Theo J. Verschaeren : "Zijne excellentie Dansa" door "De Vl. tooneelstrijders", Mechelen

Willem Putman, 1924-10-25


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 419-424.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Helmuth Unger : "De ... 1924-12-06
  2. ◼◻◻◻◻ Pol de Mont: Stemmen over de "eer... 1924-10
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Luigi Pirandello : "... 1924-10-15
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: J.K. Jerome : De bli... 1924-10-24
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Pirandello in den Vl... 1924-10-09

Theo J. Verschaeren : "Zijne excellentie Dansa" door "De Vl. Tooneelstrijders", Mechelen.

Reeds de titel Zijne Excellentie Dansa is een eenigszins curieuze aanlokking. Dansa is op de affiches trouwens aangekondigd met dansende, scheef-gedrukte letters. Zoo vermoeden wij al dadelijk dat het te doen is om een "professeur de maintien", die "excellentie" is geworden, dank aan zijn verbluffenden woordenschat, zijn schoon gebaar en zijn habiele tong.

De opzet van het stuk zal u dadelijk interesseeren. Daar is een gek, die voor verstandig doorgaat en niets minder wordt dan hoofdminister in een gefantazeerd rijk. Daar is een verstandige mensch, die in een gekkenpak is gestoken en als officieele hofnar fungeert. Het stuk is de strijd tusschen beide elementen. Wij zien in de eerste plaats, hoe de man met de habiele tong rang en faam verovert. Dansa, professeur de maintien, landt aan in het koninklijk hof en verbluft den koning door een ronkende vleitaal en een kleurige beeldspraak, die ten slotte niets anders is dan de verkondiging van zijn eigen lof. De oude koning luistert gretig naar dezen nieuwen klank, is al dadelijk voor den fijnzinnigen charmeur gewonnen, en nog grooter wordt diens macht over hem, als hij den koning het vadsige genot leert van champagne en dansende meisjes. Kroonprins, nar, dokters, ministers, waardigheidsbekleeders, iedereen wordt van nu af aan beleefd wandelen gezonden en de koning blijft met zijn vertrouweling Dansa alleen, wijl Veni, Vidi, Vici (schrik niet, lezer, dat zijn alleen de namen van drie danseresjes) het vleiende woord van Dansa in houdingen en gebaren omzetten en diens volledige zege bestendigen.

Dansa wordt hoofdminister -- en nu zien wij, hoe hij deze met list en door woordenpraal veroverde plaats misbruiken zal. Zijne wetgeving is grillig; hij koestert veroveringsplannen en wil een pralerig leger. Het volk mort. De hofnar, die dadelijk het ware wezen van dezen gevaarlijken vleier heeft dóórkeken, reageert, houdt niet op den koning te waarschuwen, maar de oude vorst zit gevangen in het sluwe net van woorden, champagne en vrouwen, ziet noch hoort -- tot eens het oproer losbrandt en de moegetergde menigte het paleis omsingelt. Dansa onderteekent haastig een bevel : schiet neer wie zich verzet. Er vallen dooden. Een drukkende stilte is binnengeslopen in de koninklijke troonzaal. Alleen de nar zegt langzaam : "Nu klinkt geen haatzang meer, alleen het stille smartelijke lied van stervenden... stil..."

Vierde bedrijf. De doodsklokken luiden. De slachtoffers worden begraven op staatskosten. In dit ernstige oogenblik, wijl de dood wandelt door de straten, schudt de nar zijn gekkenpak af. "Nu wordt het ernst... Daar ligt de narrenkap... en kom nu, kom..." De strijd brandt los. De nar heeft den kroonprins langs zijn kant. De dolk wordt geslepen en het vonnis geveld : "Dansa moet verdwijnen". De dood, die geroepen is, sluipt binnen in de troonzaal en zoekt zijn prooi; hij gaat niet weg of iemand moet meegaan. Wie zal het zijn? De nar houdt den dolk, maar Dansa bereidt zijn revolver. Twee gemaskerden (vermomde nar en kroonprins) vallen binnen als de dienaars van den Dood, en in een eerste schermutseling wordt Dansa door hen ontwapend. Bedreigingen omhullen hem. Op de wanden verschijnen de schimmen van de door hem gedoode menschen. Op de schimmen volgt de Dood zelf. Wij vernemen een schot -- en Dansa valt in de uitgestrekte zwarte armen van het grijnzend geraamte.

