BRUSSEL -- TG Stan speelt in de komende maanden zes stukken onder de noemer Kleine bezetting. Ze worden gespreid over vier avonden gespeeld. De spits werd afgebeten door twee stukken op een avond: Lieve Arthur van Judith Herzberg uit 1976 en Opstand van Villiers de L'Isle-Adam uit 1870. Beide stukken spelen zich af in de huiskamer, beide belichten de perverse en tragische kanten van het gezinsleven en beide kennen een onverwachte en verrassende afloop. Maar daar houdt de gelijkenis dan wel op. Het stuk van Herzberg heeft een geraffineerde psychologische intrige, dat van Villiers de L'Isle-Adam lijkt wel een verbazingwekkend feministisch pamflet avant-la-lettre.
Lieve Arthur draait helemaal rond het gelijknamige personage, al is die alleen in de geesten van drie zusters aanwezig. Twee van hen, Lies (Jolente De Keersmaeker) en Ada (Mieke Verdin), bleven ongehuwd en wonen samen in het ouderlijk huis. Financieel zitten ze aan de grond. De derde, Trude (Sara De Roo), is jaren geleden met haar man Arthur naar Afrika vertrokken. Ze blijkt vrij welgesteld. Na het plotse overlijden van Arthur duikt ze weer op, om de begrafenis op Nederlandse bodem te regelen. Heel klassiek komen dan plots oude demonen weer tot leven.
Naarmate het verhaal vordert, worden de eenvoudige schema's steeds complexer: de motieven van de personages zijn ver van zuiver, en het portret van die lieve Arthur krijgt allengs ook stevige deuken. De verrassende ontknoping -- te mooi om hier te vertellen -- zal onthullen dat het alleen Ada is die haar problemen nog steeds niet verwerkt heeft. Het ouderlijk huis waar ze bleef wonen, staat symbolisch voor mentale stilstand.
Jolente De Keersmaeker, Mieke Verdin en Sara De Roo spelen dit stuk zonder veel poespas, op een uiterst ekonomische manier. Zonder echt in de huid van hun personage te kruipen, kan je door de weloverwogen keuze van de afstand die ze letterlijk en figuurlijk tegenover elkaar in acht nemen en het nadrukkelijke gebruik van verschillende stembuigingen, de evolutie van de intrige goed volgen. Het resultaat is een vermakelijk, zij het nogal navrant portret van twee oude vrijsters en een weduwe.
Karikatuur
Opstand begint met een lange monoloog van de zakenman Felix (Damiaan De Schrijver), die de lof zingt van zijn vrouw Elisabeth (Mieke Verdin). Al na enkele zinnen verraadt hij zichzelf als de karikatuur van de bekrompen negentiendeeeuwse burger. Heel zijn denken is uitsluitend gefixeerd op rijkdom en geestelijk en materieel komfort. Wat ook die dubbele betrachting in de weg staat, al is het maar omdat toneelspelers "het hogere" nastreven, is in zijn ogen verdacht en verwerpelijk.
De reaktie van zijn vrouw is onverwacht. Zonder overgang kondigt ze aan dat ze man en dochter verlaat. Precies en zakelijk, met groot inzicht in haar rechten, rekent zij hem voor wat haar deel van het vermogen is. En al is dat, door de bepaald vrouwonvriendelijke wetgeving, een fraktie van haar werkelijke aandeel, ze kiest de armoede boven een verder leven met een man als Felix.
Zijn stompzinnige reakties tonen op pijnlijke manier haar gelijk. Als hij haar chanteert met haar plicht als moeder, wordt Felix helemaal weerzinwekkend. Mieke Verdin geeft haar monoloog een interpretatie van formaat mee: de woede over de vernederingen in haar huwelijk is in haar hele houding tot haar nauwelijks onderdrukte snikken tastbaar.
Na deze uitbarsting is het einde van het verhaal wel erg merkwaardig: op zijn lompe manier snapt Felix vaag dat hij een of andere misstap tegen zijn wouw begaan heeft, en zelfs dat er misschien wel iets ontbreekt in zijn leven. Elisabeth daarentegen komt ,al snel tot de ontnuchterende konklusie dat haar droom om op haar eentje tot het hogere te komen, niet tegen de eenzaamheid en een vierjarig bestaan als boekhoudster bestand is. Ze keert terug naar de oude stal, en hervat haar oude leven, beginnend met de kwartaalbalans.
Deze vreemde afloop redt eigenlijk de ongenuanceerde zwart-wit-schildering van het huwelijk die eraan voorafging. Ze toont beide echtgenoten als gevangenen van de zeden van een tijdperk.