Geen theatermaker is minder voorspelbaar dan de Franse choreograaf Boris Charmatz. Sinds A bras le corps, zijn eerste voorstelling uit 1993 met Dimitri Chamblas presenteerde hij om de een à twee jaar een nieuw werk dat telkens verder ging in het ontmantelen van mogelijke idées reçues over het theater en de plaats van het lichaam daarin. De laatste stap heet héâtre-élévision (un pseudo-spectacle).
héâtre-élévision is geen voorstelling in de gewone zin, veeleer een installatie die je bezoekt op je eentje, zonder medetoeschouwers. De enige gelijkenis met een gewone voorstelling is het ritueel van aankomst en vertrek. Als je aanbelt aan de Akenkaai word je binnengelaten door een dame die je vriendelijk de weg wijst naar een foyer, waar je je jas kan ophangen in een vestiaire en je ticket betaalt. Dat ticket moet je vervolgens prompt weer afgeven aan dezelfde dame als ze je binnenlaat in de voorstellingsruimte. Aan het einde van de séance volg je, alsof het een gewone voorstelling was, dezelfde weg naar buiten. In het hermetisch van de buitenwereld afgesloten zaaltje waar je alleen achterblijft, staat een zwart, met kunstleer bekleed ding dat ruwweg de vorm van een piano heeft - een suggestie die nog versterkt wordt door het pianokrukje dat ernaast staat. Maar ook de associatie met de onderzoekstafel van een dokter is niet ver weg. Dat heeft niet alleen te maken met de aard van het bekledingsmateriaal: je wordt ook vriendelijk verzocht te gaan liggen bovenop de piano, met je hoofd op een zwart leren kussentje dat geflankeerd wordt door twee luidsprekers. Een monitor hangt zo dicht boven je hoofd dat de beelden die vanaf dan verschijnen nauwelijks te ontwijken zijn. En al toont de monitor niet je hartslag, gaandeweg lijkt het er wel steeds meer op alsof de grens tussen wat op het tv-scherm gebeurt en wat zich in je lichaam en je hoofd afspeelt uitgewist raakt.
Dat is het eerste grote verschil met een gewone voorstelling: er is geen medepubliek, geen perspectief dat het mogelijk maakt om, letterlijk en figuurlijk, afstand te nemen van de beelden op het scherm. Vanuit een totale passiviteit ben je vanaf dan een klein uur lang getuige - of slachtoffer - van beelden en klanken die geleidelijk aan de begrenzing van het scherm zullen verlaten om uit te deinen in de ruimte en uiteindelijk ook in je hoofd. De technische verklaring voor wat zich afspeelt, is eenvoudig genoeg: een uitgekiende regeling stuurt synchroon met de beelden op het scherm ook een klank- en lichtinstallatie aan, die gedeeltelijk verborgen is onder de piano. Als op het scherm tl-buizen flikkeren of witte strepen verschijnen, kan het dus gebeuren dat ergens rondom je tegelijkertijd ook echt tl-buizen gaan flikkeren. Als een vrouw fluistert en kreunt op het scherm lijkt het alsof ze dat rechtstreeks in je hoofd doet door de kleine luidsprekers op je hoofdkussen. Dat zou tot een ordinair griezeleffect kunnen leiden, maar dat is niet waar het hier om draait. De aard en kwaliteit van de beelden wijzen een andere richting uit.