Dat is het slot van het stuk, of beter het begin van den proloog. Dit drama vervat namelijk ook een proloog en een epiloog en vooral deze twee tooneelen geven aan het stuk een modern, laat ik maar zeggen een expressionistisch karakter. Hier is de opzet van den tooneelschrijver misschien wel het interessantst. Bij het halen zien wij vóór een zwart gordijn een vorstelijken doode op een praalbed. Daaromheen branden vier kaarsen op hooge zwarte kandelabers en houden vier soldaten in wit-zwarte uniform de wacht. Dit zeer eigenaardig beeld, waarbij het doek slechts op de helft is weggeschoven, wordt kinematografisch van den achtergrond der schouwburgzaal uit verlicht. Bij een heller wordenden glans begint het lijk (van Zijne Excellentie Dansa), tot groote ontsteltenis der soldaten, te bewegen. Een dokter wordt geroepen -- en dan assisteeren wij aan een zeer origineel gesprek, waarin de doode beweert niet dood te zijn, in welke bewering de dokter een bewijs ziet van eene al te ver gaande fantazie en daarbij zeer kalm opwerpt : "Excellentie, u moet begrijpen, dat het mij als hofdokter en hoogleeraar onmogelijk is te discuteeren met een doode, die zich inbeeldt te leven". Toch gunt hij aan Dansa een blik in 't verleden -- en dit beeld, waarvan de uiteenzetting voorafgaat, wordt dan gespeeld.

Na het spel zien wij in den epiloog weer het tafereel met den doode op het praalbed, die er niet rustiger om is geworden. Nu wil hij natuurlijk nog leven in de toekomst en desnoods goed maken wat hij in zijn lichtzinnigheid misdeed. Maar dat gaat niet. Met den schreeuw : "Ik ben niet dood !", zakt hij ineen en de eeuwige stilte neemt van dezen mooiprater bezit. Het heele hof woont de begrafenis bij -- en het laatst houdt de nar een lijkrede. Wanneer de lijkstoet weg is, wordt het zwarte doek weggetrokken; wij zien de hel verlichte troonzaal. De nar neemt plaats in den koninklijken zetel en zegt tot het houten popje, dat hij steeds bij zich draagt: "Broeder, en nu wachten wij hier een nieuwen geest !" Het doek valt, wijl een vroolijke marsch opklinkt.

Theo J. Verschaeren geeft in dit werk blijk van een rijke dolle fantasie. Het spel brengt werkelijk verrassing op verrassing -- en als het waar is "dat dramatiek een verrassend beeld moet zijn van het leven" (H. Teirlinck, dan is die voorwaarde in dees geval met brio vervuld. Ik meen echter, dat er nog andere, hoogere, eischen aan een kunstwerk moeten gesteld. Ik mis in dit spel harmonie, stijl en evenwicht. Uit den inhoud zelf zal het den lezer wel gebleken zijn, welke rijke en ruime gelegenheid hier voorhanden was tot het scheppen van iets werkelijk indrukwekkends. Dit drama is niet een schoon afgerond geheel kunnen worden. Op deze alleszins vaste grondvesten werd de tempel niet voltrokken. Verschaeren zette allerlei interessante torentjes, gaf lief en aardig knutselwerk. Hij verrast ons zoodanig, dat hij ons niet ontroert. Nu vind ik ontroering een hoogere conditio dan verrassing -- en het is een feit, dat wie het ook waagt in dezen modernen vorm voor het tooneel te schrijven, bijna noodzakelijk schijnt dood te loopen op een zuivere cerebraliteit, die nooit de menigte ontroeren zal. Het drama wordt in deze opvatting een suite van origineele, meestal curieuze bedenksels. De schrijver geeft al zijne aandacht aan uiterlijkheden. Hij teekent enkele interessante karakters maar het blijft bij een schets. Hij is vooral bekommerd om de kostuums. Ontbreken : adem, bezieling. Ontbreekt vooral : eenheid. Alles is losjes aan mekaar gesnoerd; het overtollige overschaduwt het noodzakelijke. De heele methode is ten slotte een offer aan den kijk-geest van den tijd, waarbij de dramatiek zelf in hare heiligste en eeuwige wetten een kreuk meekrijgt.

