Date 1987-01-17

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords komediesonbehaaglijkedecortekamagurkakomedierijnderslamersfossielendebatbons

"Onbehaaglijke komedie" in de mist: Debat: Pret of prietpraat

LEUVEN -- In het raam van de "Week van de onbehaaglijke komedie" -- opgezet als een min of meer didaktisch projekt van het Instituut voor Teaterwetenschap (fakulteit Letteren en Wijsbegeerte) -- was een debat over komedie in zekere zin onvermijdelijk, al was het maar ter wille van de ontegensprekelijke fascinatie die uitgaat van kunstenaars die orakelen over de manier waarop zij een lach (en/of onbehagen) veroorzaken onder het publiek.

De selektie van panelleden was voortreffelijk. Je had mensen als Kamagurka en Herr Seele -- ook Urbanus was uitgenodigd, maar die zat helaas in Florida -- en Gerardjan Rijnders (stilaan tot vervelens toe gedoodverfd als het enfant terrible van het Nederlandse teaterestablishment, maar in dit verband vooral interessant als schrijver van absurde komedies als Dolly, of avocado's bij de lunch), Jan Joris Lamers, Gerrit Bons en René Eljon van Maatschappij Discordia, en Jan Decorte. Gastheer was Jef De Roeck.

Het decor: een herensalon, met petit-fours op gouden schoteltjes en een biljarttafel in de achtergrond. Het hele gebeuren werd simultaan op video opgenomen en weergegeven op schermen in de zaal. Dat hielp in elk geval om het karakter van "saaie, akademische zitting" te omzeilen, maar ondanks herhaalde pogingen van de moderator om de zaak min of meer in goede banen te houden, werd dit evenmin een aangenaam gesprek tussen kunstenaars. Al heel snel werden standpunten ingenomen die kwasi onverzoenlijk bleken, en enkele ongelukkige publieksinterventies deden het gesprek ten slotte volledig de mist ingaan.

"Fossielen"

JJ. Lamers bracht de meest samenhangende standpunten naar voor. De pret van een komedie bestaat er voor hem in, het onderste boven te krijgen, de verdrongen misverstanden en schuldgevoelens naar boven halen. Hij wees herhaaldelijk op de intieme relatie die bestaat tussen tragedie en komedie en illustreerde dat aan de hand van Oscar Wildes werk. In die zin interpreteerde hij ook het onbehaaglijke dat in komedies schuilt.

Op de vraag of het onbehagen dat bij komedies soms kan gevoeld worden, bewust nagestreefd wordt door teatermakers of iets is dat so wie so door het publiek aangevoeld wordt, werd zeer verschillend geantwoord door iedereen. En in het antwoord kwamen ook fundamentele meningsverschillen aan het licht.

Voor Kamagurka lag het heel eenvoudig: hij doet wat hij doet en als de mensen daar mee lachen, is het hun zaak. Rijnders dacht dat het publiek normaliter eerder lacht, niet geneigd is het onbehaaglijke te detekteren, zelfs in die mate dat hij ernaar streeft prachtige komedies te maken waarmee niemand nog lacht. Een onbehaaglijk gevoel bij komedies ontstaat voor hem misschien doordat het niet "erg" genoeg is, dat er niet "lekker vet veel" gevoelens te rapen vallen, zodat het niet echt tragisch en ook niet hilarisch is.

Jan Decorte gaf zijn mening op een biezonder apodiktische manier te kennen -- en sloot zich voor de rest van het gesprek op in een absolute "camp-"houding. Mensen komen naar het teater om te lachen, en dat is de opdracht van de teatermaker. Oude komedies lonen voor hem dan ook de moeite niet: hij bestempelde ze als "fossielen". Het enige wat moet getoond worden, is slapstick en flauwekul, aldus Decorte, die meteen in één zin ook Thomas Bernhard naar de prullemand verwees.

Lamers' opmerking dat Decorte hiermee op voorhand het gesprek sanctioneerde, en Rijnders' pertinente vaststelling dat je onmogelijk kan doen alsof komedies zomaar uit het niets te voorschijn komen, zelfs al heb je nooit van Tsjechov of Wilde gehoord b.v., maakten Decorte niet toeschietelijker. Hij verklaarde zich volledig akkoord met Kamagurka (die evenwel opmerkte dat hij niets van teater wist, iets wat Decorte dan weer moeilijk aangewreven kan worden) en daar bleef het bij.

"Af"

Ondertussen werd door iemand in het publiek de vraag gesteld waarom de heren kunstenaars nooit eens iets "af" prezenteerden en het publiek steeds betrokken in hun onderzoek, en daarmee dreef de diskussie steeds verder af van haar oorspronkelijk onderwerp, en werden de opmerkingen tussen panel en sommige toeschouwers steeds bitsiger.

Nochtans vielen hier nog interessante opmerkingen te beluisteren. Decorte: "In de realiteit is niets af, dus waarom zou dat op de scène dan wel zo zijn?" Lamers: "Af is iets verschrikkelijks geworden sinds 1933, hoewel men misschien niet houdt van een dialoog op het toneel". Bons: "Een toneelstuk dat af is, dat is zowat hetzelfde als zeggen dat een mens "af" is". Rijnders: "Als je nooit iets nieuws probeert, tja..."

Het debat eindigde dan ook in een nogal onbehaaglijke sfeer, omdat de botsing der geesten eerder tot een "perte totale" dan tot sprankelende ideeën had geleid En heimelijk verwacht je dat soort entertainment toch bij zo'n debat.