Kooien
De rode draad in de tv-beelden is een blinde man die een piano aan het stemmen is. Eindeloos is hij in de weer met sleutels, terwijl hij wezenloos voor zich uitstaart. Hij lijkt één te worden met het muziekinstrument terwijl hij zoekt naar overeenstemming tussen de klank van het instrument en de toonladder in zijn hoofd. De voorstelling lijkt eenzelfde correspondance - de analogie met het idee van Baudelaire is wellicht geen toeval - te willen opwekken met de andere beelden die je ziet, al loopt die overeenstemming telkens weer uit op het tegendeel van een gelukkige versmelting. Afgezien van een testbeeld dat af en toe de gebeurtenissen onderbreekt, tonen haast alle beelden een soort theatervoorstellingen. Die spelen zich af in ongebruikelijke ruimtes: kooien of claustrofobisch kleine dozen. Het allereerste beeld toont zeven figuren, gekleed in nauw aansluitende vleeskleurige pakjes, opgesloten in een glanzend zwart gelakte doos. Op een apathische in een hoek teruggetrokken man na kruipen en springen deze personages, met de tong ver uit de mond als hondjes, rond in de doos. Ze klampen elkaar aan, bespringen elkaar en verdringen elkaar zonder ophouden, als waren ze een stel waanzinnigen opgesloten ter observatie in een gesloten kamer. De schrille lichteffecten, die de personages nu eens in het duister dompelen, dan weer in een helle gloed zetten, versterken die indruk. Door de reflecties op de glanzende wanden lijkt de doos bovendien nog overvoller dan ze al is. De eindeloze reflecties lijken ook te verwijzen naar de beslotenheid van deze wereld, die alleen (over) zichzelf reflecteert. Gelijkaardige tableaux de troupe krijg je ook later als je de dansers samen ziet in een kooi vol wild flikkerende tl-buizen en schijnwerpers. Ook dan gedragen ze zich vreemd, al liggen verwijzingen naar séances in lichaamswerk of improvisatie in theater nu wel meer voor de hand. Dat het hier om een statement over de aard van theatrale (non-)communicatie gaat wordt, heel af en toe, in de verf gezet als het camerastandpunt met een ruk wijzigt. In plaats van een close-up krijg je dan het beeld van een lege theaterzaal en een scène met de piano en de pianostemmer, nu eens alleen, dan weer omringd door een massa figuren.
Kijkkast
Deze beelden van in dozen opgesloten dansers zijn scherp, als een filmopname. Dat geldt niet voor andere beelden, die grofkorrelig en vuil zijn, als slechte video-opnames of uitvergrote televisiebeelden. Een voorbeeld is het beeld van een zwangere vrouw die onderuit gezakt zit, terwijl een andere rond haar hangt, alweer met de tong uit de mond. Die zwangere vrouw zie je ook verschillende keren alleen, in het schemerduister weggedrongen in een hoek van wat een gang lijkt. Het lijkt alsof je haar gekreun en gesteun in je hoofd hoort. Charmatz speelt hier met het verschil tussen het kijkkastje theater en het kijkkastje televisie met de film als overgangsmedium. Het theater levert scherpe, maar afstandelijke beelden, alsof je naar een terrarium kijkt waarin beesten in een onbegrijpelijke strijd verwikkeld zijn. Film levert minstens even scherpe beelden, maar de afstand tot het gebeuren is in dit medium veel kleiner: de film zuigt de zaal leeg, alsof de kijker in het scherm verdwijnt. Televisie ten slotte levert beelden met een slechte definitie, maar met de eigenaardige eigenschap dat net dat diffuse karakter van televisiebeelden en -klanken een bijna hypnotiserend effect kan hebben op de kijker. Dat lijkt ook de zin van de testbeelden die Charmatz her en der tussen de beelden op de monitor verspreid heeft. Aan het einde van de séance kan je, in een schijnbaar eindeloze tijdsspanne, kijken naar een testbeeld dat halfverduisterd is. Door de vibraties van het beeld merk je eerst nauwelijks op dat het langzaam van scherpte en kleurinstellingen verandert. Pas als de piano waarop je ligt Round midnight van Monk in een gladde nachtclubversie speelt, ontwaak je als het ware uit de betovering. Dat is ook het ogenblik waarop het gewone licht in het kamertje van de installatie weer aangaat.
