Johan Thielemans in New York. Over het Living Theatre dat zoniet dood dan toch zieltogend is. En over Angels in America, een Broadway-visie op Aids.
Ik zit in de Village Voice te bladeren en stoot op een aankondiging van het stuk Anarchia, gespeeld door het Living Theatre. Mijn eerste reactie is: bestaat die groep nog? En ja, het Living bestaat nog, want Judith Malina, de mede-oprichtster van dit legendarische gezelschap, staat in de rolverdeling, 's Avonds zoek ik in de ongure buurt van downtown First Avenue naar iets dat als een cultureel centrum in de krant beschreven staat, maar wat niet meer blijkt te zijn dan een leegstaand pakhuis. Als ik achter in het gebouw de theaterzaal betreedt, is dat een ruimte afgezoomd met zwarte plastic doeken, en een wankele tribune met oude stoelen. Het Living Theatre heeft de armoede uit de jaren vijftig teruggevonden. Het Gentse Nieuwpoorttheater is in vergelijking een luxueus pand. In het programmaboekje staat de lijst van de berschermleden, en ik zie er de namen van Martin Sheen en Tom Robbins. Dat staat goed, maar veel concreets zullen die Hollywood-acteurs voor deze troep niet te betekenen hebben.
De opvoering zelf bestaat uit een reeks scènes, waarbij gezegd wordt dat het Living Theatre altijd sterk geloofd heeft in de idealistische theorieën van de anarchie. Het keerpunt is gekomen toen ze in Italië deelnamen aan een congres en er plots een terroristische bom gegooid werd: anarchie en geweld gingen samen. De lieve mensen van het Living schrokken zich een aap. Nu blijven ze aan hun politieke overtuiging trouw, maar ze twijfelen. Dat bleek vooral uit het laatste deel van de korte vertoning, waarbij elk lid persoonlijk getuigde van zijn persoonlijke en ideologische problemen. Het was het moment van de grote biecht, want iedereen serveerde een anekdote uit zijn leven. Ik voelde me in één of andere linkse Amerikaanse kerk. Daarna volgde een opwekkend lied, hand in hand, of brandt het oude vuur van het radicale Amerika nog? Hier is het niet meer dan een kampvuur van schone gevoelens.
Dat zou niet erg zijn, als de rest van de vertoning niet zo schreeuwend amateuristisch was. Je zag dat deze mensen ooit een vertoning van het Living Theatre hadden gezien, en die stijl nu schuchter naspeelden. Geen kracht, geen discipline, geen bezieling. Een hoopje treurigheid. Over deze troep en over deze mensen zijn er ooit boeken geschreven, analyses gemaakt, van hen hebben zovel theatermakers de ultieme vernieuwing verwacht. Niets van die energie is er nog. De oprichter Julian Beck is enige tijd geleden gestorven, en de laatste keer dat ik hem zag, kort voor zijn dood, speelde hij een schurk in de televisie-serie Miami Vice. Zijn vrouw Judith Malina wil kennelijk met de groep verdergaan, en naast haar staat nu ook haar dochter op het toneel. De traditie wordt verdergezet, zou je zeggen. En zie, van het talent, de kracht, de subversieve werking van vroeger blijft er niets over. Ik heb het einde van een legende gezien. 1968 is voorgoed voorbij. Het Living Theatre treedt nog op, maar geeft geen teken van leven.
Preek
Tijdens de biecht zei één van de acteurs dat hij de vorige avond Angels in America had gezien en dat bij hem de vraag opgekomen was, of daar misschien de nieuwe betekenis van het woordje anarchie te vinden was. De volgende avond zat ik in het Walter Kerr Theatre op Broadway naar de twee delen van dit geruchtmakende toneelstuk van Tony Kushner te kijken.
Kushner heeft jaren aan zijn stuk gewerkt, en kreeg daarbij de volle steun van het Mark Taper Forum uit Los Angeles. Deze grote theaterorganisatie heeft als beleidspunt dat ze aan nieuwe schrijvers volle kansen wil geven. Kushner heeft de eerste probeersels van zijn stuk in workshops kunnen uittesten, en zo heeft hij zijn stuk kunnen laten rijpen. Toen het eerste avondvullend deel af was, wist hij de Engelse regisseur Declan Donellan ervan te overtuigen om het stuk te creëren in het National Theatre te Londen. Dat is een vreemde carrière voor een nieuw Amerikaans stuk, maar het wijst op een diepe artistieke malaise van het commerciële toneel in Amerika. Er is ooit een gouden tijd geweest, waarbij de stukken van Arthur Miller of Tennessee Williams op Broadway hun eerste opvoering beleefden, maar de dag van vandaag is dat al lang niet meer vanzelfsprekend. Het gesproken toneel komt steeds meer in de verdrukking, want Broadway wordt gedomineerd door musicals. (Het ironische hierbij is dat die meestal van Engelse oorsprong zijn, en allemaal gedragen worden door de tweederangsmuziek van Lloyd Phantom of the Opera Webber).
In Engeland had het stuk succes, en dat maakte de weg vrij voor een eerste Amerikaanse opvoering in Los Angeles. Daar presenteerde Kushner ook het tweede deel van Angels in America. Over het resultaat was hij niet tevreden, en hij begon aan zijn tweede deel te sleutelen.
