Date 2002-05-11

Publication De Tijd

Performance(s) Inn TidarBrittanicus

Artist(s) Simons, JohanKoek, Paul

Company / Organization Les Ballets du Grand MaghrebTheater ZuidpoolZT Hollandia

Keywords gharbilorfeobrittanicussalmisutterdionysosracinelooppadmurxweinand

Het vreemde van en in de cultuur

Het vreemde van en in de cultuur

Door een merkwaardig toeval stonden onlangs twee meesterwerken op de affiche die vroeger al door KunstenFESTIVALdesarts gepresenteerd werden. Werk van zo’n uitzonderlijke kwaliteit viel de bezoeker van deze editie van het festival nog niet te beurt. Pieter TJonck

Murx den Europaer van Marthaler door de Volksbühne Berlin stond recent in Leuven op het programma van Klapstuk. LOrfeo van Monteverdi in een regie van de Amerikaanse Trisha Brown, onder muzikale leiding van René Jacobs, loopt in de Muntschouwburg. Het KunstenFESTIVALdesarts produceerde bovendien ook al M.O., Browns voorstudie voor deze herlezing van LOrfeo. Het festival rendeert dus - op termijn. Het waagt zich in zijn keuzes voor voorstellingen en producties vaak op onbekend terrein - wie zou het wagen een post-moderne choreografe een barokopera te laten regisseren? -, en dat brengt risicos met zich mee. Dat die avontuurlijkheid niet altijd direct resultaten oplevert, moet je er als kijker bij nemen. In elk geval confronteert dit festival je wel met het vertrouwde in vreemde culturen en vice versa, en dat levert op zich stof tot nadenken op.

Inn Tidar van Les Ballets du Grand Maghreb put inspiratie uit de dagelijkse leefwereld van Maghrebijnen die in West-Europa leven. Voor deze voorstelling trokken de dansers Said Gharbi en Ali Salmi en de dramaturg Georg Weinand samen naar Marokko. Voor de blinde Gharbi was die reis een jaarlijkse pelgrimage naar het land van herkomst. Voor Salmi betekende ze een herontdekking van zijn roots. Weinand ontdekte de bakermat van een wereld waarmee hij in Brussel voortdurend in aanraking komt. Deze voorstelling drijft op de sfeer die opgeroepen wordt. Het hele gebeuren speelt zich af op een klein vierkant speelplateau, omzoomd met een looppad afgebakend met fijn geciseleerd hekwerk, en op de hoeken beëindigd met vier torentjes. Oosterse lampions zijn de belangrijkste lichtbron van deze voorstelling, die zich in een half schemerduister afspeelt.

Op het eerste gezicht evoceert het stuk de bekende clichés over de Maghreb. Mannen die sigaretten venten, doelloos rondhangen en onverwacht in verhitte discussies losbarsten, maar evengoed met een voor ons zeer ongewoon aandoende tederheid hand in hand rondlopen. Het spel is echter subtieler dan het lijkt. De dansers tonen met minieme details, die een aandachtig kijken vergen, hoe een cultuur zich niet laat vangen in algemene beschouwingen, maar zijn waarheid pas toont in de juistheid waarmee gebaren gesteld worden. In een scène waarin Gharbi en Salmi elkaar masseren wordt het verschil tussen degene die vertrouwd is met de cultuur, Gharbi, en de halve toerist, Salmi, bijvoorbeeld zonneklaar. Bij zon oosterse massage wordt vrij hardhandig met de vlakke hand op de huid gekletst. De intensiteit en snelheid van de handeling maakt er het verschil uit tussen een halve marteling en een deugddoende behandeling. Salmis behandeling van Gharbi mislukt dan ook faliekant, omgekeerd is dat niet het geval.

Nog subtieler is de manier waarop elkeen in deze voorstelling zijn ruimte krijgt. Ze wordt muzikaal live begeleid door Rachid Zaidi en Makrai Abdelmajid. Deze mannen bevinden zich op het looppad rond het speelvlak. Ze bepalen heel sterk de sfeer van de voorstelling en vormen ook akoestische bakens voor de blinde Gharbi. En dan is er nog een zangeres, Laila Amezian, die in een van de torentjes, hoog boven de drukte van het pleintje, haar liederen ten beste geeft. De subtiliteiten in de verhoudingen tussen mensen en geslachten wordt hier in ruimtelijke zin uitgedrukt. Als de zangeres van de toren naar het speelvlak afdaalt, is dat dan ook niet zonder betekenis. Dit werk deelt zo openhartig, maar zonder obscene of gezochte effecten, iets mee van een wereld die veraf is, maar hier plots dichtbij komt. Wat ze dubbel aantrekkelijk maakt is het aanstekelijk speelplezier van dansers en muzikanten en hun totale gebrek aan pretentie.

