Hoe, en wanneer, werd Grieks drama in de Nederlandstalige cultuur geïntroduceerd?
Op basis van de bibliografie kunnen de grote tendensen inzake de frequentie waarmee Nederlandse vertalingen uitkwamen, worden gevisualiseerd.
De volgende grafiek geeft het aantal vertalingen weer dat per decennium verscheen.
Vóór de negentiende eeuw worden slechts sporadisch vertalingen van Grieks drama gepubliceerd. In 1800 zijn amper twaalf vertalingen verschenen, en het betreft uitsluitend tragedies. Tijdens de volgende eeuw zou dat maar liefst vervijfvoudigen. En tegen het einde van de twintigste eeuw zijn er niet minder dan 244 vertalingen en bewerkingen verschenen.
Grieks drama bij de Nederlandstalige lezer en – misschien! – ook bij de theaterbezoeker brengen wordt dus pas nà de romantiek relevant en gewenst.
(Noot: in de bibliografie, en dus ook in de analyse, wordt voorlopig geen rekening gehouden met de Latijnse vertalingen die in de Nederlanden verschenen, zoals de vertaling van Hecuba en Iphigenia Aulidensis (Euripides) door Erasmus in 1506, of van Phoenissae door Grotius in 1630.)
Een eerdere analyse:
(W. Kassies, Tragedies vertalen, Hermeneus, jg. 62 (1990), nummer 2)
Onderstaand overzicht heb ik uit de Lijst van Geerebaert, de Lijst van Van Uzeren en uit de regelmatig in Hermeneus gepubliceerde overzichten gedistilleerd. Het gaat uit van gepubliceerde, min of meer volledige vertalingen en kan geen aanspraak maken op volledige betrouwbaarheid, wel op een behoorlijke mate van representativiteit. (…) Een van de conclusies die men eruit kan trekken is, dat ook Griekse tragedies in of uit kunnen zijn; voorts dat enkele stukken nooit of maar één keer in het Nederlands vertaald (b)lijken te zijn, terwijl andere telkens weer vertalers vinden.
[…]
Nederlandse vertalers van de laatste dertig jaar - ik denk aan mensen als Johan Boonen, Pé Hawinkels, Gerard Koolschijn en Evert Straat - maakten hun vertalingen meestal voor voorgenomen opvoeringen en verkeerden in zoverre in een vergelijkbare positie. (…) Hedendaagse vertalers moeten erop rekenen, dat hun tekst, voorzover die al een integrale weergave bevat van de oorspronkelijke, door de theatermensen, de regisseur als eerste, wordt gebruikt, voorzover zij die voor hun dramaturgische bedoelingen kunnen gebruiken. Terwijl in de concertzalen authentieke en integrale uitvoeringen algemeen worden nagestreefd, inclusief de moeilijk, saai of mislukt geachte passages, is op het toneel de tekst van de Griekse tragediedichter even vogelvrij als de al dan niet geslaagde vertaling. Een wel heel sterk voorbeeld levert Max Croiset, die voor een opvoering in 1987 van Sophocles’ Oedipusdrama’s een vertaling maakte, die gebaseerd was op talloze bestaande vertalingen.
“Ik kreeg de opdracht om de beide stukken te vernederlandsen en zo in te korten dat ze beide een niet te lange toneelavond zouden vullen. Van de ± 3300 versregels moesten er een 1000 uit. Dat was voor mij zoiets als het ei van Columbus: Oidipous op het toneel indrukken in de hoop dat hij overeind zal blijven. Alle lyrische, mythische, theologische en noem-maar-op uitweidingen die voor een niet terdege klassiek-geschoold publiek onverteerbaar zijn, kon ik kappen. Ik dikte de zinnen zo in tot er voldoende overbleef voor een begrip dat gelijke tred kan houden met het toneelgebeuren”.
[…]
[D]e opvoering van Euripides’ Bacchanten in 1970 onder regie van Erik Vos lokte mede vanwege de aard van de vertaling/bewerking een veelheid van positieve en negatieve reacties uit.
blog comments powered by Disqus