Gaston Martens: "De groote neuzen"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Kritische Bijdragen over tooneel. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 86-89.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Der... 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Het... 1926-04-11
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
  5. ◼◼◻◻◻ Eugene De Bock: Gaston Martens, "The... 1921-02

DE GROOTE NEUZEN

Het kan -- na de opvoering van « De groote Neuzen » -- niet worden gezegd, dat de dramatist Martens zou hebben geëvolueerd. Hij is gebleven de flinke milieuschilder, dien we naar aanleiding van zijn «Paus van Hagendonck», «Derby», « Prochievrijers » reeds mochten roemen om de suggestieve wijze, waarop hij om een veelal zeer eenvoudig gebeuren een speciale atmosfeer weet te spinnen...

Om het scheppen eener intrige, die hem toelaten zou het innerlijke leven van zijn personages te belichten en den tragischen of komischen ondergrond van hun bestaan om te woelen, heeft de schrijver van « De groote Neuzen » zich niet erg bekommerd en in dit opzicht blijft dit jongste werk beneden het peil, dat Martens reeds in « Prochievrijers » mocht bereiken. In dit laatste stuk, het beste, alhoewel niet het « gaafste », van dezen auteur, worden de tooneelen en bedrijven door de ontwikkeling van een dramatisch conflict aan elkaar geschakeld, terwijl er groei te bespeuren valt in de psychologische beelding van de personages op het voorplan.

Hetgeen er daarentegen gebeurt in het huis van Koopie, die beenhouwer en herbergier is, kan moeilijk de belangstelling gaande houden. Van af de eerste tooneelen is de toeschouwer volledig ingelicht. De sluwe Koopie en zijn snibbige vrouw Seele zijn koppelaars.. Zij willen een stuiver verdienen door het smakelijk weeuwtje Fietje Kindt te makelen aan den zuurkijkenden, schrepelen, gierigen boer Sampers. Ze roemen om het meest de ingebeelde fortuin van deze twee kandidaten voor een mogelijk huwelijk. Wanneer ze echter merken, dat het zaakje niet vordert, wenden zij hun van ouds beproefd middeltje aan en doen den grootgeneusden, lustigen schoenlapper Charel de Keyser optreden als medevrijer om den koelen Sampers te prikkelen. Ongevraagd bewijst de drinkebroer Lus, een gewezen gendarm, die door Fietje's gracie wordt bekoord, dezelfde diensten... Maar het is duidelijk, dat het vroolijke weeuwtje niet ongevoelig blijft voor de attenties van den geestigen discipel van Sinte Chrispijn.

Zoo ver staan we op het einde van het belangwekkende en levendige eerste bedrijf. Slechts aan het slot van het derde zal er nu nog iets gebeuren. Dan wordt op het tooneel verwezenlijkt, wat de toeschouwers al lang voorzagen: Fietje geeft de voorkeur aan Neuze de Keyser, tot groote vreugde van de leden der tooneelmaatschappij « De groote Neuzen » waarvan de leuke schoenmaker de voorzitter is... Zoo eindigt het stuk met een apotheose der « Groote Neuzen », die niet zonder oubollige eigenaardigheid is en misschien wel de vage herinnering wekt aan een l of ander schilderij met grijnzende maskers, zooals James Ensor die heeft gekonterfeit... Bij Martens speurden we echter zonder uitslag naar zoo iets als een geestelijken ondergrond of een diepere aanleiding voor deze niet zonder willekeurigheid aangebrachte maskerade, die dan toch de verdienste bezit, dat ze het banale, slot van twee die elkander krijgen, op schilderachtige wijze omlijsten komt...

Maar het heele tweede bedrijf en het grootste deel van het derde, heeft Martens gevuld met het onbehouwen, met vast fonografische getrouwheid weergegeven gepraat van zijn menschen... Niet een onder hen of hij was ons volledig bekend van in de eerste akte. Al die babbelaars blijven zich zelf gelijk, en niet één hunner woorden verraadt een gewijzigden zieltoestand of het ontstaan van een bekommernis, die hun tevoren vreemd was... Ze lijken wel zoo uit hun boersche omgeving ontsnapt en op het tooneel verzeild om daar hun babbelguigje voort te zetten. Martens heeft stellig gemeend, dat de toeschouwer niet minder plezier zou beleefd hebben aan den woordenvloed van zijn radgetongde boeren en boerinnen dan hij zelf, en daarom kon hij er waarschijnlijk niet toe besluiten om maar één woord prijs te geven ! Wat in de « Groote Neuzen » wordt verteld zal onbelangrijk blijven als inhoud, maar met zijn gewikste dialogeering heeft Martens folkloristische schatten verweven, waaruit de volksche geest sprankelt...

