Een nieuwe zaal voor een nieuwe tijd
Komt De Krook er, of komt De Krook er niet? En zo ja, wat moeten we ons dan voorstellen bij een Forum voor muziek, dans en beeldcultuur in Gent van ongeveer 60 miljoen euro waarin kunst op een interdisciplinaire, interactieve, interculturele en internationale manier zal worden gecreëerd en beleefd? En wat is de rol van Gerard Mortier in dit verhaal, dat ooit begon met de vraag van Gentse melomanen naar een muziekzaal? Nu de stofwolken zijn gaan liggen en de verhitte discussies tijdelijk verstomd zijn, een gesprek met Mortier zelf over de grond van de zaak. Ik vertrouw erop dat we tot een werkelijk nieuw voorstel kunnen komen, zegt hij.
Pieter TJonck
Om duidelijkheid te scheppen over de opzet van het Forum en pro en contra af te wegen organiseerde de Gentse schepen van Cultuur, Sas van Rouveroij, op 23 november een groots publiek debat. Door de veelheid aan standpunten en invalshoeken eindigde dat echter ei zo na in een dovemansgesprek. Definitieve conclusies leverde het zeker niet op. Ook de kabinetschef van minister van Cultuur Bert Anciaux liet tijdens het debat niet in zijn kaarten kijken. Wel volgde enkele weken later vanuit het kabinet de mededeling dat de minister het project niet bij voorbaat afwijst. Een architectuurwedstrijd kreeg groen licht, als er tenminste voldoende inhoudelijke verduidelijking gegeven kon worden over de plaats van het Forum binnen het Gentse en Vlaamse landschap. Een definitieve beslissing zou dan vallen in 2004, zodat het gebouw gebruiksklaar kan zijn tegen 2008. Als je bedenkt dat Daan Bauwens, projectmedewerker van het eerste uur, al in 1997 de eerste verkenningsrondes hield, zullen er dus ruim tien jaar liggen tussen de eerste plannen en de uiteindelijke realisatie. Maar, relativeert Bauwens enigszins filosofisch, bij projecten van deze omvang is dat normaal: de nieuwe concertzaal in Luzern van Jean Nouvel kwam er ook pas na tien jaar overleggen.
Stad in de stad
Het Forum is naar Vlaamse normen een gigantisch project, zowel door zijn budget als ook door de verwachte bezoekersaantallen (200.000 en meer per jaar). De inhoudelijke ambities zijn op maat van het project: een voorstudie van professor Rik Pinxten bepleit een model waarin het museale programmeren van de canon wordt verlaten. In plaats daarvan komt er een levende cultuurpraktijk, met cultuur van diverse groepen en individuen. Net daarom is een nieuw gebouwtype vereist. De gesloten theaterdoos of concertzaal kan niet meer voldoen. Het gebouw moet minstens in figuurlijke zin een transparant gebouw, een stad in de stad worden. Het moet alle nieuwe technologische media kunnen bieden om het experiment de vrije loop te laten maar ook grootse spektakels toe te laten. En het moet door middel van het internet ook als virtueel gebouw aangesloten zijn op de privé-ruimte van de bezoeker. Een vraag naar een nieuwe muziek- en theaterpraktijk lijkt zo rechtstreeks uit te monden in een architecturaal vraagstuk. Is zon gebouw wel denkbaar?
Gerard Mortier: Architectuur is voor beleidsvoerders een steengeworden teken van hun doortocht, een monument. Toen ik destijds met enkele wijzen zoals Umberto Eco en Rem Koolhaas in een commissie zat om te adviseren over de toekomst van Brussel als Europese Hoofdstad kwam vanuit politieke hoek dan ook dadelijk het voorstel om een nieuw gebouw neer te planten. Zowel Koolhaas als ikzelf achtte dat monumentalisme niet vanzelfsprekend of wenselijk. Een monument heeft geen zin als het niet geschraagd wordt door soliede inhoudelijke overwegingen. Dat zou bijvoorbeeld de achilleshiel kunnen worden van het Concertgebouw in Brugge: het gebouw is er wel, maar er ligt nog steeds geen duidelijke concept voor over de rol van dat gebouw.
Als we kijken naar de problematiek van de theaterzaal, dan dringt een vaststelling zich dadelijk op. De zalen van het begin van de 21ste eeuw volgen nog steeds het paradigma van de zaal die voor het eerst ontwikkeld werd in het Italië van de renaissance. Een theater als het Olimpico van Palladio en Scamozzi in Vicenza of het theater van Gonzaga in Sabbioneta van Scamozzi herformuleren het project van de Grieken. In Delphi heb je het theater met recht voor de kijker de zee die de rijkdom brengt, rechts de stad en links de wildernis. De wereldaanschouwing van de Grieken in een notendop kortom. In Italië wordt dat idee herdacht: de scenografie is in die eerste periode, en dat is toch wel zeer boeiend, een beeld van de stad zoals die verschijnt voor het vorstelijke oog.
