MUZIEK TE OOSTENDE I

Karel Van de Woestijne, 1921-07-26


Source

N.R.C, 1921-07-26


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MUZIEK TE OOSTENDE I... 1921-07-27
  2. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS I... 1923-07-30
  3. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS II... 1923-07-30
  4. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: Muziek te Brussel II... 1921-06-23
  5. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS IV... 1923-07-31

MUZIEK TE OOSTENDE I

Oostende, 26 Juli.

Misschien zal men er zich over verwonderen, omdat men er niet zoozeer aan heeft gedacht; maar wie oogen heeft om te zien en zich-zelf niet méér beliegt dan noodig is voor het behoud van moreel evenwicht, weet thans dat het woord vacantie zijn oude beteekenis van "ledig zijn" heeft verloren, om voortaan nog alleen te beteekenen een koortsig meedoen aan hyperaesthetische opwinding. Dat was reeds zoo voor den oorlog. Na vijf jaar dat Oostende ongenaakbaar was, is het echter veel erger geworden, vooral omdat thans het publiek talrijker en ook al anders is, en de aard der uitspanning veel drukker, veel lawaaieriger moet heeten. Het is een feit voor de meeste menschen van dezen tijd heeft het woord verstrooiing ook al een nieuwen zin gekregen, die, wonder genoeg, de oorspronkelijke zin is; zij willen dat hunne zintuigelijke indrukken verstrooid worden als het welbekende mosterdzaad op de vlagen van den zeewind; zij vinden rust in dat rumoerig verspreiden van wat hun eenig genot, en de bestendigheid van dat genot, schenken kan; zij vragen aan duizeligheid wat wij plachten van traag fantazeeren te verwachten; het voorvaderlijke far niente is geworden eene opzuiging in kolken van zinsverbijstering; wat wij voormalig zochten in psychisch zelfbezit schijnen zij te ontdekken in psychische vernietiging.

Ik klaag trouwens niemand aan, aangezien ik meedoe. Ik probeer zelfs meê te doen zonder bijbedoelingen. Ik tracht te vergeten dat zelfs een journalist als elk schrijver een stuk moralist is en een dagbladartikel uit der aard een brokje zedengeschiedenis, met, of men het wille of niet, uitgedrukt of verzwegen, een zedelesje aan het eind. Ik doe meê; ook ik wil graag me-zelf eens verliezen, al voel ik wel dat de gewoonte der zelf-ontleding me maar moeilijk los laat. Die gewoonte wordt trouwens in deze een bijgenot: zich te voelen vergaan, maar met de acute kennis der trapsgewijze en aldoor machteloozere ontreddering.

Verstrooiing: het is, aan zee, vooral in de muziek dat men ze vindt, zelfs zonder ze te zoeken. Want daar is, allereerst, de zee-zelf, de muziek der zee, de weldadige verdoezeling van het bewustzijn onder den aanhoudenden rhythmus der zeemuziek. Baudelaire zei het: La musique souvent me prend comme une mer.

Hij had het vers kunnen ankeeren: La mer me prend comme une musique. Eerst de strijd tusschen eigen harteklop en de machtige of zijdige, stootende of ruischende branding. Weldra, voor wie van goeden wil is, de éénstemmigheid, het akkoord van beide rhythmen. Eindelijk het verloren gaan, het opgelost worden in het groote kosmische gebeuren, in actie en reactie van het heelal. Ik raad u het oefeningetje vooral voor de zoele zomernachten aan. Gij zit alleen op den dijk. Gij vergeet dat gij een smoking aanhebt en, belachelijk in deze duisternis, een stroohoedje. Alleen, op verre afstanden, ver in de ruimte, ver in den tijd, een koppel vrijers die bij definitie discreet zijn en wier menschelijkheid overigens van onaangename wuftheid is ontbloot. En de zee die gij niet ziet, maar die zingt....

Ik wijk van mijn onderwerp af, merk ik. Spreekt men van muziek te Oostende, dan denkt men natuurlijk niet aan de zee. Koningin der Badsteden, heeft Oostende met de zee zoo goed als niets te maken; muziekstad, verzoekt Oostende u uitdrukkelijk de zee te vergeten. Want de muziek is niet op het strand, zij is in gesloten lokalen. Aan het strand vindt men zelfs in het sjieke Oostende het draaiorgel niet, dat een weldaad is van de mindere badplaatsen, - het nostalgie wekkende, naar-zuiderlijke-luchten-lokkende draaiorgeltje dat heel Puccini vertokkelt ten behoeve der ziel van nufjes uit den minderen burgerstand, van naaistertjes op een Zondaguitstapje; het draaiorgeltje met het geheimzinnig-lachend Italiaansche meisje onder fel-gelen hoofddoek en haar geruchtig centenblikje; het draaiorgeltje dat tot troon dient van geweer-schouderende aapjes die aanhoudend pinkoogen onder een bepluimden sjako: herinnering uit Blankenberghsche kinderjaren die men te vergeefs zoekt in het Oostende der vermoeid-barbaarsche dancings. Zij is in stad, de Oostendsche muziek, de schetterende muziek van het blanke Zondag-Oostende dat, met zijn "festival permanent", uit al de dorpen en steden van België en Noord-Frankrijk iedere week de zangkapellen en fanfares lokt en hare smachtende cantates en hare koper-rijke fantazieën-op-Faust, waaromheen zich schaart, in een walm van garnaalgeur, e naïeve feestelijkheid der in zweetende treinen meegekomen vrienden en kennissen die de vreugde uitmaken van het geblaseerde Oostendsche plebs. Het Oostendsche plebs dat trouwens in den verren Vuurtoren-wijk en, aan het andere, afgelegene en onbezochte stadseind, de eigen muziek heeft in de felle danszalen waar de mechanische piano's, tegen de maat in, aan roode en groene electrische lampjes gloeiende oogen opendoen en toe, of waar reusachtige orchestrions aan flikkerende spiegeltjes van muzikale razernij te trillen staan.