Hulpeloos
héâtre-élévision laat een verpletterende indruk na, misschien niet in het minst omdat je zo hulpeloos overgeleverd bent aan de verwarrende beeldenstroom op het scherm. In veel opzichten is dit werk dan ook een culminatiepunt van een evolutie binnen het werk van deze kunstenaar. In zowat al zijn voorgaande werken manipuleert hij immers nadrukkelijk de omstandigheden waarin je een gebeuren waarneemt. Zijn opzet lijkt er steeds op gericht elke gemakkelijke interpretatie en dus toeëigening van lichaamsbeelden te verstoren. Als theater al een scherm is waarop wij, volgens een bekende 19de-eeuwse doctrine, onze angsten en verlangens projecteren, dan doet Charmatz er gewoonlijk alles aan om roet in het eten te gooien. Hij doet daarmee precies het tegenovergestelde van het gros der choreografen. In Herses (une lente introduction) zit het publiek dicht geschaard rond een sculptuur van vlakken waarop een stel naakte dansers bewegen. Hoewel, echt naakt zijn ze niet, blijkt achteraf, want ze dragen allen een pruik. De bevreemdend trage, moeilijk te interpreteren evolutie die ze doormaken op de muziek van Helmut Lachenmann staat op gespannen voet met al wat je zou kunnen verwachten. De nabijheid van de dansers levert geen intimiteit op, hun naaktheid ontlokt geen gevoel van, naar keuze, erotiek, bevrijding, natuurlijkheid, liefde of zelfs maar pornografie. Integendeel, nooit heb je, ondanks alle nabijheid, zozeer de ultieme vreemdheid en concreetheid van lichamen ervaren. Het lijkt alsof Charmatz net dat nulpunt, dat kantelpunt, opzoekt waar dingen weer op een niet-ideologische manier ter sprake kunnen worden gebracht. Con forts fleuve, een voorstelling die mij destijds sprakeloos liet, gaat nog verder in het doorbreken van alle illusoire identificaties, als de dansers niet alleen voor de toeschouwers, maar ook voor elkaar, letterlijk onherkenbaar worden door de broeken die ze rond hun hoofd geknoopt hebben. In dat stuk, dat overigens net als héâtre-élévision speelt met schrille lichteffecten en waanzinsbeelden, lijkt Charmatz met soms wrede scènes het onderbewuste in de meest rauwe en ongemakkelijke vorm op te roepen. Als Charmatz nu het medium televisie spiegelt aan dat van theater, hoeft dat niet zoveel verwondering te wekken. Als er een medium is dat haast onophoudelijk met lichaamsbeelden ook ideologische voorstellingen overdraagt, dan is het wel de televisie. In een tijdperk dat zozeer getekend wordt door mediale bemiddelingen van het lichaam, is een werk over en met televisie een bijna onvermijdelijke keuze.Charmatz is met deze installatie niet toe aan zijn proefstuk. Ook Statuts verwijderde zich ver van de gangbare ideeën over een dansvoorstelling. Hier vroeg de choreograaf aan bevriende kunstenaars een bijdrage in een tentoonstelling die het statuut van het lichaam ter sprake wilde brengen. De gemene deler van alle werken: het lichaam zelf, als concreet object, was afwezig. Naast die aandacht voor het ont-toveren van het lichaam reveleert dit werk echter ook iets over de Charmatz opvatting van het kunstenaarschap. Net als vele hedendaagse kunstenaars plaatst hij zichzelf niet meer op als geniale schepper die een onontkoombaar beeld maakt, maar als een onderzoeker, iemand die, al dan niet samen met anderen, vragen stelt over de betekenissen die het lichaam in onze voorstellingen bekleedt. Op zijn minst die herdefiniëring van het kunstenaarschap is, in de wereld van de choreografie, behoorlijk baanbrekend.
héâtre-élévision is tot en met 20 december te zien in Akenkaai 2 (zij-ingang Luna-theater), 1000 Brussel. De voorstelling duurt een uur, telkens van dinsdag tot en met zaterdag van 12 tot 20u. Afspraak voor een séance: 02/201.59.59. Meer informatie: www.kaaitheater.be