JOAN LUYKEN'S DUYTSE LIER
Anon., 1922-02-18
Source
N.R.C, 1922-02-18
Items that may be related to this text • More...
- ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: GEDACHTENIS VAN PROS... 1922-07-04
- ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: HULDIGING... 1922-01-22
- ◼◻◻◻◻ P.: Het Vlaamsche Volkst... 1927-04-23
- ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MOLIÈRE TE BRUSSEL... 1922-02-21
- ◼◻◻◻◻ A. Props: Over Molière... 1922-02
Geen volk staat verder van zijne klassieke schrijvers af, dan het Nederlandsche, en de Vlamingen meer nog dan de Hollanders. Het "meer geprezen dan gelezen", dat van
Aan wat het hiaat, laat staan de onverschilligheid, is toe te schrijven? Zeker niet aan de school, vooral niet in de laatste kwarteeuw. Wij bezitten uitgaven ten behoeve van het onderwijs, die in vele gevallen even hoog zijn te roemen als de uitgaven ten behoeve der geleerden of der studeerenden. Bloemlezingen, die tusschenin staan en dus voor het groote publiek bestemd zijn, komen vrij talrijk van de pers, al hebben wij niets dat kan vergeleken bij de Duitsche en Engelsche zoo goedkoope en zoo verzorgde volksuitgaven, noch iets dat kan gelegd naast, bijvoorbeeld, de "Bibliothèque française" der
Het ligt ongetwijfeld aan onze klassieke schrijvers zelf. Wij staan heel wat vreemder tegenover onze zeventiende eeuw, dan de Franschman van de zijne (en weer doel ik hier meer op Vlaanderen dan op Holland). Daargelaten, dat in onze literatuur uit dien tijd de politiek en de godsdienstige aangelegenheden eene veel grootere rol spelen dan in de Fransche; dat daardoor ten onzent het algemeen-menschelijke weieens verdrongen wordt door het gemeenschappelijke in den staat en in de religie; dat de Fransche taal der zeventiende, en zelfs der zestiende eeuw in hare ontwikkeling verder gevorderd was dan de Nederlandsche en dus dichter bij de hedendaagsche staat, zoodat - om al die redenen samen - voor een Franschman meer te genieten valt bij
Het was niet meer herdrukt sedert 1783 (na de eerste uitgave in 1671 de vierde), toen Dr. J. Van Vloten er eene uitgave van bezorgde in het Klassiek Pantheon en het opnieuw werd uitgegeven, veel later, door Dr. Maurits Sabbe in het klassiek letterkundig Pantheon van Thieme en Cie (zonder datum). Gedrukt op de eerste uitgave, van 1671 (bij Adriaan Veenendaal, Boekverkooper in de Mol-steeg, in de groote Catechismus), geeft deze laatste herdruk de varianten op der andere uitgaven. Dr. Sabbe voegde eraan toe: 1. eene Bibliographie over Luyken, 2. een Biographische schets, 3. eene opgave van de Verschillende Uitgaven van de Duytse Lier. Thans heeft Palladium, met zijne gewone staatsie en eene schoonheid, die niets te danken heeft dan aan eene volmaakte typographie, ons een uitgave geschonken, die heet te zijn vvoor het eerst een nauwkeurige herdruk van de editie "Bij Jacobus Wagenaar, Boekverkooper, op de hoek van de Mol steeg, in Descartes, 1671"." Verschenen er in 1671 twee uitgaven? Staan wij voor de uitgave, die dr. Sabbe gebruikte, doch voorzien van een nieuw titelblad? Is Jacobus Wagenaar een opvolger van Adriaan Veenendaal, of omgekeerd? Het jaartal, het feit, dat beide drukkers in de Mol-steeg(h) woonden, lokken vragen uit, die ik niet bij machte ben te beantwoorden. Het ligt trouwens niet in onze bedoeling, de Duytse Lier bibliographisch te behandelen: in den vorm vooral, die Palladium eraan heeft gegeven, biedt ze aesthetisch genot aan in eene mate, die eene louter-literaire waardering voldoende wettigt. En waar deze lyriek bijna kan gelegd naast die van Hooft, kan het gelden als een plicht die schoonheid, an curiosum te maken tot gemeen goed.
