Brussel -- Tijdens een reis kwamen choreografe Amanda Miller en dramaturg-scenograaf Seth Tillett zo diep onder de druk van de vele paradoxen in India, dat ze hun ballet rond Irrtum in het teken van die ervaring stelden.
Toch zijn er in de drie stukken in deze avond nauwelijks rechtstreekse verwijzingen naar India te vinden. Impliciet willen de vele tegenstellingen binnen de stukken en tussen de stukken onderling echter iets weerspiegelen van de verbijsterende tegenstellingen die dat land kenmerken. De poging valt wat bleekjes uit.
De titel, "Dwaling", is afgeleid van de tantrische gedachte dat alles, ook de grootste dwaling, deel uitmaakt van het Heilige. Wie de schepping wil begrijpen en tot inzicht wil komen, mag daarom geen dwaling uitsluiten. Een gedachte die haaks staat op ons klassieke denken. De eerste twee stukken van de avond mogen dan al door het klassieke ballet geïnspireerd zijn, tegelijk nemen zij, elk op hun manier, een loopje met de regels van evenwicht en proportie van dat klassieke denken.
Antique, uit 1996, doet dat op een bijna terloopse manier. Miller toont hier haar uitzonderlijk talent om, uitgaande van vaak overbekende klassieke passen en posities, de indruk te wekken alsof de dansers verwikkeld zijn in een levendig gesprek en een ingewikkeld verhaal.
Hoewel de invloed van haar leermeester Forsythe duidelijk te onderkennen blijft, zie je dat zij de klassieke taal toch op een onmiskenbaar eigen wijze naar haar hand zet. Dat heeft veel te maken met de haast maniëristische detaillering en versplintering van de dans. Die vertoont slechts zelden een grote figuur, maar vermeit zich liever in vele kleine taferelen.
Vooral de scenografie ontregelt hier de zaak: een klein decorstuk dat doelloos de handelingen doorkruist, een achterdoek met de voorstelling van een arcadisch landschap dat op zijn kop hangt, enzovoort.
Partition, op het Concerto in D van Stravinsky, slaat een heel andere, uitgesproken neoklassieke toon aan. Op het eerste gezicht is dit niets meer dan een zuivere stijloefening: Balanchine revisited. Dat gebeurt echter zo nadrukkelijk dat er toch weer een zekere vervreemding ontstaat.
Elke wijziging in melodie, klankbeeld of volume van de muziek wordt bijvoorbeeld op de meest nadrukkelijke wijze vertaald in een wijziging van de scènebezetting, de belichting en de dans.
Die dans zelf heeft, door de eenvoud en de nadrukkelijkheid van de gebaren, hier geen verbluffende snelheid à la Balanchine -- geen uitgepuurd, maar gewoon een kaal karakter. Het lijkt wel een poppetjesmechaniek waar je naar zit te kijken. Een duet met Amanda Miller in het midden van het stuk werkt in zekere zin als een tegenwicht. Met Cowgirls, het laatste stuk van de avond, zitten Miller en Tillett echt op experimenteel terrein. Hier geen maniëristische behandeling van bestaande en bekende vormen. Ze proberen chaos te tonen die ze ook in India aantroffen op straat, om vervolgens de vraag te stellen hoe een eeuwenoude en hoogontwikkelde cultuur daarmee te rijmen valt.
Chaos is er inderdaad voldoende te zien. Op elke hoek van de scène gebeurt op tijd en stond wel iets wat niet onmiddellijk als ballet te classificeren valt, terwijl een man, op zijn rug gelegen, teksten prevelt (van Artaud, over de ontbinding van het lichaam).
De voorstelling slaagt er (voorlopig?) echter niet in om haar grondgedachte over chaos en cultuur op een overtuigende manier vorm te geven. In plaats daarvan is er enkel veel verwarring. Als geheel is Irrtum daarmee een balletavond die voorlopig, in het licht van de ambities, nog erg onevenwichtig uitvalt.