Doch, weer wijk ik af: is dit muziek te Oostende? Zeker, zeker, het is wat men in de eerste plaats en onmiddellijk-opvallend verneemt van deze luide, aldoor-galmende stad; het gul-populaire dat, wel wat brutaal, de aanhoudende feeststemming levend houdt, en wat al te uitdrukkelijk: met de bestendige verwelkoming-op-doek, die de hoofdstraat dwarst, met de bevlagde en bebloemde masten, die naar strand leiden, met de uitstalling der restauraties van alle orde en hare opdringerige portiers het overtuigende bewijs voor den aankomenden reiziger, dat hij genoegzaam zeggen mag: "Ziezoo, anch'io behoor tot de badgasten!"

Maar: er is, aan muziek, beters. Er is de Kurzaal en hare drie symphonische concerten daags en hare drie uitnemende kapelmeesters, en hare dagelijksche orgelconcerten, en, om den dag te besluiten, hare dansfeesten, waar iedere dochter hare moeder meebrengen kan, al was die moeder nog zoo deftig. En er is het "Grand Théâtre" waar een keurgezelschap - al de grootste namen op het gebied van Italiaanschen bel canto en Fransche operakunst - iederen avond het loopende répertoire vertolkt op een wijze, die Brussel en zelfs Parijs beschaamt. Men voert zelfs noviteiten uit; men beijvert zich, heusch, goede muziek te doen en zelfs muziek te openbaren. Een dilettant, hoe kieskeurig ook, en al zou hij het voor zijn part best kunnen doen met alleen de muziek der zee, - een dilettant, zeg ik....

Neem me echter niet kwalijk: dit zal voor morgen zijn. Want niet ieder hoeft dilettant te wezen. Maar ieder moet, in Oostende-muziekstad, wil hij niet met den vinger achterna worden gewezen, een omstandig-beschrijvend oordeel weten te verdedigen over de diverse orchestra's, die vijf-zes groote gelegenheden iederen nacht vullen met volk. Het groote probleem van Oostende-muziekstad is: wat verkiest gij, een Zigeuner-orkest, een Argentijnschen Jazzband, of een Hawaïaansch tokkelstrijkje; en verder: welke, onder de Zigeuner-orkesten, Jazz-banden en Hawaïaansche guitaristen draagt uw voorkeur weg, en waarom? Want het zijn wel deze Tsjecho-Slowaken, Zuid-Amerikanen en Negers, die in Oostende het "bon ton" aangeven, s Ochtends laten zij, aan zee, ten vermake van hunne kleurige kleuters, als goede huisvaders die zij zijn, argelooze vliegers op, en men kan aan het middaagsche bittertafeitje, in gezelschap van een Amerikaan, die in de kinema best voor Harding kon doorgaan, in perfecten eenvoud de Hawaïaansche prinses ontmoeten, die zulke troublante dansen te zien geeft. Doch, van bij de five o'clock tea begint de uitoefening van hun ambt, en hun werk duurt langer dan de acht wettelijke uren (wanneer roept men ze tot de orde terug?).

Het duurt tot een groot stuk in den nacht. En het opent een wonderwereld, als volgt: onder gouden lichtbollen, tusschen keurig gekapte laurierboomen, staan, aan zwaar-fluweelen gordijn, rechts, links, die u opwachten, een gr oom in't rood, een groom in het zwart, als de Engel van't Goed, als de Engel van't Kwaad. Gij hoeft niet eens bij voorbaat te betalen: plechtig maar beminnelijk, laten ze u door. En ge zijt heel verwonderd, u te bevinden in een dood-gewone koffiehuiszaal. Gij gaat zitten aan een tafeltje. De kellner ziet er, als elders, zorgelijk uit, vermagerd als hij is van het vele rekenen. Achter het buffet zit eene vet-zuchtig-witte juffrouw, die een sentimenteel leven vergeeuwt naast een instrument waar ze de toetsen in duwt, hetgeen, nadat ze even aan een manivel heeft gedraaid, een enkel belletje aan het klinken brengt. Dit is natuurlijk niet de eenige muziek. Een aantal heeren in rok strijken, vermoeid-weemoedig, uit violen van diverse grootte, eene aria, die wij vroeger redowa zouden hebben genoemd, maar die thans wel een minder barbaarschen naam zal dragen. Daarbij kletst hij, die over de bas-viool regeert, met zijne vlakke hand bemoedigend over den gladden rug van zijn speeltuig. Waarna de muziek der snaren uitsterft om plaats te maken voor die der menschelijke stembanden. Een mannenstem, uit een mond, die rond staat als die van ee.n stervenden karper, spreekt luid, op de gebiedende wijs, tweede persoon van den tegenwoordigen tijd, eene ongeziene dame toe, die natuurlijk niet reageert, om haar uit te noodigen, eene oude vrijage te gedenken......