Het prospectus, waarmede "Palladium" zijne uitgave aankondigt, zegt: "De kopere platen", daar het origineel mede "verciert" is, zijn weggelaten omdat reproductie zoowel als vervanging door houtsneden naar deze naieve prentjes onbevredigend zou gebleken zijn". Die plaatjes vind ik echter terug (de twee eerste in omgekeerde volgorde) in de uitgaven van 1729 ('t Amsterdam, bij Hendrik Bosch, Boekverkooper, onder't Meisjes Weeshuis) en in die van 1783 (in 's-Gravenhage, bij H.H. van Drecht, Boekdrukker en boekverkoper), welke zich bevinden op de Universiteitsbibliotheek te Gent. Of ze van
Dat verband immers is er geen naar de beteekenis, naar de allegorische verbeelding: het is aesthetisch, en daarom dringen wij er op aan. Die plaatjes immers zijn van eene boerschheid en eene bevalligheid tevens, die er weer eens op wijzen hoe de Italiaansche Renaissance-invloed in Noord-Nederland vooral den realistischen zin niet wist aan te vullen dan met eene pompeuze burgerlijkheid; zij doen haast komisch aan door hun nimmer bereiken van den gezocht en adel. Men vindt er tevens in terug eene gezondheid, een zin der natuur, die het kleed der allegorie als het ware barsten doet. Zij willen diepzinnig zijn en overdrachtelijk: zij blijven in de keus der attributen dicht bij de alledaagsche bevattelijkheid, die degelijkheid is. Ook het zinnelijke weten zij niet op te voeren tot een hooger symbool: zij blijft, de zinnelijkheid, joviaal en eenvoudig-menschelijk.'t Ontleend Italiaansche omhult, bij allen eerbied, een oerlandsche schalkschheid. De nobele vormschoonheid van het ontleende heeft men er nooit recht van begrepen: zij omvat een zin der soms platte, altijd redelijke natuurlijkheid. Meer dan de Vlamingen, zijn de Hollanders, ook in Italiaansch gewaad, Hollanders gebleven. En
Ik heb daareven
Spytig Klaartje sou haar baden
Moedernaakt in eene beek,
Die langs klavere boorden streek,
Overschaaut van wilgebladen;
Grage Reynoudt sat en keek,
Watertandend door de rietjes;
En hy riep eens soet met een:
Noch wat dieper, tot de knietjes;
Daar mee droop sy schaemroot heen.
Sensualiteit zonder stemmigheid; het "animal triste" der Latijnsche spreuk uitgesloten want nimmer begrepen: tragiek of zelfs maar eenvoudig weemoed van steeds ontgoochelende zinnelijkheid: de Hollander
Vervager der dagen, zoo stadig in't jagen, Hoe vliegt gy, hoe vliegt gy so trage?
Doch waar de eigen natuur spreekt, waar de uiterlijkheid van den Zuiderschen invloed wijkt voor het eigen Hollandsche wezen, daar klinkt, als in bovenstaande "Verrassing" de oer-Hollandsche schalkschheid, die soms wel malle nuchterheid wordt. En dan doen de verzen, zij het van verre, denken aan het plaatje uit dezelfde Duytse Lier waar een bolle Amor aan het boterkernen is.
Dat het den jongen
Droom is't leven, anders niet;
't Glijt voorbij gelijk een vliet,
Die langs steyle boorden schiet,
Zonder ooyt te keeren,
d'Arme mensch vergaapt sijn tijt
Aan het schoon der ydelheyd:
Maar een schaduw die hem vlijt;
Droevig! wie kan't weeren?
d'Oude grijse blijft een kind,
Altijd slaap'rig, altijd blind;
Dag en uure,
Waert en duure,
Word verguygelt in den wind.
Daarme glijt het leven heen,
't Huys van vel en vlees en been
Slaat aan't kraaken,
d'Oogen waaken
Met de dood in duysterheen.
Men heeft gesproken van het dualisme bij
N.R.C,
Items that may be related to this text
- ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: GEDACHTENIS VAN PROS... 1922-07-04
goed • Friedrich Schiller • leven • Johann Wolfgang von Goethe • verzen • (date-year) 1922 • Joost van den Vondel - ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: HULDIGING... 1922-01-22
leven • Johann Wolfgang von Goethe • fransche • William Shakespeare • (date-year) 1922 • dichters - ◼◻◻◻◻ P.: Het Vlaamsche Volkst... 1927-04-23
Friedrich Schiller • Johann Wolfgang von Goethe • William Shakespeare • leven - ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MOLIÈRE TE BRUSSEL... 1922-02-21
fransche • (date-year) 1922 • (date-month) 1922-02 • Jean Racine • William Shakespeare - ◼◻◻◻◻ A. Props: Over Molière... 1922-02
(date-year) 1922 • (date-month) 1922-02 • leven • Jean Racine - ◼◻◻◻◻ Anon.: "Gudrun" door het Vl... 1922-04-15
(author) Anon. • (date-year) 1922 • Joost van den Vondel • leven