Date 1993-04-26

Publication De Standaard

Performance(s) The sound of one hand clapping

Artist(s) Fabre, Jan

Company / Organization Ballet Frankfurt

Keywords deeldoorsgeharnasteelspirouettefabressoundschreeuwendeceukelierlucht

Jan Fabre vat zichzelf samen in jongste koreografie

FRANKFORT -- Geen grotere spanning is denkbaar dan die tussen het zelfbewustzijn dat intendant-koreograaf William Forsythe het Ballett Frankfurt bijbracht en de bijna verpletterende dwang waarin Jan Fabres koreografie hen opsluit. "The sound of one hand dapping", Fabres entomologisch observatorium van een wrede, door noodzaak geregeerde wereld waar alles uitwendigheid is, wordt door die spanning een meesterwerk. Het biedt ook een syntese van steeds weer opduikende tema's in Fabres werk.

Het stuk is gekonstrueerd als een drieluik dat kan staan voor de afwisseling van valavond-nacht-dageraad, of nog ordechaos-orde. Blauw is de kleur van de orde. De kleur ook van het verstilde moment net voor de zon op- of ondergaat en waarin in de natuur een plotse stilte valt, het "uur blauw" dat in de wereldorde van Jan Fabre zo'n prominente rol gespeeld heeft.

Op scène wordt dat een gesloten doos, waarvan alle wanden ingekleurd zijn met balpennen. De wereld die zich in het eerste deel ontrolt is een ijsgekoeld teater: onbeweeglijk, onveranderlijk, in een hardvochtige symmetrische opstelling van dansers. Ze staan met hun rug naar de zaal zodat ze zelfs het meest eigene, de gelaatsuitdrukking, verliezen, en worden bewaakt door geharnaste mannen.

Scharen zakken boven de hoofden van de onbeweeglijke dansers naar beneden. Els Deceukelier ligt op haar buik tegen de rand van de scène, met wiebelende benen in de lucht. Op een miniatuur-pianootje voor haar neus speelt zij een simpel wijsje, en het lijkt alsof de onwerkelijk blauwe wereld achter haar niets meer is dan haar droombeeld. De ijl-eterische muziek van Eugeniusz Knapik, gespeeld door het Silezisch strijkkwartet dat midden op het podium tussen de dansers zit, neemt over, en plots zie je het: de dansers bewegen toch, maar ijzingwekkend langzaam. De armen komen in een boog boven het hoofd, worden voor het lichaam gebracht, een pas wordt gezet, en dan weer van voren af aan hetzelfde. Klassiek ballet als een marteling, niet als een uitdrukking van het menselijke, maar van een ordening waaraan de danser onderworpen is.

Pirouette

De griezelige perfektie waarmee de dansers hun posities aanhouden geeft door de eindeloos-trage herhaling op den duur een spanning die om te snijden is. Alsof ze niet meer houdbaar is, veert op onregelmatige tijdstippen een danser op in een razendsnelle pirouette, voor alles weer in het oude patroon valt.

In het tweede deel keert alles om. De scène is niet langer een helder gedefinieerde afgesloten doos, maar een onbepaalde zwarte duisternis. De scène-afbakening bestaat uit gordijnen van glinsterend-zwarte draden waardoor wezens naar binnen duikelen en weer verdwijnen, als in een ondergronds terrarium.

Het pianootje van het eerste deel is nu vervangen door vier gigantische vleugels die zweven in de lucht, ver boven dit voorgeborgte van de hel. De dromerige Els uit het eerste deel wordt bevangen door haar dromen, de opgezette insekten-dansers uit het eerste deel bezoeken haar als demonen die ze zich met een schaartje van het lijf probeert te houden.

Maar niets baat. Achter haar rug ontwikkelt zich een pandemonium op muziek van The Doors en een symfonisch gedicht van Bernd Alois Zimmerman. De dansers schreeuwen, huilen, krijsen, brullen slogans; donderpreken en waanzinnige profetieën weerklinken, en plots ook regelrechte politieke teksten. De tekst van de Duitse grondwet over de menselijke vrijheden gevolgd door voor Duitsers wellicht onthutsende herinneringen aan het nazi-verleden.

Van de kristallen helderheid van het eerste deel is ook in de bewegingen niets meer terug te vinden. Het alziend oog dat de dansers dwong in hun starre klassieke posities is hier verdwenen, wat ontstaat, is een amorf gekronkel en gewriemel als van beesten. De geharnaste mannen stormen op het podium, maar als dode tor storten ze neer op hun rug, pootjes in de lucht. Als wormen kruipen de dansers, betasten en bekruipen elkaar; ze duwen elkaar weg, schreeuwen door elkaar, om ter hardst. Alleen de grootsten kunnen even de scène beheersen.

Dat deze nachtelijke chaos het meisje vooraan niet vreemd is, blijkt als ze ter afsluiting van het tweede deel een liedje van The Doors zingt en danst, De beheersing die ze verwerft over de beangstigende nachtmerrie blijkt als ze de dansers weet mee te slepen in haar dans, is die een aanfluiting van alle klassieke lichamelijke beheersing.

Het is een feest voor het oog om te zien hoe Fabre die chaos provoceert, en maximaal gebruik weet te maken van energie van de dansers die in het eerste deel opgestapeld raakte. Als hij in het eerste deel de goddelijke koning is, en eenheid en rust oplegt, dan is hij in het tweede deel de baarlijke duivel, die met genoegen de menselijke zwakheid en wreedheid exploiteert-ensceneert.

Het derde deel, dat de perfekte pendant is van het eerste deel, maar slechts met één danseres, en Els Deceukelier terug vooraan, rondt de onverbiddelijke gang van deze wereld af. Net als het werk van Forsythe met deze groep, kan je ook dit werk niet afdoen met waarderingen als goed of slecht. Het staat er, op zijn eigen termen, met zijn eigen logika.

The Sound of One Hand Clapping van Jan Fabre is nog te zien op dinsdag 27 en woensdag 28 april om 20 u. in KNS Antwerpen. Reservaties: 03-248.38.00.