De Man zonder Lijf

Victor J. Brunclair, 1925-04


Source

Vlaamsche Arbeid, 1925-04-00 pp. 194-197


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Gemeenschapskunst... 1923-12-25
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck : "... 1924-12-11
  4. ◼◼◻◻◻ J.B.: Ik dien... 1923-04-11
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Een lezing van Herma... 1925-12-15

DE MAN ZONDER LIJF.

Als één symbool zich doorheen heel het feitenverloop van dit gevrocht bestendig motiveert, dan is het onmiskenbaar dit van de Oost-West-sneltrein en de gevallen vogel. Deze metafoor behelst de essenswaarde van het masterpiece : veel geraas (de sneltrein die vertrekt uit het station Much ado en belandt in about nothing) en per saldo een dode mus. De heer Teirlinck heeft gewis als volgt geredeneerd : beter een vogel in de hand dan tien in de lucht, zij deze vogel dan ook een dode mus. De ware vogelaar neemt zo'n redenering evenwel niet voor lief. Immers, een kooivogel trillert aldoor zijn zelfde toontjesgamma en de opgezette vogel (zoals in III op de schouwmantel) heeft alleen nog de pomposopracht van zijn veren. Wie nog een vogel uit de hoge regionene neerhaalt zal hem dus als een panacea op de pols dragen.

Aan deze houding verkiest Teirlinck blijkbaar de mondgemene maxiem : "de pluimen maken de vogel niet", averechts te zetten. Primo is de nieuwe waarheid (alzo : de pluimen maken de vogel wel) helemaal een welkome gebruiksaanwijzing bij de cameleonkuren van Teirlinck en secundo mag zij, net als trouwens iedere averechtse voorstelling aanspraak maken en (waarom niet?) met volle recht niet waar op het epitheet : paradoks.

De prestatie van Teirlinck werpt dus tweezijdig haar verdienste af : 1) ten overstaan van de sprintfiets, waarbij we voor eenmaal de moderne stromingen eens uitzonderlik vergelijken zullen, zich aanstellen als de hardloper, die warempel niet amechtig kan worden en 2) door stelselmatige omkering van ieder gegeven de indruk wekken dat hij een nieuw gegeven voortbrengt.

Lacy ! In laatste aanleg blijkt : dat een hardloper, ondanks het graadverschil der snelheid, niettemin een simpele voetganger blijft en verder dat het niet volstaat in handstand op straat te lopen om Atlas, die de wereld droeg, te evenaren.

Teirlinck heeft in Vlaanderen de reputatie een uitbroeder van dramatiese Columbuseieren te zijm. En sedert de stad Thienen de bakermat van het Vlaams toneelexpressionism is geworden met « Mama's kind » (meli-melo in kubus en kleuren), heeft het er allen schijn van dat de geestelike voorwacht van dit land hem als zodanig zal erkennen. Nochtans wat was « De Vertraagde Film »? Fait-divers. Enkel is Teirlinck met onderwatertoneel boven water gekomen. Ziedaar natuurlik een krachttoer.

Wat was « Ik dien »? Een brutale profanatie van de Beatrijslegende. Alleen gebeurde hier de stofbehandeling andersom. (Alweer?!)

In de « Vertraagde » een krantbericht literair tot een levenstragedie gedoseerd.

In « Ik Dien » daarentegen een geestelik tweespalt tot fait-divers omgewerkt (zie II). In beide gevallen een stoute schieting, maar... naast doel.

Nu «De Man zonder Lijf ». Nog min noch meer: onbeschaamd cabotinage.

Vooreerst is de grondidee zelf naar haar oorsprong te verwijzen : Capek. Dwaze Jacob is inderdaad zó weggelopen uit de Robotfahnek. Ook de dissertatie van de Dokter en de muzeumbewaarder over een onfeilbare denkmachine is geleend goed. Waar bliift dan het aandeel van Teirlinck? Voila : de jacht naar het ideaal. Voor een gewaand heraut der vernieuwing is het welletjes, niet? Straatoud inderdaad. Trouwens de zijnsaard verlochent zich niet. Heel het onding zweet literatuur en rossinante draaft hoog. Dwaze Jacob is geen warhoofd. Wel integendeel. Evengoed kon hij zijn levensavend eindigen in het bareelhuis bij de aardweg, met een emeritaat van dokter in de philologie. Maar wij lopen de gang van het gebeuren vooruit.