Dat eerste voorbeeld is verder geëvolueerd tot het typische burgerlijke logetheater, met het Palais Garnier in Parijs als een topvoorbeeld. Mortier: Daar heb je een strikte scheiding van de maatschappelijke lagen. Het is in dat theater bijna belangrijker te zien wie er in de zaal zit dan wat er op het podium gebeurt. Dat beantwoordt niet meer aan een hedendaagse maatschappelijke of artistieke realiteit. Wagner was de eerste die daartegen revolteerde: zijn theater in Bayreuth keert terug naar de cirkelvormige opstelling van het Grieks theater waarbij niet het zicht op de zaal, maar het ideale zicht op het podiumgebeuren voor elke toeschouwer nagenoeg gelijk is. Maar door de band genomen merk je toch dat de meeste burgerlijke operagebouwen een imitatie zijn van het koninklijke paleis: de foyer met zijn statietrap, zijn luchters en zijn spiegels herneemt de themas en de functie van de spiegelzaal van Versailles voor een burgerlijk publiek. Veel verder dan dat imponeren is men maar zelden geraakt. Neem nu het National Theatre in Londen: daar heb je naast elkaar de horseshoe, de klassieke kijkkast en de black box. Men heeft dus een catalogus gemaakt van de grondtypes van de theaterbouw. Dat is al iets, maar een wezenlijke vernieuwing is toch wat anders. Steeds meer voel je echter dat artiesten van die beperking af willen, dat zij de verhouding in het theater naar hun hand willen zetten. Dat vereist een andere typologie.
Bevraging
Een analoog verhaal kan men schetsen over de concertzaal, meent Gerard Mortier. De Duitse klassieke architect Schinkel heeft met zijn basilica met pythagoreïsche verhoudingen het basismodel aangegeven van de concertzaal. Dat vind je nog overal, van Wenen over Leipzig tot Liverpool. De ontwikkeling ervan ging hand in hand met die van een monumentale symfonische kunst. En ook dat botst met een hedendaagse praktijk: het muzikale model ter discussie stellen leidde ook tot een ter discussie stellen van de locatie. Hans Scharoun heeft hier met zijn Berlijnse Filharmonie een magnifiek tegenvoorbeeld gesteld. De foyer is er als een enorm labyrint waarin je als in een stad verdwaalt. Maar dan concentreert alles zich naar het midden, naar de toegang tot de zaal. Die is geen schoendoos, maar een vijfhoek, die het publiek rond de muzikanten schaart.
Architecten zijn, door de band genomen, weinig begaan met het wezen van performance. Nochtans beïnvloedt de architectuur van een theater- of concertzaal wezenlijk de aard ervan. Twee plaatsen verdienen daarbij een bijzondere aandacht: de foyer en de zaal zelf. Vandaar dat we een bijzondere wedstrijdformule volgen. Uit de internationale kandidaatstellingen hebben we vijf architectenbureaus met uiteenlopende signatuur geselecteerd die inventief en vernieuwingsgezind genoeg zijn om ons gedachtegoed in een concrete vorm te kunnen gieten. Dat zijn de Rotterdammers Rem Koolhaas van OMA en Willem-Jan Neutelings van Neutelings-Riedijk Architecten (de ontwerpers van het nieuwe STUK in Leuven, nvdr.), Claus en Kahn uit Amsterdam, Toyo Ito uit Japan en Philippe Samyn uit Brussel. Door die eerste selectie is het mogelijk om vooraf met alle architecten samen een intensieve gespreksronde te hebben. We willen ze zo uitdagen om tot een configuratie te komen waarbij volume en opstelling van de zaal kunnen veranderen, zodat de ruimte meer intiem of juist zeer groots kan worden. Die zaal moet overigens niet alles aankunnen: we mikken op hedendaagse opera en dans. Er is bijvoorbeeld geen enkele goede danszaal in België. Vergelijk maar met de mogelijkheden van het nieuwe Schiffbau in Zurich. Dat hebben wij hier niet. Ook de foyer moet een andere relatie bewerkstelligen tussen het binnen van de zaal en het buiten van de stad. Mijn ideaaltype lijkt op het gebouw van Scharoun. Ik denk ook aan de spiraal van Richard Serra of de dubbele spiraal van het Guggenheim in New York: een ludiek maar niet-imponerend gebaar. De overgang tussen binnen en buiten mag niet spanningsloos zijn. Je moet je aangesproken voelen, er moet een zeker mysterie blijven, zonder dat het afschrikwekkend wordt. Ik vertrouw erop dat we tot een werkelijk nieuw voorstel kunnen komen, waarin een nieuwe theatermachine ook een fascinerende nieuwe architectuur oplevert. Want voor minder doe ik het niet. Als dan toch zou blijken dat wat wij willen onmogelijk is, dan hoeft het voor mij niet.
Men vraagt natuurlijk: waarom in Gent? En wat met de verhouding met de andere theaterhuizen? Wat dat laatste betreft: ik denk dat de komst van het Forum het kaf van het koren zal scheiden. Dat is een goede zaak. In het Forum is plaats voor experiment en onderzoek, maar dat moet niet noodzakelijk daar getoond te worden: een work in progress kan bijvoorbeeld beter gediend zijn met een presentatie in het Nieuwpoortheater. Dat wijst zichzelf uit. En Gent? Deze stad heeft de jongste jaren een enorm artistiek potentieel zien groeien. Veel artiesten moeten echter reizen om te overleven. Ik denk dan: waarom die verspilling van energie? Zouden de mensen niet naar de voorstelling komen in plaats van omgekeerd? Dat is nu perfect mogelijk.
www.gent.be/forum/gent_cultuurstad_meer_toerisme.htm