Wat vooral, ook bij de lezing van dit stuk, opvalt is, naast den rijkdom der fantazie van den habielen tooneel-technicus, de armoede van den schrijver. Het stuk is geschreven in een erbarmelijk taaltje. De woordenvloed van Dansa is van het bedenkelijkste allooi en dit schaadt het stuk op geheel de lijn, doordat juist aan de heerlijkheid van Dansa's taal alle belang wordt gegeven. Het is den schrijver niet gelukt, den tekst van zijn stuk op te werken tot een voornamen rhythmischen stijl. Er wordt veel over "rhythme" gesproken, maar nooit voelen wij de trillende golvingen, die nochtans gansch een koninklijk hof omhullen, over ons komen. Daarmee is gezegd wat verhinderd heeft dat dit stuk werkelijk tot een gaaf kunstwerk groeide en iets méér dan een verrassing werd.

Het décor was onevenwichtig. Na de indrukwekkende rouwkapel kregen wij een troonzaal, die er uit zag als een netjes onderhouden parloir van een modern klooster -- met patronage-reukje --, echter zoo frisch beschilderd, dat ik er moeilijk kwaad over zeggen kan. Daar waren allerlei trappen aangebracht, die technisch uitstekend te pas kwamen, en meer dan eens gelegenheid gaven tot het vormen van enkele geslaagde tooneelbeelden (zoo bij het eerste verschijnen van Dansa vóór den koning). Sommige tooneelen werden gespeeld vóór een bruin-grijs doek, waarop de wandversiering der troonzaal was gecopieerd. Dat doek was eigenlijk beter dan geheel de troonzaal.

Enkele kostuums, zoo dat van den nar (een klein meesterstukje), den dood, de soldaten, de commissieleden (een Molièresk caricaturaal drietal) waren zeer geslaagd. Dat popje van den nar had ik wel eens van dichtbij willen zien. De rest was ietwat disparaat. Een paar hofbeambten kwamen daar warempel regelrecht uit een Vlaamsche processie aangewandeld.

De muzikale adaptatie heeft mij bedroefd; ik kan die niet au sérieux nemen. Moderne muziek is, meen ik, nog wat anders dan het rangschikken van enkele dissonante akkoorden en het overnemen van het bekende motief uit "De halle des bergkonings" van Grieg's Peer Gynt-suite. Dat was gewoon een ouderwetsche onhandigheid.

25.10.24.

Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Helmuth Unger : "De ... 1924-12-06
    dood • (date-year) 1924 • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Pol de Mont: Stemmen over de "eer... 1924-10
    (date-month) 1924-10 • Herman Teirlinck • (date-year) 1924
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Luigi Pirandello : "... 1924-10-15
    (date-month) 1924-10 • (date-year) 1924 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: J.K. Jerome : De bli... 1924-10-24
    (date-month) 1924-10 • (date-year) 1924 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: Pirandello in den Vl... 1924-10-09
    (date-month) 1924-10 • (date-year) 1924
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Peer Gynt : in het "... 1925-12-12
    Edvard Hagerup Grieg • dood • Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Modernistische exper... 1937-11-14
    Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De Lucifer van Joris... 1937
    Herman Teirlinck • (author) Willem Putman