Marc Vanrunxt is de centrale gast in de tiende editie van De Beweeging in Antwerpen. Antropomorf, zijn laatste werkstuk, ging op dit dansfestival in première. Een andere opvallende naam is Emio Greco, ex-Forsythe en ex-Fabre, die hier het tweede, "rode" deel van zijn cyclus Fra Cervello e movimento toont.
Antropomorf is, wat mij betreft, de beste voorstelling die Vanrunxt tot op heden maakte. Niet dat er iets wezenlijk nieuws gebeurt, maar alle ingrediënten uit het universum van Vanrunxt vinden hier een evenwicht dat zeer overtuigend werkt.
Hoewel dat niet werkelijk zo is, geeft de voorstelling de indruk een eindeloze loop te zijn van steeds weer dezelfde choreografische figuren. Op een oorverdovende Metal Machine Music van Lou Reed maken Rosa Hermans, Marie-Anne Schotte, Ineke Schrijvers en Vanrunxt zelf hun opwachting op de scène. Hoofden in dezelfde richting, licht geheven, dicht bij elkaar in een vierkant: deze vier figuren in het wit (witte kopieën van ontwerpen van Martin Margiela) lijken wel een onderkoelde versie van een heroïsche expressionistische of zelfs sociaal-realistische beeldengroep. Met dit verschil: gelaatsuitdrukking ontbreekt nagenoeg totaal, en ook de band tussen deze vier figuren blijkt bij nader inzien zeer bizar.
De vier dansers beginnen de ene na de andere te bewegen: hun lichamen en armen wringen zich traag in alle richtingen alsof ze zo verbindingen willen leggen tussen ver verwijderde punten.
Er zijn grote verschillen in de intensiteit van de uitvoering: vol ingehouden kracht bij Vanrunxt tot vloeiend en soepel bij Ineke Schrijvers. Met variaties en uitbreidingen komt dit beeld steeds weer terug, en je realiseert je na zekere tijd dat de fascinatie die ervan uitgaat zeer bijzonder is. Er ontstaat immers op een kort interludium na, wellicht van de hand van Alexander Baervoets, die een fragment van de voorstelling choreografeerde geen contact, zelfs geen oogcontact tussen deze dansers. Ze lijken elk opgesloten in een eigen parallel universum, waarbinnen ze veroordeeld zijn steeds weer dezelfde daden te stellen.
De muziek, onder meer een buitenissige track van John Lennon en Yoko Ono waarin ze elkaar eindeloos blijven aanroepen, ondersteunt de bevreemding. Rationeel valt over dit soort barokke beelden weinig te zeggen, maar op een of andere manier houden ze wel je aandacht gaande.
Emio Greco's Rosso is ook een bevreemdend werkstuk, maar de bevreemding is hier veel beter te duiden. Net als in Bianco toont Greco een lichaam dat niet meer beantwoordt aan de modale ervaring van eenheid tussen "geest en lichaam".
In een donkerrode fluwelen doos zien we bij aanvang in een nauwe lichtkegel een vreemd creatuur, een soort koppotige met hoofd ondersteboven, lillen en trillen. Dit foetaal, reptielachtig wezen met een schubbige huid, ontdekt slechts langzaam "zichzelf": In een volgende scène bijvoorbeeld zien we, eerder dan een eenheid, een wezen dat in drie delen uiteenvalt: twee zelfstandige handen en een kop, allen geënt op eenzelfde lijf.
Deze lichamelijke anarchie leidt tot uiterst nerveuze momenten, als elke spier van Greco's lichaam zijn eigen gang schijnt te gaan. Soms is dat merkwaardig gracieus, maar op andere momenten stort het lichaam gewoon in.
Net zo gaat het met de klankband: allerlei klanken en muziekfragmenten botsen tegen elkaar op: geklots van ingewanden of paardengebries naast een flard Bach. Als een bijna absurd contrast zie je in momenten van opperste chaos een afbeelding van Greco's hoofd, het prototypische lichaamsdeel waardoor een mens iemand wordt, tegen het achterdoek verschijnen.
Het is verbazend hoe Greco dit "onmogelijk" programma van bewegingen door een uiterst raffinement in uitvoering toch waarschijnlijk maakt.