Ondertussen was het bekend geworden dat Kushner een bijzonder belangrijk en poëtisch stuk over de Aids-problematiek had geschreven, en in New York werd er een producer bereid gevonden om het stuk op Broadway te laten spelen.
Gezien de grote financiële risico's zou de producer beginnen met deel één, en afwachten of dat voldoende toeschouwers zou lokken. Pas als het stuk deze test had doorstaan, mochten de New Yorkers ook deel twee zien. In de context van de Amerikaanse theatersituatie is Angels in America een evenement, want, zo schrijven alle critici, eindelijk is er op Broadway weer belangrijk Amerikaans toneel te zien. (Dit is wat overdreven, want in de jaren tachtig hebben schrijvers zoals David Mamet of A. Wilson ook een onderkomen in een Broadway-theater gevonden.)
Daar iedereen in Amerika loeiend entoesiast is, ben ik met veel verwachtingen naar het stuk gaan kijken. Angels in America vertelt drie verhalen: er is de homoseksueel Prior Walter die weet dat hij aan Aids lijdt. Zijn joodse vriend Louis kan zijn ellende niet verdragen, en laat hem in de steek. Prior blijft alleen achter, en heeft visioenen van een engel, die een grote seksuele energie uitstraalt. Zij is de redding van de wereld.
Daarnaast is er Pitt, een deftige jonge man, conservatief van snit want van een Mormoonse familie. Hij heeft het lastig met zijn vrouw die een depressie kweekt. Pitt ontdekt dat hij homoseksuele neigingen heeft, en wordt de vriend van Louis.
Ten slotte is er de historische figuur van Roy Cohn. Dit is één van de afschuwelijkste rechtse intriganten uit de Koude Oorlog. Nu staat hij extra op de lijst van verfoeilijke Amerikanen, omdat hij steeds geijverd heeft voor een zuiver en homovrij Amerika, terwijl hijzelf een homoseksueel was. In de jaren tachtig werd hij ironisch genoeg een slachtoffer van aids, en in het stuk zien we de doodstrijd van Amerika's grote hypokriet.
De afloop van het stuk is bizar: de laffe Louis wordt alles vergeven, want een mens mag laf zijn, Pitt is gerijpt uit zijn homoseksueel avontuur gekomen en keert naar zijn vrouw terug want hij weet nu wat liefde is, Roy Cohn sterft maar heeft toch nog recht op het joodse gebed van de doden. En Prior is een moraal spuiende zieke, die ten slotte bij een oude Mormoonse vrouw, incarnatie van het traditionele Amerika, een ideale verzorgster vindt. Op Roy Cohn na verzamelt de laatste scène iedereen op het podium, en dan rollen de goede gevoelens over aller lippen. Er is nog hoop, schijnt Kushner te zeggen, want zelfs de oude puriteinse mormomenvrouw beleeft dank zij de Engel een orgasme. Een nieuwe kerkpreek, Up with People is niet veraf.
Sit-com
Iedereen prijst Kushner omdat hij bij een stuk met een ernstige inhoud toch de mensen aan het lachen weet te brengen. Maar daar wringt precies het schoentje, want Kushner doet dat met de vakkundige truuks van de sit-coms. Er wordt zo vaak gelachen, dat de acteurs verplicht zijn te wachten tot het lachsalvo is weggestorven, zodat ze nauwelijks aan enig ernstig acteerwerk toekomen. Daarom vallen ze stuk voor stuk terug op de technieken van de televisiekomedies: ze schieten een geestige opmerking af, en zitten te wachten tot ze met hun 'realistische' dialoog verder mogen gaan. Net zoals in de sit-com worden drie verhaallijnen door elkaar geweven, zodat het stuk een opeenvolging wordt van korte sketches die elk een bepaald punt scoren. Van karakters is er dan geen sprake, wel van types. Complexiteit wordt valselijk voorgetoverd door elk personage een positieve en een negatieve kwaliteit toe te dichten. Zo faalt Louis tegenover zijn vriend in nood, maar laat hij zijn nieuwe vriend dank zij begrip en tederheid de ware liefde ontdekken. Daarom loopt alles ten slotte, zoals bij elke zaterdagavondfilm, toch nog goed af.
De strekking van het stuk is conservatief, hoe sterk Kushner zich ook afzet tegen Reagan en de Republikeinen. De laatste scène spiegelt een algemene verzoening voor, omdat de nieuwe paria's hulp en troost vinden bij de vertegenwoordigers van de meest reactionaire godsdienst van Amerika. Zo is Angels in America niet het eerste meesterwerk dat uit de aids-crisis is voortgekomen. Daarom is het veel te sentimenteel en aast het te veel op gelach. Het is gewoon een lange aflevering van een soort Cosby-show voor intellectuelen.
Johan Thielemans
TORKA T
speelt
DEEMSTER
van Sharman Macdonald vertaling: Stef Driezen
Charme in een ball-room van de jaren 50. Een jonge weduwe op zoek naar het geluk.
Regie: Robert Sian Acteurs: Bert Coosemans, Brigitte De Man, Ann Hendriks en Wanda Joosten
Zwarte Zaal Reyndersstraat 7, 2000 Antwerpen. Alle dagen behalve zon- en maandagen, vanaf 24 maart tem 14 mei
Plaatsbespreking en info: 03/233 82 88