Daarin ligt besloten de groote verdienste, welke het stuk bezit. We zouden ze niet minder hebben gewaardeerd indien de schrijver, strevend naar meer condensatie en bijgevolg naar krachtiger belijning van zijn drama, « De groote Neuzen » had herleid tot twee bedrijven. Slechts door woordovertolligheid kon hij de klassiek-wordende drie akten vullen en dit ten nadeele der bij gemis aan actie dood-bloedende belangstelling... « De groote Neuzen » lijkt wel een reuzige eenakt, die in drie groote tafereelen werd verdeeld... Telkens kon de auteur een fel bewogen slottooneel vinden -- de niesbui van Lus in I, de dans der groote Neuzen in II -- om den verslapten indruk te verhoogen en de woordlawine te stuiten...

We missen in de « Groote Neuzen » de soberheid, die « Paus van Hagendonck » kenschetste, de verscheidenheid, waardoor we in «Derby» werden geboeid, de sterkte van bouw, welke de eerste drie bedrijven van «Prochievrijers» kenmerkt.

Martens blijft zijn procédé, dat hij beproefd acht, wellicht te trouw. Karakters heeft hij ook ditmaal niet geteekend -- wel realiseerde hij « typen ». Met een paar lijnen portretteert hij ze natuurgetrouw, doch telkens vestigt hij de aandacht op een hebbelijkheid, die hij met een forschen borstelstreek aandikt zonder daarom het beeld te misvormen. De best geslaagde figuren uit het stuk zijn Sampers, wiens woordkarigheid zijn dorheid onderlijnt, en vooral Charel de Keyser, de dorps-Cyrano, die net als de held van Rostand voor rekening van een ander vrijt en zijn leed verbergt achter kwinkslagen. Het tragi-komische in deze uitbeelding bezit zuiver-menschelijke verhoudingen!

Die caricaturale trek in de voorstelling der verschillende personages leent een eigenaardige eenheid van stijl aan het spel, dat in het teeken van het groteske komt te staan -- waartoe het feit, dat al de vrijers van Fietje «groote neuzen» bezitten in zekere mate bijdraagt.

Waren we er niet voor beducht nogmaals den al te veel misbruikten naam van Breughel in het gedrang te brengen, dan zouden we er op willen wijzen, dat sommige tooneelen van «De groote Neuzen» aan de uiterlijkheden in de kunst van den genialen schilder der « Boerenbruiloft » herinneren...

En, wanneer Martens de directe kracht der algemeene ontwikkelingslijn van zijn drama, niet had opgeofferd aan een soms uitgesponnen detailleering, dan zou de gelijkenis van zijn kunst met deze van de schrijvers onzer oude cluyten feller getroffen hebben. Want de middeleeuwsche traditie heeft de auteur van «De groote Neuzen» willen voortzetten. Zijn werk wordt gedragen door volkschen geest. Het mist echter de soberheid en nog meer de dramatische kracht die ons middeleeuwsch tooneel eigen was. Maar al wat de toeschouwer van dezen tijd betreurt te moeten ontberen in een groot deel onzer cluyten, mist hij ook in Martens' werk: geestelijken ondergrond, verfijnde karakterteekening, gelouterde geestigheid... Aan de uitbundigheid van kleur en lijn, aan het verlangen om door boertigheid den schater te wekken, wordt al wat hooger waarde leenen kon aan het spel, met te licht gemoed prijs gegeven...

Streven naar concentratie moet in Martens' bekommernissen als dramatist thans op den voorgrond treden, tenzij hij zou afzien van het tot nog toe gevolgde procédé en niet langer typen teekenen om zich toe te leggen op het dramatiseeren van een conflict of de scenische uitbeelding van evolueerende karakters... Dit laatste zou gelijkstaan met een verplaatsing van de grenzen, die zijn talent voor het oogenblik beperken.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
    Prochievrijers • (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • De groote neuzen • (date-month) 1926-00 • Derby • martens • Gaston Martens • (date-year) 1926
  2. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Der... 1926
    (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • (date-month) 1926-00 • Derby • Gaston Martens • (date-year) 1926
  3. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Het... 1926-04-11
    Prochievrijers • (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • De groote neuzen • martens • Gaston Martens • (date-year) 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
    (author) Lode Monteyne • Derby • Gaston Martens • Paus van Hagendonck • Prochievrijers
  5. ◼◼◻◻◻ Eugene De Bock: Gaston Martens, "The... 1921-02
    Pieter Breughel • Paus van Hagendonck • Gaston Martens • Derby
  6. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Gaston Martens : "De... 1925-11-14
    neuzen • De groote neuzen • martens • Gaston Martens • Paus van Hagendonck
  7. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Het mystieke tooneel... 1926
    (author) Lode Monteyne • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926
  8. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Felix Timmermans en ... 1926
    (author) Lode Monteyne • Pieter Breughel • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926
  9. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: August Strindberg: "... 1926
    (author) Lode Monteyne • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gaston Martens : "Si... 1923-12-01
    Gaston Martens • Paus van Hagendonck • martens • Prochievrijers