Date 1988-07-16

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords eeuwfrontliniekeanjullievoorlopergeweldigreaktionairkunstenaarskollektiefschandelijkeproduktiedwang

Als er iets is datje moet doen, ook al brengt het je in de hel...: Jan Joris Lamers van Maatschappij Discordia

BRUSSEL -- "Maatschappij Discordia" heeft in de loop van de jaren een grote bekendheid verworven, zeker in Nederland maar ook, en in groeiende mate, in Vlaanderen. Voor wie ze al vaker aan het werk gezien heeft, zal elke omschrijving van hun zeer omvangrijke produktie bijna noodzakelijk als onvolledig overkomen; al valt het niet te ontkennen dat ze als het ware een eigen "speelstijl" hebben uitgevonden, een erg herkenbare manier om met het repertoireteater om te gaan, toch blijft hun werk fascineren omdat voorbij die oppervlakkige gelijkvormigheid een steeds evoluerende benadering van de teksten blijkt.

De laatste twee jaar is daarbij steeds meer aandacht uitgegaan naar het fenomeen van de intertekstualiteit. Er onstonden duidelijk afgetekende reeksen voorstellingen uit, rond de komedie bv. (Feuilleton I was een voorstelling die dienaangaande een stand van zaken opmaakte) en afgelopen jaar rond de 19de eeuw. Hoe haken teksten van verschillende auteurs uit verschillende periodes in elkaar in? Hoe ook leiden tradities, van akteren bv., een zeer hardnekkig leven? Een konstante bij dat werk is de voortdurende explicitering van de manieren waarop de tekst als teater werkt.

Discordia zal nooit een totale illuzie leveren, eerder voorstellingen die iets weg hebben van een afgekloven been: alleen wat kunsthistorisch, teatertechnisch of inhoudelijk als relevant wordt herkend, wordt getoond. En ook als de groep er zelf niet helemaal uit is hoe de voorstelling nu precies moet werken, wordt dat evident gemaakt. Naar Discordia gaan kijken is delen in de lasten en lusten van het teatermaken. Dit jaar monopolizeren zij met vijf stukken die elk driemaal worden gespeeld, het teaterluik van "Bruzzle '88", het Brusselse zomerfestival dat Mallemunt en Piazza verenigt, in samenwerking met Kaaiteater.

Een gesprek met Jan Joris Lamers, de officieuze woordvoerder van dit kunstenaarskollektief.

Uitdaging

Jullie nemen soms geweldige risico's met jullie voorstellingen: vaak lijkt het erop dat jullie ze nog volop aan het maken zijn terwijl jullie optreden. Waarom doe je dat eigenlijk?

Dat heeft te maken met het feit dat we er altijd een ontzettende hekel aan hebben gehad om een stuk in het geniep te zitten voorbereiden. Ik bedoel: het uitproberen voor enig publiek en pas na een tiental voorstellingen zeggen: dit is nu de première. Dat is hypokriet, want uiteindelijk is het toch zo dat de mensen op wie je het uitprobeert, toch ook betalen, dat is ook gewoon publiek. Dus hebben we gezegd: op het ogenblik dat je het ziet, is het de eerste voorstelling. Je kan dus de eerste voorstelling zien, altijd. Vandaar dat je soms een voorstelling ziet die niet duidelijk gekozen heeft. Dat is altijd bij een eerste prestatie, omdat je niet duidelijk weet hoe een publiek zal reageren. Maar het is wel af, hoor.

Jullie worden omschreven als een kunstenaarskollektief waarvan de leden in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in hun eigen ontwikkeling. Is dat geen onproduktieve navelstaarderij?

De formulering komt niet van ons. Het is trouwens pas sinds een vijftiental jaar dat toneelspelers misschien weer eens kunnen proberen zichzelf kunstenaar te noemen zoals Kean (van Kean, ou désordre et génie van Alexandre Dumas jr. over de uitzonderlijke historische akteur gaat de laatste voorstelling vanavond in de Beursschouwburg). Vroeger was dat door de enorme produktiedwang van het subsidiestelsel bijna onmogelijk. Maar je moet het zien zoals de konstruktivisten dat deden in het begin van deze eeuw in Rusland; die riepen alle mensen die iets deden, tot kunstenaar uit; dat waar je voluit mee begaan ben krijgt een verstrekkende betekenis als je het zo bekijkt. Maar je moet natuurlijk opletten met dat woord kunstenaar, want voor je het weet, ben je een potsenmaker of een kermisgast. En aan de andere kant kan het besef kunstenaar te zijn ook leiden tot een geweldige apatie; de produktiedwang, met de vereiste om geen te gewone en toch weer niet al te vergaande voorstellingen te maken, was tegelijk een geweldig uitdaging. Eens die wegvalt, ontstaat een leegte.

19de eeuw

Waar kwam de keuze vandaan om een heel werkingsjaar aan de 19de eeuw te besteden?

