Brussel -- "Interpreteren doen we niet: alleen van buiten leren én zeggen", zegt Jan Decorte over Bêt noir, in een productie van Be Onderneming. Wat zit er dan wel in Decortes hoogsteigen bewerking van Sofocles' Oedipus-drama? Een imposante ruimte en acteurs met een sterke fysieke aanwezigheid. En dat blijkt meer dan genoeg voor een prachtige theater-haiku.
Aan de Bergensesteenweg in Brussel ligt de oude brouwerij Impérial. Via een zij-ingang en enkele trappen bereik je een oude feestzaal: een gigantisch tongewelf boven een parketvloer, met een estrade met sierlijke hekjes rondom. Johan Daenen bedacht een minimaal decor, enkele stoelen bijeengetimmerd uit wat plankjes en ruwe boomtakken, die de ruimte nauwelijks beroeren, maar die wel de toon zetten voor de voorstelling.
We zouden hier natuurlijk wel heel slim theater kunnen tonen, lijkt dit decor te zeggen -- in het verleden bleek Decorte dat meer dan eens te zijn -- maar dat is naast de kwestie. We willen een goed, aangrijpend verhaal op de meest passende wijze vertellen. Dat betekent: door dat verhaal vlees en bloed te geven, door het letterlijk te belichamen, een gezicht te geven.
Nog duidelijker blijkt deze fundamentele aanpak uit de tekst: een kindertaal waarin de woorden hard en rauw, onopgesmukt en vooral, zonder oordeel, de werkelijkheid vertellen. Het bekende verhaal van de man die, zonder het te weten of te willen, zijn vader vermoordt en met zijn moeder het bed deelt. Zo wordt het ook gespeeld: de woorden rollen de acteurs -- Waas Gramser, Kris Van Trier, Sigrid Vinks en Jan Decorte zelf -- uit de mond op een quasi onnadrukkelijke manier.
Alleen bij Sigrid Vinks voel je af en toe het omineuze van de tekst: haar bijna voortdurend zorgelijke trek als ze zegt dat het orakel niets dan onzin is, dat ze geen kinderen gehad heeft met Laios (een leugen), signaleert een onderhuidse onrust, een weten dat te verschrikkelijk is om aangezien te worden. De stoere praat die Decorte uitslaat daarentegen toont hoe hij ziende blind zijn ondergang tegemoet loopt. De ruimte waarin de dingen zich afspelen, verlenen dit "gebabbel" een tragische dimensie: de acteurs verdrinken erin, hebben er geen vat op. Een sterker beeld van de ijdelheid van woorden is niet te bedenken.
Naast de acteurs is er echter nog een extra personage in de voorstelling: de danseres Riina Saastamoinen. Naakt verbeeldt zij de sfinx die door Oedipus verslagen wordt. Als hij het raadsel van de sfinx ontwart, wordt hij "dentyran" van Thebe, huwt hij zijn moeder Iokaste, weduwe van de door hem vermoorde Laios, en loopt hij zo recht zijn ongeluk tegemoet. Die sfinx staat zowat voor de natuurkrachten die de mens willens nillens beheersen: als Oedipus haar overwint, neemt hij het recht, tot dan afhankelijk van de grillen van de wrede sfinx, in eigen handen, om later te merken hoe noodlottig die eigengereidheid wel was.
Ook dit wordt met een verrassende "aplomb" door Decorte geënsceneerd. Saastamoinen opent de voorstelling met een lange dansimprovisatie, die ze op beslissende keerpunten in de voorstelling voortzet. En wat blijkt? Hoewel ze de "onmondige" is op het speelvlak, kan zij het als enige vullen, is zij de enige die niet verloren loopt in de oneindige ruimte.
Als Iokaste bij haar zelfmoord zegt "iksijn doot/kep niks/nimmeer te/zegge/ik dans/liever" produceert ze vervolgens niets dan kolderieke bokkensprongen. Haar hulpeloosheid wordt zo, in contrast met Saastamoinen, pas ten volle duidelijk. En het is de sfinx Saastamoinen die zich net dan over haar ontfermt, die haar in de dood opneemt en troost. Zeer straffe beelden.
"Bêt noir", tot 2 oktober (20.30 uur) in L'Impérial, Ilot Bosch, Bergensesteenweg 130, 1070 Brussel, Daarna van 19 tot 23 oktober in Klapstuk (Leuven), van 26 tot 28 november in Limelight (Kortrijk) en van 10 tot 12 december in CC Hasselt. Steeds op locatie.