Waar is het kunstwerk?
Ooit was kunst een ding dat je kon vastpakken en dat volgens degene die het kon weten (de koning dus) ook nog eens mooi was. Bij gebrek aan koningen groeide in de negentiende eeuw de twijfel over wat mooi of goed was. Kunst werd steeds vaker met het genie en van de weeromstuit ook met de waanzin verbonden. In de twintigste eeuw was het hek helemaal van de dam. Toen proclameerden de dadaïsten met Marcel Duchamp dat alles kunst kan zijn. Het verhaal van het urinoir en de sneeuwschop, de 'ready- made', u weet wel.
De bres die toen geslagen werd in de idee van kunst als schoonheid, daar zijn we nooit helemaal van bekomen. Talloos waren de pogingen om dat gat weer te dichten door kunst allerlei bijzondere kwaliteiten toe te dichten. Kunst zou het onbewuste aan de oppervlakte brengen, sociale processen losweken en noem maar op. En wie weet was er zelfs wat schoonheid te rapen. Kunst, kortom, werd de plek van de utopische denkbeelden.
In 'Games People Play (Vernissage II)' razen beeldende kunstenaars Dora Gartia en Richard Venlet, psychiater Eric Thys en het theaterensemble Transquinquennal in ijltempo door die ideeëngeschiedenis. Uitgangspunt is een werk van Venlet uit 2001. Zijn bijdrage aan een groepstentoonstelling in Brussel was een echte 'ready- made': een standaard betonnen pingpongtafel, een stuk straatmeubilair. Venlet beschouwde zijn bijdrage als een strategische zet. Hij wilde zien hoe mensen met dat 'feit' omgingen.
Het object van 800 kilogram dook weer op in Vernissage, een voorstelling op Théâtre-Expo. Dat evenement (in 2006 in de kerk van de Rijke Klaren in Brussel) onderzocht de raakvlakken tussen theater en beeldende kunst. Daar fungeerde de tafel als centraal personage in een 'stuk' van Gartia, Venlet en Transquinquennal. Twee pingpongspelers lieten ook weten hoe die tafel daar belandde en wat dat kon betekenen.
Voor Playground, het live-artfestival in Stuk Leuven, werd een tweede versie van 'Vernissage' opgezet. Maar de oorspronkelijke tafel is nu vervangen door een ultralightversie in polystyreen. In een gesprek tussen actrice Kristien De Proost en psychiater Thys wordt gepeild naar de betekenis van dat werk. Binnen de kortste keren ontspoort dat gesprek. Beschouwingen over denkprocessen, speltheorie, liftconstructies en psychische disfuncties komen op de voorgrond. Een publiek op het podium, een soort koor, biedt een vreemde commentaar. Net als twee acteurs die het pingpongspel van Vernissage I nadoen.
Hoe langer deze Vernissage duurt, hoe minder je weet Waar het kunstwerk zich eigenlijk bevindt of wat het feitelijk is. Is het de oorspronkelijke tafel, de ultralightversie op het podium, de films die je ziet, het gesprek dat erover gevoerd wordt, de theatrale act van de spelers? Het valt niet te achterhalen. Of toch? Is het echte kunstwerk niet de verbijsterende keten van gedachten die bij de kijker uitgelokt werden door één stom object? Verbijsterend, omdat ze de geschiedenis van de moderne kunst in zich dragen als een onwillekeurige pijnkreet. Al is het dan slechts fantoompijn.
Playground, nog tot 10 november in Stuk Leuven