Date 1996-03-01

Publication De Standaard

Performance(s) De wijze van zaal zeven

Artist(s) Jansen, Tom

Company / Organization Laagland

Keywords conférencierzaalwachterakteurpoetsaarsmanoorlogsfantaziejansengriezelmannetjebroek

Spel vol nuances in verhaal Dirk Roofthooft

GENT -- Laagland, de organizatie waarin akteurs-auteurs Tom Jansen en Josse De Pauw hun krachten verenigen, gaf aan de Amsterdammer Hans Aarsman een schrijfopdracht voor een nieuw stuk. De wijze van zaal zeven is een monoloog, die door Dirk Roofthooft gespeeld wordt in een regie van Tom Jansen. Eenvoudig speelbaar is dit stuk niet. Het geeft, bijna zonder regie-aanwijzingen of interpunktie, de gedachtengangen weer van een zaalwachter van een museum, op weg van huis naar werk. Het is daarom boeiend om te zien hoe Jansen en Roofthooft erin slagen, op wat première-stroefheid na, op te halen wat tussen de regels staat.

Het stuk begint op een bijna badinerende toon. Dirk Roofthooft komt op kousevoeten ,en in ondergoed de scène opgelopen: zijn kleren zitten in de was. Als een conférencier, waarin we erg goed de akteur zelf met zijn eigenaardigheden herkennen, stelt hij ogenschijnlijk absurde vragen. Zijn er meer zonnebanken dan brommers? Groeit haar vanuit de punt of vanuit de wortel? Vragen die een aanloopje vormen naar wat bredere beschouwingen.

Nog steeds is er die indruk van een conférencier die zich op het standpunt van de gewone man in de straat zet om de lichte absurditeit van het bestaan te illustreren. Maar hier en daar strooit Aarsman al een woordje of een wending in de tekst rond, die aankondigen dat er iets anders aan de hand is. De gemoedelijke nabijheid van publiek en akteur zal snel illusoir blijken te zijn.

Als Roofthooft het onderwerp oorlog aansnijdt, breekt dat besef plots door. Deze man is in zichzelf aan het praten, als in een spiegel. Het eerder terloopse zinnetje: "Ik zoek iets onverzettelijks, iets dat bestand is tegen alles wat erop volgt" wordt plots omineus als hij zich verregaand verliest in een oorlogsfantazie. Weg is Dirk Roofthooft de conférencier en een akelig mannetje staat plots in zijn plaats. Een mannetje dat alles netjes afgelijnd wil zien en dubbelzinnigheden wil afschaffen, desnoods met geweld.

Die drang om alles vast te leggen, komt als een tic, de neiging om alles cijfermatig te verklaren, tot op het einde van het verhaal terug. Maar het verhaal is lang niet zo rechtlijnig: dit is niet alleen het portret van een griezel, zelfs eerder van een verliezer.

Poets

Hoewel dat nooit zo rechtstreeks .gezegd wordt, vermoed je dat hier iemand aan het woord is die op een zijspoor beland is. Zijn plaats in de wereld is die van zaalwachter in een museum. Die wereld, zoals afgebeeld op een van de schilderijen in zaal zeven, is ordelijk en duidelijk. Zo zou het toch moeten zijn. Maar voortdurend schemert door dat die plaats niet uit vrije wil zijn plaats is, dat het een poets is die de wereld hem gebakken heeft.

De omslag van een griezel naar een herkenbare, gekwetste man komt al heel snel: de manhaftige oorlogsfantazie wordt bruusk onderbroken als hij merkt dat hij niet enkel verzint dat soldaten in hun broek doen bij een landing: "Jezus, mijn broek zit echt vol". Als Roofthooft beschaamd de scène verlaat om van kleren te wisselen, is er terug even kontakt met de zaal.

Het stuk blijft op een dubbele manier pendelen tussen twee polen. Er zijn momenten waarin het bewustzijn vernauwt in een nauwelijks verholen machtsfantazie, die de "fouten" korrigeert. Echo's van auteurs als Beckett en Bernhard klinken dan sterk door. De akteur Roofthooft verdwijnt dan volledig achter zijn personage. De vierde wand van de scène sluit zich. Er zijn ook andere momenten, waarin spijt en verdriet weliswaar niet echt doorbreken, maar amper kunnen worden onderdrukt. En op die momenten van ironische afstandelijkheid komt ook de akteur dichter bij de kijker, spreekt hij hem meer rechtstreeks aan. Je bent je dan veel beter bewust van de afstand tussen de akteur en zijn personage.

Het gaat om subtiliteiten, kleine nuances in de manier waarop spel en regie reageren op de tekst. En dat is het absoluut enige teatrale middel dat hier aangewend wordt. De belichting is beperkt tot één lamp, die alleen op het einde, als de zaalwachter na een aanrijding sterft, langzaam dooft.

Zijn laatste gedachten gaan dan uit naar een imaginaire totale ordening van de wereld, in een overzichtelijk en meetbaar geheel. En al is de man op dat ogenblik letterlijk en figuurlijk ver heen, je draagt een indringend beeld en zelfs begrip voor hem mee. Wellicht precies door de uiterste eenvoud van de regie, blijven de tekst en het beeld ook na het einde van het stuk doorzinderen.

Tongeren, De Velinx (3 april)- Leuven, Stuc (17 en 18 april) - Antwerpen, Monty (19 en 20 april).