Waarna al die zwarte heeren, die ouderwetsche Zigeuners zijn, het podium verlaten om plaats te ruimen voor anderen, die een wijde witte pantalon en een rooden sluier dragen over een ongerept wit hemd met roode flappendas. De strenge kellner, die de tweede cocktail aanzeult, verzekert dat dit de Argentijnen zijn. Men stelt van meet af vast dat zij behoor en tot een jonger beschavings stadium. Al heeft intusschen het uur niet stilgestaan, toch zien zij er veel opgeruimder uit dan de Zigeuners. Zij spelen iets, dat eveneens aan de redowa mijner verre jeugd herinnert. Maar zij doen het in vlugger tempo, en op andere instrumenten. Ook hier is wel de eerste viool aanwezig zonder denwelke zich geene muziek laat denken dan de bloot-militaire. Maar naast hem staat een aantal menschen met mandolines wier snaren gespannen staan op de gelooide huid van een ezel. Daar is een der heeren, die een doctoralen bril draagt, en er zich mee vergenoegt twee trommelstokken tegen elkander te slaan, ook dit Argentijnsche muziek uitmakende. Eindelijk is daar de schuiftrompet, de eenige onder al dezen die, als een gewoon Zigeuner, melancholisch is aangelegd. Uit zijn lange koperen buis haalt hij diepe zuchten, tegen de maat in, en tegen de gevestigde wetten der harmonie. Het belet hem niet, met zijne makkers even aan het dansen te slaan. Waarna de heeren den lust niet weerstaan, hunner muziek wat meer klem bij te zetten door een galmende zang in de Argentijnsche taal....

Toen mijn oude, vertrouwde kellner den derden cocktail bracht, waren juist de Hawaïanen aan de beurt. Al zagen zij er, naar de kleedij, uit als voormalige Montenegrijnen op het oorlogspad, toch merkte men wel dat zij een soort verkleurde negers waren. En zij speelden weer maar eens de redowa mijner jeugd, maar op instrumenten die met overtuigende kracht in hoofdzaak bleken te bestaan uit darmen van magere katers. Zij zagen er gramstorig uit, niettegenstaande blikkerende tanden. Zal ik verder op hunne praestaties ingaan? Ik was aan mijn vierden cocktail toen, als elke Oostendenaar na middernacht....

En ziedaar een eerste relaas over muziek te Oostende. Ik vergat u te zeggen dat op al die redowa's wordt gedanst. Die dans doet aan, of de dansers zich in de eerste plaats de vermoeidheid willen schenken, de deftige en gematigde vermoeidheid, niets te veel, niets te weinig, die een lichten maar weldadigen slaap verzekert. Ik wilde u echter niet schrijven over dans, maar over muziek.

N.R.C, 29 Juli 1921.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MUZIEK TE OOSTENDE I... 1921-07-27
    (date-year) 1921 • muziek • (author) Karel Van de Woestijne • oostende • (date-month) 1921-07
  2. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS I... 1923-07-30
    (author) Karel Van de Woestijne • oostende • zee
  3. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS II... 1923-07-30
    (author) Karel Van de Woestijne • oostende • zee
  4. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: Muziek te Brussel II... 1921-06-23
    (date-year) 1921 • (author) Karel Van de Woestijne • muziek
  5. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: VACANTIEKRABBELS IV... 1923-07-31
    (author) Karel Van de Woestijne • oostende
  6. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: DE WEEK VAN JAMES EN... 1922-08-25
    muziek • (author) Karel Van de Woestijne • oostende
  7. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MUZIKALE VERHUIZING... 1921-09-19
    (date-year) 1921 • muziek • (author) Karel Van de Woestijne • oostende
  8. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MUZIEK TE BRUSSEL I... 1921-02-25
    (date-year) 1921 • (author) Karel Van de Woestijne • muziek
  9. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: Muziek te Brussel V... 1921-09-27
    (date-year) 1921 • (author) Karel Van de Woestijne • muziek
  10. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: EEN RUSSISCH DICHTER... 1921-08-25
    (date-year) 1921 • (author) Karel Van de Woestijne