Fernand Hannecart : "L'Ombrelle rose" in het "Théâtre du Parc"

Willem Putman, 1926-07-27


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 264-267.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◼◼ Karel Van de Woestijne: TOONEEL TE BRUSSEL I... 1926-07
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: André Rivelle : "La... 1926-07-29
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Hannecart : ... 1925-07-29
  4. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: TOONEEL TE BRUSSEL I... 1926-07
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15

Fernand Hannecart : "L'Ombrelle rose" in het "Théâtre du Parc".

Nu eerst zijn we volop, "et pour de bon", in hoogere regionen. Geen quaestie meer van inzicht, natuurlijkheid, goeden smaak. Deze auteur schijnt beslist naar de hoogste kroon te streven. Ik kan niet nalaten hier een stukje critiek in te lasschen dat L. Dubech wijdt aan het werk van Maurice Rostand -- omdat het hier zoo precies van pas komt.

"Que lui dirons-nous? Qu'il manque de goût à peu près autant qu'il est possible d'en manquer ? Nous pensons qu'il le sait et que tout le monde aperçoit cette vérité première. Il est tout à fait caractéristique que ce mot ait presque complètement disparu du vocabulaire de la critique. Il y a cinquante ans, il était encore une des pierres de touche d'un Sainte-Beuve. Nous avons changé tout cela. Un critique qui serait aujourd'hui assez retardataire pour invoquer ce juge à perruque se ferait rire au nez. On lui opposerait quelque bonne citation d'Hugo ; on l'enverrait faire nettoyer.

"Le bon goût, ce ruisseau, par Nisard, ce concierge".

On lui répondrait, raide comme balle, qu'il ne s'agit pas d'avoir du goût, mais du génie. Les gens sérieux objecteront qu'en ce riche, ardent, touffu et fécond seizième siècle, Rabelais, Ronsard et Montaigne n'avaient pas le goût toujours parfait. C'est vrai, mais ils travaillaient à le créer, tandis que nous travaillons à le perdre. Ne discutons même pas si c'est un bien ou un mal, c'est un fait qu'il faut enregistrer comme un signe des temps."

Deze uitval is trouwens ook toepasselijk op menig jong Vlaamsch auteur (ik verwijs naar de jongste stukken van Theo Verschaeren en bijzonderlijk naar "De man die zich zelf verloren heeft", van P. S. Maxim Kröjer) en het is zeker niet de groeiende Duitsche invloed die ons op dat gebied zal ten goede komen. Meerdere zoogenaamde expressionistische Duitsche stukken zijn gewoon modellen van slechten smaak. Maar van de Duitschers is het vooral hunne grofheid die ons tegen de borst stoot. Bij de jonge Belgen, genre Hannecart en Rivelle, is het natuurlijk iets geheel anders.

Ik zei : Sommigen schreeuwden na "Le Fripon de Vérone": "chef-d'oeœuvre" wat onzin was. Maar enfin, naar verder werk van Hannecart werd dan toch met spanning uitgezien. Na "l'Ombrelle rose" heeft men geen tweede maal "chef-d'oeœuvre!" geschreeuwd. Zooiets doet men trouwens nooit tweemaal. De jonge auteurs krijgen gewoonlijk bij hun eerste stuk : geestdrift. Het tweede brengt hun viendelijke welwillendheid. Het derde wantrouwen. Het vierde rotte appelen en zoo meer. Guy-Fernand Hannecart is op dit oogenblik aan de vriendelijke welwillendheid. Ik hoop voor hem dat hij een uitzondering zal zijn op hooger gestelden regel.

Ziehier het gegeven. De schilder Gérard leeft met Marise op een dakkamertje in de meest hopelooze ellende. Geen lichtstraal meer. De huisbaas komt bedreigen. De bakker weigert brood. De dokter weigert hulp (want bij Gérard woont ook nog de oude schilder Claude, die wegteert van gebrek) en de arme sukkel kan nog geen vijf frank loskrijgen voor een schilderijtje. Wat te doen? In dien tijd (we zijn in 1845) was het cubisme nog niet uigevonden -- en Gérard is er warempel de man niet naar om het uit te vinden. Hij declameert een paar strootjes over "Cupidité" om Victor Hugo te doen blozen. De oude Claude zoekt afleiding in een dutje en wijl hij slaapt gebeurt het wonder. Het is klaar dat er een of ander wonder moet gebeuren -- anders zou het stuk uit zijn, en we zijn pas in het eerste bedrijf. Deze toestand doet zoowat denken aan het gedicht van Deken De Bo, dat begint met de woorden :

"'t Was koud op den Poelberg. Het vroos en het sneeuwde..."