De twee Jacobs, ziedaar de dualistiese flipamandel, die door de notenkraker (dat is het Leven, gehoofdletterd) wordt uiteengeplet. Wijze Jacob is een nijvere wever en houdt zich wijselik bij zijn getouw. Op het einde van I schalt echter een gil en we ervaren dat Dwaze Jacob schrikt van sirenen op etenstijd. Wat hij zich precies in 't hoofd haalt weet geen mens, en er is ook geen geestelik motief of psychologies aanknopingspunt waaruit dit blijkt, maar hij werpt zich op de voorsteven van de sneltrein, die geen. halt heeft en weet op bestemming toch zonder ticket uit het station te geraken. Omdat hij halfdood is wordt daarop echter door het spoorpersoneel, nalatig als geen, niks acht geslagen. Hier komt al een kink in de kabel. Zo immuun is de Man zonder Lijf toch niet, want hij komt terecht in het hospitaal. Was hij onkwetsbaar dan hadde hem die onconfortabele uitstap vooraan op de machien niet gedeerd. Een surrogaat-Caligari koopt hem zijn lichaam af. En nu is de held oppermachtig, en van op het opgevershokje frazeert hij bolle bombast. Hij zal de prinses verlossen. Wat belichaamt deze prinses? Raadsel. Zij wordt bewaakt door een middeleeuws vorst. Symbool van wat? Nu roept Dwaze Jacob zijn trawanten bijeen, die natuurlik beeldgeworden gevoelens van hemzelf zijn.

Zulk procédé van ideekonkretizering zou tiptop verdedigbaar zijn als het zich ontrolde op een metaphysies aksieplan. Hier blijft het een superlatief potsierlik allegaartje van hansworsten. Harlekinade zonder geestelik impuls. De wijsheid in de gekkernij blijft voor Teirlinck dode letter. Het slagzwaarden-duel van Dwaze Jacob met de depothouder der Prinses is als vinding en als effekt onvergelijkbaar ridikuul, om van het kleurengekietter niet te spreken. De gestaltenis van Waarheid, Rechtvaardigheid, Karikate, het Anatomies stuk en de Beul in sans-kulottendracht zou grotesk-idioot zijn, indien niet zo kinds-fantasties.

Nu doet Dwaze Jacob met de Prinses aan idyilies kamertoneel, maar, o gruwel, opdat zij niet op St. Annaschapraai zou geraken heeft de Prinses een reserveminnaar in gezegde schapraai verborgen. Vandaar natuurlik hoge woorden en meppen. De prinses wordt koudgemaakt en Dwaze Jacob heeft in volle tragiek nog het rocambolesk bewustzijn haar halssnoer te gappen. Dan volgt het toneel der geseling. Opeens wil Dwaze Jacob weer een lijf hebben. Hij gaat het weer kon-tant afkopen bij de dokter. Deze wordt nu eigenaar van het kostbare halssnoer. Hoe het dit kleinood verder vergaat leert de klucht niet. Jammerlik verzuim. Nu hij weer een lijf heeft verzoekt Dwaze Jacob Lekmenlip hem wat af te trainen. Ende zo geschiedt.

We beleven daar het supreem-belachelike spelmoment, waarop Dwaze Jacob wordt bewerkt met een vulgaire buikriem. Zoals de lezer kan oordelen is Teirlinck niet vies van requisiten. Deze kastijding heeft Dwaze Jacob deugd gedaan, want hij vraagt weer naar het bareelhuis.

Blijkbaar was daar grote watersnood want Lekmenlik preciseert metafories : "het huis staat vol getraan".

