Franse festivals op de helling
Frankrijk krioelt de jongste decennia van de zomerfestivals. Die steunen financieel vooral op de overheid en het mecenaat. Het is echter enkel door de inzet van een leger goedkope freelancers dat de begroting blijft kloppen. Die 'intermittents', tijdelijke werkkrachten, vooral technici maar ook artiesten, in de culturele sector) dreigen nu de hele festivalzomer plat te leggen omdat een nieuw akkoord tussen de Medef, de Franse patroonsorganisatie, en enkele minderheidsvakbonden hun verworven rechten op de helling zet.
Pieter T'Jonck
Bij het dansfestival van Montpellier en het Festival van Marseille is hen dat alvast gelukt, met steun van de uitgenodigde artiesten dan nog wel. De start van het festival van Aix moest er ook al aan geloven. In Avignon is een algemene staking voorlopig afgeblazen, maar de toestand blijft uiterst gespannen.
De loopbaan van een artiest bestaat, niet alleen in Frankrijk, vaak uit een aaneenschakeling van tijdelijke contracten. Voor veel gevraagde artiesten is dat een luxe: ze kunnen in alle vrijheid kiezen waar en met wie ze werken. Voor anderen, artiesten en technici, is die situatie echter een gesel. Bij wijze van steun aan de culturele sector voorzag de Franse overheid daarom vanaf 1969 een in Europa en de wereld uniek systeem van werkloosheidsvergoedingen. Artiesten en technici genieten, wanneer zij gedurende een periode van twaalf maanden 507 uren werken, een substantiële werkloosheidsvergoeding gedurende een periode van twaalf maanden. Veel 'intermittents' overleven dan ook in de stille maanden tussen twee zomerfestivals door van deze steun. Hoewel het aan de basis ligt van een wijd vertakt netwerk van kleinere en grotere culturele organisaties en gezelschappen is het systeem de laatste jaren onder zware druk komen staan. Het systeem was nooit zelfbedruipend: er was steeds een aanzienlijk verschil tussen de bijdragen en de uitkeringen. De laatste jaren waren de kosten heel hoog. Tussen 2000 en 2002 stegen ze van 646 miljoen euro naar 828 miljoen euro, deels door het steeds aangroeiende leger 'intermittents'.
Deze negatieve balans vertelt echter slechts het halve verhaal: als je kijkt naar het totaal van de bijdragen in de culturele sector, ook van artiesten en technici die wel in vast dienstverband werken, dan valt het kostenplaatje aanzienlijk minder negatief uit. Sinds twee jaar werd het systeem echter officieel afgeschaft, en bleef het enkel door halfjaarlijkse uitzonderlijke verlengingen overleven. Met het nieuwe akkoord, dat normaal nog in juli bekrachtigd moet worden door de regering-Raffarin, komt een einde aan die aberrante situatie. In het nieuwe akkoord moeten de rechthebbenden dezelfde 507 uur betaalde dienst bewijzen gedurende een periode van tien maanden (voor technici) en tien en een halve maand (voor kunstenaars) in plaats van de vroegere twaalf maanden, en geeft die slechts recht op acht maanden vergoeding. Om de pil te vergulden staat daar tegenover dat de vergoeding niet meer degressief is en sneller ingaat. Het principe van het systeem is dus wel gered, het is alleen minder comfortabel geworden.
Boter op het hoofd
Vanwaar dan al die heisa? Er wordt gefluisterd (maar behalve voorzitter Ernest-Antoine Seillière van de Medef, durft niemand het hardop zeggen) dat vooral technici ondanks deze steun ijverig in het zwart bijklussen. Zij zien die dubbele inkomsten niet graag aan hun neus voorbijgaan. Blijft toch dat het systeem vooral voor jonge kunstenaars de enige springplank is naar een carrière. Hier is misbruik zeldzaam. Echter, niet alleen de 'intermittents' hebben boter op het hoofd. Ook officieel gesubsidieerde gezelschappen zoals de 'Opéra de Paris' maken dankbaar gebruik van dit systeem om hun loonlasten op oneigenlijke wijze te verlichten. Dat fenomeen is zelfs schering en inslag in de Franse audiovisuele industrie, die meer dan één derde van de 'intermittents' tewerk stelt. Reden voor vakbondsleider Jean Voirin van de CGT, die het gros van de vakbondsleden uit de culturele sector vertegenwoordigt en het nieuwe akkoord niet mee ondertekende, om snerend te spreken over een systeem van 'permittents' of 'intermittents permanents'.
Inderdaad, van de officiële Franse schouwburgen tot de audiovisuele media profiteert de hele cultuursector in Frankrijk, op kosten van de werkloosheidskas Unedic, van dit systeem om een anders verlieslatende industrie in leven te houden. Zoals Jean-Claude Falle van het Centre Dramatique National de Montpellier het stelt: 'Het probleem betreft niet zozeer het deficit van de werkloosheidskas, als wel de structurele onderfinanciering van de culturele sector.'