Dààr ook daagt de reddende engel op, maar daar is hij niemand anders dan "de deken van Thielt". Hier is het een bankier -- en dit détail brengt ons bijna weg uit het jaar 1845. Ook zijn voorstel is nogal modern. Hij wil namelijk een viertal schilderijen koopen, ze heel duur betalen -- maar hij stelt er deze voorwaarde bij : hij moet de schilderijen mogen teekenen. Zijn naam is Marc. Hij wil beroemd worden, en dan nog niet zoozeer uit eigen initiatief, maar wel omdat de vrouw, die hij liefheeft, dit van hem eischt. Na veel aarzelingen geeft Gérard toe, vooral omwille van den ouden Claude, zijn zieken meester, wiens leven op het spel staat. Het schilderij dat hij echter met de meeste pijn afstaat is "l'Ombrelle rose". Dit schilderij stelt een vrouw voor, die Gérard heeft gekend en bemind -- en dat de bankier Marc vooral dat schilderij wil bezitten en onderteekenen zult gij begrijpen als gij weet dat het diezelfde vrouw is, die hij, Marc, nu liefheeft. Zoo zijn we dus in volle conflict.

Tweede bedrijf : villégiature-plaatsje. Claude, de oude artist, is daar nagenoeg hersteld -- maar begrijpt niets van Gérard's plotse weelde. Hij kan nauwelijks geloof hechten aan de fabel van den rijken Mecenas, die plots is opgedaagd. In dit lustoord ontmoet Gérard echter de vrouw met het roze zonneschermpje, Christiane -- en wat te voorzien was gebeurt. Hij volgt Christiane en verlaat de teedere Marise met een harteloosheid, die elken artist eigen is. Onderwijl triomfeert Marc met de doeken van Gérard -- maar de ongelukkige Marise vertelt nu aan Claude het geheimpje van den koop, die met den bankier werd gesloten. Verontwaardiging van den ouden Claude, die trouwens met de gezondheid opnieuw de inspiratie heeft veroverd, en zich weer artist voelt. Hij maakt ons dat bekend in een tirade, ronkend en hol genoeg om elken leerling in de poëzis jaloersch te maken, een van de vele tirades waarbij de auteur al zijn zelfbeheersching verliest en ons doet mompelen. Gaarne zou ik dezen tekst citeeren, maar ik bezit het stuk niet. Wel herinner ik mij een zin er uit : "Voyons ! Coquin ? Tu fais encore de la littérature !"

En of!

Derde Bedrijf : de oude Claude zal nu alles herstellen. Hij moet echter in de eerste plaats van Marc de bekentenis kunnen afdwingen dat de door Marc geteekende doeken van Gérard zijn. Hiertoe gebruikt de oude Claude een list, te gecompliceerd om te vertellen, en van zulken aard dat wij ons meegevoerd voelen in volle melodrama. Het publiek huilde er bij. En natuurlijk wordt dan de bankier Marc behoorlijk uitgejouwd, de vrouw met het zonneschermpje mag er uittrekken en Gérard valt opnieuw in de armen van Marise. Mein Liebchen, was willst du noch mehr ?

Dit stuk lijkt een verzameling citaten van Victor Hugo, Musset, Chénier en Rostand. Hannecart zal een harden strijd te doorworstelen hebben, wil hij zich los maken van al die machtige invloeden. Ik vrees bovendien dat hij dit niet wil. In zijn bombast ligt overtuiging. Als hij zijn lyrisme overheen alle perken gooit, doet hij dat bewust. Hij praat te veel en hij praat te mooi. Hij denkt vermoedelijk dat hij goed praat. Als dit zoo is, noem ik zijn geval hopeloos.

27. 7. 26.

Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◼◼ Karel Van de Woestijne: TOONEEL TE BRUSSEL I... 1926-07
    (date-year) 1926 • Victor Hugo • André Rivelle • Guy-Fernand Hannecart • oude • claude • lombrelle rose • vrouw • oude claude • Alfred de Musset • hannecart • (date-month) 1926-07 • gérard • victor hugo • L'Ombrelle rose • Le fripon de Vérone • marise • Marie-Joseph Chénier • bankier
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: André Rivelle : "La... 1926-07-29
    André Rivelle • Guy-Fernand Hannecart • (date-month) 1926-07 • (date-year) 1926 • Théâtre du Parc • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Hannecart : ... 1925-07-29
    Guy-Fernand Hannecart • hannecart • Le fripon de Vérone • Maurice Rostand • Théâtre du Parc • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: TOONEEL TE BRUSSEL I... 1926-07
    André Rivelle • (date-month) 1926-07 • Théâtre du Parc • (date-year) 1926
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15
    (date-month) 1926-07 • (author) Willem Putman • (date-year) 1926