Zo komt Dwaze Jacob weer tot inkeer en verlangt weer naar Evelyne. Zijn amoureuse nukken zijn positief onverklaarbaar. Het huiselik geluk en kinderkweek zijn hem in I beslist onwelkom. Hij jaagt een grootser denkbeeld na, boven de roes der zinnen. Nader omschreven worden deze chimaera evenwel niet. Nochtans daar ligt het zwaartepunt van heel het spel. Alleen zien wij deze chimaera gevankelik bij een majestatiese blauwbaard. Dwaze Jacob zal haar ontzetten en voila, inplaats dat we hier een geestelike bruiloft zouden bijwonen, manifesteert zich de gehechtheid van Dwaze Jacob beslist eroties. (et comment!) O geef ons het recept van deze dramatiese hutsepot!

Nu komt Dwaze Jacob na de reis op den sneltrein Oost-West terug naar den haard en zegt met pathos : Thuis 't best. Tijdens zijn afwezigheid zat de ooievaar op het dak. Nu is het de beurt van Wijze Jacob de wijde wereld in te trekken.

Heel deze spektakelrevue wordt zwijgzaam bijgewoond door twee oudjes, deklamators in hun vrije uren en waarvan de zegging telkens saamgaat met een stortbad grenadine-licht.

De figuur van Lekmenlip is zo drekkig van debiet en verslijkt zo in de meest plattegrondse greppels der gemeenheid dat zij Pallieter niet aan 't gieren maar aan 't blozen zou brengen.

Teirlinck heeft met dit stuk eens te meer een bewijs geleverd hoe nadelig de intellektuele verwording op raskunst inwerken kan. Zijn personnagieën zijn ledepoppen, zemelcreaturen. Zij oreeren een taal van op de maan. Waar het instinkt uitdroogt, wordt het vernuft een vis aan wal. Hij kan luchtsprongen maken maar... niet meer zwemmen. Zo Teirlinck.

Hij poogt zijn algeheel onbegrip van het moderne toneelexpressionism te verschonen met kapriolen van de meest bedenkelike soort. Al ronselt hij het hele arsenaal van toneelattributen saam toch wordt daardoor de kernkwestie waarom het hier gaat niet bereikt.

Daarom zullen wij, als hij hier beweert primo-cartello Dadakunst te hebben voortgebracht zijn vroegere definitie indachtig zijn : « Van Deyssel is de chef der cubisten ». Zo weten we meteen hoe de dingen in hun juist verband te situeren. Inmiddels kan zich aan dit zevenkleurig lokaas laten vangen: Pieter Stastok van over de Moerdijk.

Wat nu de nagestreefde formuul van gemeenschapskunst betreft zo weet Teirlinck daar onmiddellik raad op. De overgang van individualisties tot gemeenschapstoneel wordt gelegd met de plank die de orkestbak overbrugt. Als de vork zo in de steel zit, nu ja, maar wat jammer dan, dat de acteurs aldoor struikelen. Of werd dat voorbeschikt? Ghi lo sa?


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Victor J. Brunclair: Gemeenschapskunst... 1923-12-25
    teirlinck • Ik dien • De vertraagde Film • Beatrijs • Herman Teirlinck • (author) Victor J. Brunclair
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
    dwaze jacob • lijf • teirlinck • Ik dien • Man zonder lijf • De vertraagde Film • wijze jacob • jacob • Herman Teirlinck • dwaze
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck : "... 1924-12-11
    dwaze jacob • lijf • teirlinck • Ik dien • Man zonder lijf • De vertraagde Film • wijze jacob • jacob • Herman Teirlinck • dwaze
  4. ◼◼◻◻◻ J.B.: Ik dien... 1923-04-11
    De vertraagde Film • Beatrijs • Herman Teirlinck • teirlinck • Ik dien
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Een lezing van Herma... 1925-12-15
    (date-year) 1925 • Herman Teirlinck • teirlinck
  6. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: TOONEEL TE BRUSSEL I... 1923-04-30
    De vertraagde Film • Beatrijs • Herman Teirlinck • teirlinck • Ik dien
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    Beatrijs • Herman Teirlinck • Ik dien
  8. ◼◻◻◻◻ F.D.P.: De Vertraagde film... 1922-03-10
    Herman Teirlinck • De vertraagde Film • teirlinck
  9. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
    De vertraagde Film • Beatrijs • Herman Teirlinck • teirlinck • Ik dien
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Loop... 1926-04-11
    Man zonder lijf • De vertraagde Film • Herman Teirlinck • teirlinck • Ik dien