Dat verklaart ook waarom choreografen als Mathilde Monnier en Régine Chopinot (die je beiden als artistiek leider van een 'Centre National de Choréographie' moeilijk tot de gedupeerden kan rekenen) toch hun steun betuigen aan de actie. 'Dit akkoord is de zoveelste stap in een voortschrijdende verzwakking van gezelschappen, van de mogelijkheden voor creatie', zucht een duidelijk aangeslagen Monnier. Sinds zij om artistieke redenen haar vaste gezelschap heeft opgegeven om met een voortdurend wisselende equipe van medewerkers aan de slag te gaan - met overigens vaak merkwaardige resultaten - is zij sterk afhankelijk van dit systeem van 'intermittence'. Hetzelfde geldt voor Chopinot, die naast twaalf vaste dansers ook werkt met zowat dertig tijdelijke medewerkers. Monnier: 'Het is natuurlijk verschrikkelijk om voorstellingen, waar sommigen een jaar en langer aan gewerkt hebben, niet te kunnen tonen, maar wat wil je. We hebben in de voorbije jaren al genoeg ludieke acties gevoerd, mooie tekstjes gepubliceerd, noem maar op_ Als niets meer helpt, dan blijft je enkel nog de meest drastische actie over, ook al is het misschien ook zelfverminking.'
De Belg Alain Platel, die volgende week met zijn nieuwe voorstelling 'Wolf' het festival van Avignon opent is het alvast niet eens met die redenering. Hij wil de actie wel op alle mogelijke manieren steunen, maar het publiek gijzelaar maken van de actie gaat hem te ver. Daar heeft niemand baat bij. Dat is ook het standpunt van Bernard Faivre d'Arcier, die net dit jaar zijn laatste festival in Avignon voorstelt. In een emotionele oproep in 'Le Monde' wijst hij erop dat de actievoerders zichzelf in de voet schieten door festivals te saboteren, vooral omdat dat voor Avignon zowat met zekerheid betekent dat er ook volgend jaar geen festival meer is. Het festival, dat de uitkoopsommen hoe dan ook zal moeten betalen, zal 30 procent van zijn inkomsten uit tickets echter mislopen. En van de stad, die door het wegvallen van het festival een serieuze aderlating ondergaat, valt in elk geval weinig steun te verwachten.
Economisch hart
De acties van de 'intermittents' reveleren inderdaad vooral één ding: de festivals, vooral in het zuiden van het land, vormen een economische factor van belang. Sinds enkele dagen halen de acties dan ook de voorpagina's van alle nationale kranten, en zelfs van de populaire 'Midi Libre'. Voor Avignon zou het gaan om een rechtstreeks en onrechtstreekse omzet van 40 miljoen euro. Ook burgemeester Frêche van Montpellier heeft, nu 'zijn' festival definitief afgevoerd is, een studie besteld om de economische gevolgen van deze ramp te becijferen. Zelfs al evenaart Montpellier Danse niet het festival van Avignon, het wegvallen betekent een substantiële aderlating voor het stadstoerisme. Cultuur in Frankrijk blijkt 'big business'. De vaststelling dat de sector in verhouding tot haar onrechtstreekse baten ondergesubsidieerd is, klinkt dan niet eens zo gek.
De acties maken ook iets anders duidelijk. De Fransen maken hier, na de eerdere agitatie rond de hervormingen in het onderwijs, kennis met een totaal nieuw type actievoerders die vaak niet bij een vakbond aangesloten zijn, maar opereren als een netwerk van onafhankelijke individuen die zich verzameld hebben onder bloemrijke namen als 'Culture en danger'. Die groepen herkennen zich niet in de klassieke vakbondsstandpunten, en erkennen die evenmin. Ze beschouwen zichzelf als een nieuwsoortige sociale beweging die de strijd van de onderwijzers tegen de bezuinigingen van premier Raffarin op een ander terrein voortzet. Dat maakt de huidige crisis veel moeilijker te bedwingen. Of de zomerfestivals na Montpellier en Marseille rimpelloos zullen verlopen is dus niet zeker, zelfs niet nu de 'intermittents' van het 'In'-festival van Avignon beslist hebben de staking op te schorten. Tot opluchting van minister van cultuur Jean-Jacques Aillagon die zich al de woede van president Jacques Chirac zelf op de hals haalde omwille van de ongelukkige timing van het nieuwe besluit.
Het was in elk geval een hoogst dramatische keuze om een festival met een wereldreputatie als Montpellier Dance na drie dagen turbulente acties definitief te annuleren. Zondagnamiddag liet de festivaldirectie op een persconferentie weten dat ze het festival definitief annuleerde. Directeur Jean-Paul Montanari blaast warm en koud: hij begrijpt de acties, en begrijpt ook de steun van sommige artiesten zoals Benoît Lachambre, Mathilde Monnier of Régine Chopinot aan de boycot, maar je merkt dat het hem zwaar valt. Emotioneel kondigt hij aan dat in 2004 alle artiesten die dit jaar op de affiche stonden terug uitgenodigd worden. Als ze nog willen tenminste. Montanari beklemtoont ook dat zijn festival voldoende financiële middelen heeft om alle schadeclaims te trotseren en een editie 2004 voor te bereiden.
Bij deze gang van zaken kan men zich veel vragen stellen. Waarom richten de actievoerders hun pijlen op een festival als Montpellier, terwijl ze de audiovisuele industrie en de commerciële spektakels ongemoeid laten? Terwijl de openingsvoorstelling van het festival van Montpellier geboycot werd, ging even verder in 'Le Zénith' wel een voorstelling van 'Lords of the Dance' door. Is het omdat deze commerciële organisaties veel ongenadiger en dus veel minder kwetsbaar zijn? Wat zullen bovendien de gevolgen zijn voor de toekomst van deze festivals? Hoe snel zal men na de kater van het huidige debacle overgaan tot de orde van de dag, in plaats van een fundamentele analyse te maken van de hele sector? Vooraleer U zich hierover echter het hoofd breekt: volg de nieuwsberichten vooraleer te vertrekken naar een Frans zomerfestival.
Marc Holthof