Schone schijn

Van Brittanicus, een stuk van Jean Racine, gespeeld door theater Zuidpool in een regie van Koen de Sutter, zou je kunnen vermoeden dat het dichter bij onze eigen cultuur staat dan de wereld van Inn Tidar. Vreemd genoeg blijkt dat niet het geval te zijn. De centrale figuur in dit stuk is Agrippina, moeder van Nero (Marijke Pinoy). Door haar politiek en amoureus gekuip slaagde zij erin de jonge Brittanicus (Jobst Schnibbe) het keizerschap te ontfutselen, ten voordele van haar zoon Nero (Johan Heldenbergh). Zodra deze aan de macht is, blijkt hij echter aan haar controle te ontsnappen. Tenminste, zijn pogingen om zich aan de invloed van zijn moeder te ontworstelen brengen hem tot perverse machts- en liefdesspelletjes. Zo vergrijpt hij zich aan Junia (Eva Schram), Brittanicus geliefde. Zijn labiliteit blijkt ook uit het feit dat hij zich steevast door de verkeerde raadgever, Narcissus (Griet Debacker) laat leiden in plaats van door de politiek listige, maar correcte Burrus (Jan Steen). De intrige voert zo tot de moord op Brittanicus, en luidt het begin in van een staatkundige en relationele chaos. Het subtiele van het stuk is dat deze twee lijnen, de politieke en de passionele, parallel blijven lopen zonder, zoals Hollywood het zou willen, in elkaar op te gaan. Het stuk getuigt zo ook van de cultus van de schone schijn van het zeventiende-eeuwse hof.

Maar die cultuur lijkt wel eeuwen ver van ons af te staan, als je ziet hoe hulpeloos de acteurs met de sierlijke alexandrijnen van Racine omgaan. Op nagenoeg geen enkel moment verduidelijkt De Sutter wat voor hem nu nog de relevantie van dit stuk is. Hij laat de acteurs bijvoorbeeld optreden met achttiende-eeuwse pruiken boven min of meer hedendaagse kledij. De zin van deze bizarre mix blijkt nergens. Dat geldt evenmin voor het imposante, maar daarom niet mooie decor. Wellicht bedoeld als zinnebeeld voor het op het centraal perspectief gefixeerde baroktheater, blijkt het binnen de ontwikkeling van de intrige weinig functioneel, om niet te zeggen hinderlijk. De grootste problemen ontstaan echter bij de tekstzegging. Enkel Griet Debacker en Jan Steen slagen er min of meer in de taal van Racine aan te wenden als een instrument om de dubbelzinnige verhoudingen en maskerades aan het hof te verhelderen. Bij de anderen verdwijnen alle subtiliteiten in een moeizaam debiteren van lange lappen tekst. Ze lijken zelf nauwelijks te bevatten welke passies en listen als het ware terloops in deze tekst verborgen zitten. Als je bedenkt dat De Sutter er met hedendaagse teksten wel in slaagt de subtekst van een stuk te verhelderen, dan is dit zonder meer een gemiste kans.

Waanzin

Ook van de antieke Griekse teksten geloven we graag dat ze tot ons cultuurpatrimonium behoren. Een aandachtige lezing van Euripides Bacchanten brengt je echter snel tot andere gedachten. Een vertoornde Dionysos keert er naar zijn geboortegrond Thebe terug om zijn godsdienst te vestigen en in een beweging door de eer van zijn moeder Semele te herstellen. De Thebanen geloven immers niet dat zij geslachtsgemeenschap had met Zeus, en dus evenmin dat Dionysos, de vrucht van haar schoot, een god is. Dionysos brengt de vrouwen van Thebe zo in extase dat ze zich terugtrekken in de bergen om zich aan de meest bloeddorstige rituelen over te geven. Als Pentheus de orde wil herstellen, wordt hij door zijn eigen moeder verscheurd. Pas als zij tot haar zinnen komt, ziet ze de omvang van haar waanzin in. Samen met de oude koning Kadmos wordt ze verbannen. Euripides tekst kan worden gelezen als een vreselijke waarschuwing tegen de gevaren van een staatsbestel dat niet op de rede gestoeld is. Dat neemt niet weg dat de wreedheid en onbevattelijkheid van het gebeuren voor ons haast onbevattelijk blijven. Johan Simons en Paul Koek van ZT Hollandia ontwikkelden een erg sterke theatrale benadering van dit gegeven. De actie wordt volledig gedragen door een koor van Syrische zangers die op muziek van componist Nuri Iskandar de rol van het koor in de tragedie ten volle op zich nemen. De emotionele kracht van deze muziek, geïnspireerd op Oud-Syrische muziek, laat de kracht van het oorspronkelijke drama ten volle herleven. Van de weeromstuit, en dat is de achilleshiel van deze voorstelling, wordt echter duidelijk dat al wat de regisseurs daar nog verder aan enscenering aan toevoegen (met effecten die soms op het randje van het kitscherige zweven), eigenlijk een maat voor niets is. De muziek stelt het drama aanwezig, het acteren re-presenteert het vaak alleen maar, en celebreert daarin vooral de middelen van de moderne theatraliteit zelf. Als de vrouwen kwijlend en trillend rondhangen in het decor, lijkt dat een rechtstreeks citaat van Artauds theater van de wreedheid, maar ook niet meer dan dat. Het raakt je als kijker maar zijdelings, omdat je te duidelijk ziet hoe het effect opgebouwd is. Dat maakt het verschil tussen zeer goed gemaakte voorstellingen zoals deze en werkelijk groot werk. Zoals Murx van Marthaler of LOrfeo van Brown: daar verdwijnen de middelen in de onmiddellijke, niet te ontwijken impact van het werk.

Verschillende voorstellingen van het KunstenFESTIVALdesarts gaan op toernee. LOrfeo staat vanavond nog in de Munt (www.demunt.be).