden genomen, dat aan den Ring van Gyges, naar de verklaring van een betrouwbaar zegsman, schier een jaar werd gerepeteerd. Niet alle auteurs kunnen zich zooals de heer Monet in zulke toegewijde zorg verheugen.

Tijdens de pauze bracht de voorzitter in approximatief Vlaams een hulde aan het magistraat, hier vertegenwoordigd door burgemeester Kamiel Huysmans en wethouder Fr. Verrept, en aan den schrijver Aug. Monet, die zichtbaar ontroerd; kwam groeten.

Victor J. Brunclair.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: "Zwart op Wit" door ... 1933-08-25
    August Monet • monet • (date-year) 1933 • De ring van Gyges • aug monet • (author) Victor J. Brunclair
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "oompje heeft... 1933-04-15
    heer • Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • mevr • (author) Victor J. Brunclair
  3. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. De eerste mev... 1931-10-03
    heer • Victor J. Brunclair • (author) Victor J. Brunclair • mevr
  4. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Mevr. Esther de Boer... 1933-09-15
    Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • mevr • (author) Victor J. Brunclair
  5. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: De Gijli(e)dioten... 1932-01-08
    aug monet • August Monet • monet • (author) Victor J. Brunclair • aug
  6. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Door mijn luidspreke... 1932-04-26
    Victor J. Brunclair • August Monet • monet • (author) Victor J. Brunclair
  7. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-01-13
    Victor J. Brunclair • (date-month) 1933-01 • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933
  8. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Koninklijke Nederlan... 1933-06-16
    heer • Victor J. Brunclair • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933
  9. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
    Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair
  10. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederlandsche S... 1933-03-31
    heer • Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair