BRUSSEL/LEUVEN - Het teaterseizoen '85-'86 is nog maar een maand of wat voorbij. En toch kostte het mij behoorlijk wat moeite om mij nog meer dan enkele voorstellingen voor de geest te halen. Het aanbod was al te veel versnipperd en vaak bepaald weinig inspirerend. Nieuwe impulsen waren schaars of zelfs onbestaand. Een situatie die sterk verschilt van die van pakweg twee jaar geleden. Verscheidene voorstellingen toen waren technisch dan wel niet zo bijster goed, meer verkenningen naar een nieuwe teatertaal, maar ze wekten wel interesse op en hielden de diskussie over teater levendig. Er was een merkbare uitwisseling van ideeën gaande tussen verschillende kleine gezelschappen. Die verfrissende experimenteerzucht is ingeruild voor een terugkeer naar meer beproefde recepten, voor zover men niet verder teert op slecht geassimileerde "nieuwe vrijheden". "Ou sont les neiges d'antan?".
Over het grootste Brabantse repertoirgezelschap, de KVS, kan men kort zijn: het gezelschap loopt volgens kollega Guido Fonteyn generaties achterop met zijn Feydeau-vertolking. Erger is dat daaraan in de komende negen jaar wellicht geen verandering zal komen na de herbenoeming van nand Buyl en Koen De Ruyter als direkteurs. Toch regisseerde Senne Rouffaer met brio "Don Gil met de groene broek", een 17de-eeuws stuk van Tirso de Molina, met sterke prestaties van Sien Eggers en Gilda De Bal, en waren ook behoorlijke vertolkingen van "De kersentuin" van Tsjechov en "Montserrat" van Roblès. Opmerkelijk dit jaar was toch wel de kreatie op een tweede plateau (in de zaal van het BKT) van "Moeder" van René Verheezen, die unaniem erg positief onthaald werd. Al doet het wat vreemd aan dat akteurs van een groot repertoiregezelschap op een vluchtheuveltje moeten gaan staan om zich eens te kunnen uitleven en/of lof toegezwaaid te krijgen.
Kleine groepen
Het Brussels Kamertoneel zelf (naast Het Trojaanse Paard het enige kleine gesubsidieerde gezelschap in Brabant) slaagde er ook dit jaar niet in echt te overtugien, wellicht bij gebrek aan een duidelijke visie op het teater dat het wil brengen. Elke voorstelling blijft zo'n beetje een alleenstaand experiment, dat geen gevolgen schijnt te hebben voor volgende produkties. In het beste geval levert dat sober en verzorgd psychologisch-realistisch spel op zoals in "Fool for love" van Sam Shepherd in een regie van de Nederlander Ger Thijs. De keuze van het stuk zelf -- een amalgaam van Amerikaanse obsessies rond een oedipale tematiek -- leek mij dan wel minder relevant, maar hoe dan ook was dit de moeite waard. In tegenstelling dan tot het geforceerd-experimentele "Sara zegt... Leila zegt" van Frans Buyens in een regie van Ronnie Commissaris. Pure kitsch, én als valse poging om vernieuwend te zijn én als nogal opgeblazen betrokkenheid op de problemen van Joodse kinderen.
Het Trojaanse Paard liet dit jaar zelfs niets van zich horen, op "Op een avond in..." na, gelanceerd op de valreep van het seizoen. Jan Decorte en co trapten op een behoorlijk amusante manier de gevestigde gezelschappen tegen de schenen met een slapstick-versie van "Hedda Gabler". Uiteindelijk toch een uiterst zwakke (en rancuneuze) jaarproduktie voor een gezelschap dat ooit kwasi de teatervernieuwing in Vlaanderen belichaamde.
Medewerkers van Decorte daarentegen, Willy Thomas en Guy Dermul, reeds voor het tweede jaar verenigd onder de naam "Dito'Dito", brachten met "Frans/z" een verrassend en charmant spel met bestaande en nieuwe tekstfragmenten, gekombineerd tot een intrige zonder ontknoping, vol spiegelingen, omkeringen en onverklaarbare wendingen én met een heel sterke beeldentaal. Een interessante voorstelling waar ik bij de herneming volgend seizoen hoop op terug te komen.
Paul Peyskens is nog zo iemand die vaak in één adem met Decorte vernoemd wordt. Met "L'homme qui a voulu" werd (voorlopig?) een punt gezet achter zijn jarenlange regiewerk voor de eigen produkties van 't Stuc te Leuven. Het werd een verdere uitwerking van de ideeën uit het uitstekende "Verwanten" van drie jaar geleden, weer aan de hand van Tsjechov. Van "Verwanten" dateert ook zijn samenwerking met Johan Daenen als vast scenograaf, die hij voortzette in zijn regie voor "De Mannen van den Dam" van Manfred Karges "Max, of hoe, of wat", met Viviane De Muynck als Max Gericke. In deze enscenering, die in première ging in 't Stuc te Leuven, was een sterke botsing voelbaar tussen de ideeën en gevoeligheiden van auteur en regisseur; dat leidde tot een zeer ironische, relativerende benadering van de tekst, met een decor dat opgezet was als een kluwen van kantaantekenignen bij het gezegde. Dat uitgangspunt werd niet overal in dank afgenomen, maar precies om die reden vond ik het een boeiende voorstelling, sterk geakteerd door Viviane De Muynck.
Van buiten Brabant
"De Mannen van den Dam" ontweken overigens nog eenmaal hun thuishaven Antwerpen voor de première van "De Thuiskomst" van Harold Pinter in de Beursschouwburg. De weinig akkurate, hoewel vooral scenografisch toch soms boeiende regie van Stephen Tree, en het houterige akteerwerk maakten er een halfslachtige voorstelling van. In zo'n produktie met veel akteurs voel je hoe belastend het kan zijn voor een gezelscahp om uitsluitend met gastregisseurs te werken: er ontstaat geen strategie van het akteren, het zijn altijd regie en dramaturgie die de aandacht opeisen. Om dan maar onmiddelijk te beslissen de subsidies van dit gezelschap te schrappen is echter -- alleen al gezien het nieveau van de onmiddellijke konkurrentie -- kwasi onbegrijpelijk.
Ook "Malpertuis" uit Tielt koos de hoofdstad uit om "De moed om te doden" van Lars Norén in een regie van de Nederlandse Norén-kenner Karst Woudstra in première te laten gaan. Blijkbaar blijft Brussel teatermakers uit andere provincies onweerstaanbaar aantrekken. De uiterst zorgvuldige regie van Woudstra, de introduktie van dit stuk van een hier nog vrij onbekende auteur en de sterke akteursprestaties maakten er een van de hoogtepunten van een vrij vlak seizoen. Desondanks was het een vrij traditioneel-realistische voorstelling, op de laatste scènes na. Voor Dries Wieme, die de vader speelde, moet het sukses in Brussel zoet gesmaakt hebben, nadat hij verleden jaar met zijn Brialmontteater gedesavoueerd werd door de subsidiënt Vlaamse Gemeenschap.
Schaamte
Uiteindelijk werden de meest waardevolle voorstellingen van het seizoen geproduceerd door "Schaamte". Na het dit jaar hernomen "Incident" van het Epigonenteater (lichtjes overroepen m.i., maar het publiek liep er o.a. in Théâtre 140 storm voor) kwam Roxanne Huilmand van "Rosas" met haar uitstekende solo-debuut "Muurwerk" en "Rosas" zelf in een koreografie van Anne-Teresa De Keersmaeker met "Bartók/Aantekeningen". Waarbij kan opgemerkt worden dat de interessantste voorstelling van dit seizoen dus geen teatervoorstellingen in enge zin, maar dansvoorstellingen waren.
Dit is een vaststelling die strookt met de puur receptieve programmatie in Brabant. Zo was de meest boeiende voorstelling van het "Avanguardia Italiana"-projekt van het Vlaams Teater Circuit "Il Cortile" van Sosta Palmizi, en slaagde 't Stuc te Leuven er wel weer in met Klapstuk '85 een sterke impuls te geven aan het dansteater, maar hun zoektocht naar vernieuwende teatergezelschappen in Nederland en België leverde nauwelijks iets op.
Gasten
Het zou te ver leiden om een overzicht te geven van de enorme hoeveelheid gastvoorstellingen die in Brussel en Leuven passeerden. Zoals aangestipt werd, blijft de belangstelling voor dans bij programmators van receptieve zalen erg groot. Daarnaast was er ook een groot aanbod pantomime-voorstellingen, hnoewel de kwaliteit ervan in geen enkel opzicht de belangstelling ervoor kan verklaren. In het beste geval boden deze vooorstellingen een aangenaam tijdverdrijf. Een uitzondering op die regel evenwel: "The stuffed puppet theatre".
De Beursschouwburg en 't Stuc bleven zoals voorgaande jaren betrouwbare programmators, hoewel 't Stuc, geplaagd door organizatorische en financiële problemen na de grote inspanningen voor het Klapstuk, zijn programmatie drastisch moest inkrimpen. De "voor-elk-wat-wils"-strategie van de Ancienne Belgique daarentegen bleek een ekskuus te zijn voor een op zijn minst karakterloze en af en toe bar slechte teaterprogrammatie met uitschieters als de "Sapeurloot". Een nieuwkomer in Brussel was nog de VZW Paleis, die met een Nederlandstalige teater- en kabaretprogrammatie het Paleis voor Schone Kunsten wil bespelen. In het eerst werkingsjaar brachten zijn drie goede Nederlandse produkties naar Brussel: "Hetze" van Onfahankelijk Toneel, "Het Beest uit de Jungle" van Marguerite Duras door Henk Van Ulsen en Rick Nicolet en "De macht der gewoonte" van Thomas Bernhard door NT "De Voorziening". Helaas, het publiek liet het voorlopig (onverdiend) afweten.
Het initiatief van De Singel / De Munt om het Théâtre du Soleil naar Brussel te halen met "Norodom Sihanouk..." is uiteindelijk een van de weinige theater-"belevenissen" geweest dit seizoen (ongeacht mogelijke kritiek op dit mammoet-spektakel), al was het maar omdat het even duidelijk werd hoe benauwend het kleine schaal/klein budgetcredo kan zijn, zoals Frie Leysen van De Singel terecht opmerkte. Het is een van de zeldzame keren dat een organizator het aandurft een grootschalige produktie van internationale betekenis naar België te halen, ondanks het risico. En het blijkt dat daar publiek voor is. Overigens behoorde de eigen Munt-produktie "La finta giardiniera" van Mozart in een regie van Karl-Ernst Herrmann tot het beste wat er dit seizoen te zien viel, maar alweer, en het wordt eentonig, dit was geen eigenlijke teatervoorstelling. Nog even en het genre wordt even dood verklaard als de 19de-eeuwse roman in strikte zin.