De 18de eeuw is heel populair tegenwoordig, er verschijnen elke dag wel twintig stukjes over. Maar de vorige eeuw wordt in deze volgende eeuw verdonkeremaand, dat is een typisch verschijnsel. Het is te benauwend om erin te gaan wroeten, dat is te dichtbij. Wij waren het jaar begonnen met elke avond een ander stuk te lezen uit die periode en bij het navlooien ervan bleek wat een schat aan vergeten, goede stukken er nog bestaat. Dan zie je ook dat die eeuw helemaal niet zo duister en saai is als ons ingeprent wordt. Al lang voor Freud b.v. hadden die schrijvers een verbazend inzicht in de psychologie van de mens, er werden in die stukken verbazend progressieve, moderne gedachten ten berde gebracht. En je merkt ook, als je Kean leest bv., dat er in die 150 jaar geweldig weinig veranderd is. Hoewel het teater in een volledig andere kontekst opereert, vind je dezelfde attitude nog waanzinnig veel onder akteurs, we konden ons nog echt identificeren met die figuur. Het is Michel Foucaults Histoire de la sexualité die richting gegeven heeft aan wat we in die stukken zagen, omdat hij die eeuw ook opwaardeert.

Foucault hangt toch niet zo'n rooskleurig beeld op van de 19de eeuw?

Het is het eerste wat kompletere verhaal dat ik ooit gelezen heb, dat de 19de eeuw ruimte geeft. Niet zonder meer. Als ik het heb over herwaarderen, dan heb ik het niet over iets positiefs, maar het perspektief wat je er door Foucault over krijgt, is veel fijnmaziger dan die ongenuanceerd sombere, drukkende, reaktionnaire tendens die ons altijd is ingegoten. Het heeft mij geholpen om te zien dat je al die stukken veel liberaler moet zien, libertijnser.

Dat is dan toch weer meer 18de-eeuws?

Precies, maar die invloed lag in de negentiende eeuw ook nog heel sterk.

Frontlinie

Je hebt eerder gesproken over Discordia als een groep die in de frontlinie, of marge werkt. Is "frontlinie" in teater nog denkbaar?

Dat weet ik niet. Teater is interessant als het met een zo groot mogelijke inzet en een zekere achtergrond gemaakt wordt. Als het ergens om gemaakt wordt, dan is het goed. En als je zomaar doorgaat zonder je af te vragen waarom, dan is het meestentijds vervelend; en het kan dus ook fout zijn. De interpretatie kan reaktionair zijn, of het nu goed of slecht gedaan is. Reaktionair is als je een tekst, hoe mooi en goed bedoeld hij ook is, zo speelt dat het plots schandelijke uitlatingen worden, wanneer het discriminerend wordt of iets dergelijks.

Zie je Discordia als frontliniegezelschap?

Zelf kan je nooit traceren of je avant-garde bent of niet, het pakt altijd anders uit dan je zelf dacht. Maar het woord van Apollinnire, avant-garde, vind ik heel problematisch omdat het verbonden is met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De avant-garde in oorlogstechnische zin is de groep mensen die zich wetens en willens laten afslachten. En dat is niet de bedoeling. Het woord is wel een eigen leven gaan leiden, maar dat denkbeeld hangt er voor mij nog steeds mee samen. Als ik een vorm vind die niet algemeen verstaan wordt, maar die ik zelf fascinerend vind, dan kan ik mezelf een voorloper noemen of wensen. Niet avant-gardist, wel voorloper.

Gisteren had ik met een winkelier daar nog een geweldig ingewikkeld gesprek over, over welk merk kledij nu als voorloper moest beschouwd worden. Ik vond wat hij aanprees wel mooi, maar konventioneel, terwijl hij overtuigd was dat hij voorloper was. Mijn teorie is dat hij aangepast is, dat hij een pak wil aantrekken dat iedereen wil dragen op dit ogenblik. Die andere pakken hebben geen vouwen en zien eruit alsof ze gedragen zijn, en hebben geprononceerde dijen, wat helemaal niet en vogue is; ik heb het idee dat dat veel meer is hoe we ons binnenkort zullen willen vertonen. Hij is verkoper, en heeft zich dus geïdentificeerd met wat nu in is. Terwijl ik koper ben en mezelf kan permitteren om er desnoods idioot bij te lopen voor enige tijd, om dan later maatgevend blijken te zijn geweest.

Dat weet ik dus niet, dat kan ook niet. Maar daar gaat het ook niet om. Als mijn passie op een bepaald moment daarop gericht is, dan vind ik dus in goed katolieke zin dat ik mijn passie moet volgen. Ik ben katoliek opgevoed, door de jezuïeten nog wel. Daar ben ik nooit uitgeraakt. Als er iets is wat je moet doen, ook al brengt het je in de hel, dan moet je het doen. En dan heb ik het niet over schandelijke dingen, maar dingen waar je je aan overgeeft.