Archief Etcetera


P O L L E S C H



P O L L E S C H

P O L L E S C H

POLLESCH - RITSEMA, AUTOPSIE VAN EEN CONFLICT

a schien tijd om het beroep - want dat is het uiteindelijk nog altijd - nog eens te overdenken. De acteur als auteur, de acteur als regisseur. Een oudere, vrouwelijke actrice, die momenteel niet zoveel te doen heeft als vroeger, heeft zich erover beklaagd dat het eerste deel van de Prater-Saga zich gewoon zonder schroom met actuele onderwerpen bezighield. De avond had haar koud gelaten. Ik vroeg haar of ze zich eerder voor een Kleist-drama interesseerde of voor een theateravond die zich met de ondraaglijke alledaagsheid en vertwijfeling van een oudere actrice bezighield. Ze was eerder voor Kleist. En een deel van haar opdracht als actrice bestond er voor haar in een personage van Kleist of gewoon Kleists teksten leven in te blazen. Maar misschien doodt een tekst een actrice die hem probeert tot leven te wekken; die dus Kleist, Walser of Pollesch tot leven wil wekken. Misschien is dat dodelijk! Daarom mogen acteurs niet verwateren tot dienstverleners die de doden weer leven inblazen. Teksten doden, wanneer ze niet de eigen teksten zijn. Misschien sterft er ooit eens een actrice tijdens haar poging Kleist weer tot leven te wekken. Tijdens Die Weber in Dresden werd ervoor gezorgd dat datgene wat zowel de kunstenaars en organisatoren als de toeschouwers in vervoering bracht niet in de kantine bleef, maar op het podium werd gebracht. Zo is men erin geslaagd een schromeloze, alledaagse tekst in het theater binnen te sluizen, ten eerste omdat het label 'Hauptmann' nu eenmaal zo ongelooflijk goed is en ten tweede omdat men daarnaast toch ook nog het burgerlijke opvoedingsideaal op zijn wenken bedient. Verstopt achter zo een kunstopvatting is het makkelijk verkondigen dat de kunst in gevaar is! Maar waarom zegt er niemand ooit eens dat dat eenvoudigweg geen kunst is, of in elk geval niet die van jullie! Momenteel zijn de kunst en de kunst-vrijheid misschien wel in gevaar... Ja, goed, maar wat precies van de kunst -en vooral, wie van degenen die ze maken - is in gevaar? Het zijn vooral de kunstenaars zelf die in gevaar zijn. En het solidariteitsgevoel van de cultuurwerkers probeert nog steeds vertwijfeld contact te leggen met arbeiders in sweatshops, kelders of kunstenaarswoningen. Wie weet, misschien lukt het hen ooit nog eens.

Shoppen und Ficken van Mark Ravenhill was misschien een goede tekst, totdat de regisseur van het Royal Court hem in handen kreeg en het 'slecht geschreven', maar voor Ravenhill nu eenmaal belangrijke stuk tot het well-made play omgevormd heeft dat de wereld rondging. Omdat het in Engeland sowieso alleen maar om partituren draait die iedereen kan lezen, was Shoppen und Ficken een voorstelling die door de voor-onderstellingen over hoe er in het theater gewerkt wordt, compleet genivelleerd werd maar die zich wel door het succes kon rechtvaardigen. Misschien heeft Ravenhill wel een tekst geschreven waarin het enkel en alleen om hem ging. En die tekst voor een publiek zinvol te maken, was vooral de rol van de acteurs, niet van de auteur, niet van de dramaturgie, niet van de regisseur, niet van het well-made play. Zolang men in het theater niet weet waar men mee bezig is, kan het niet meer verdergaan. Dienstverlening betekent in elk geval niets. Theater is alles behalve dat. Wij hebben in het Prater van de Volksbühne een stuk afgelast. De regisseur had de tekst niet ingekort, hij had niets toegevoegd, hij had geen enkele regieaanwijzing over het hoofd gezien. Hij was absoluut tekstgetrouw. Maar hij heeft zich niet afgevraagd of hij de tekst wel nodig heeft, of de acteurs de tekst wel nodig hebben. Zodoende bleef uiteindelijk alleen de auteur nog op het podium over en wel op zo'n manier dat het leek alsof hij er vast van overtuigd was dat hij wist wat er nu met ons aan de hand is. Als een eenzame tekstproducent. Maar om een vaste overtuiging of om de vereenzaming van

de auteur gaat het hier nu eenmaal niet. En ook niet om representatief theater dat ooit misschien tot doel gehad heeft de link tussen het indiviuele en het universele te leggen. In het Prater gaat het er niet om, op weg naar het universele, het vuile empirische en erbarmelijk alledaagse onderweg te ontwijken. In het middelpunt kan daarom geen vastgelegde kunstopvatting staan, waarmee veilige experimenten uitgevoerd worden. René Pollesch

14 december '04

Uitsluiting

René heeft een goed betoog. Ik ben het met de opstelling die hij beschrijft, met het voortdurend nieuw denken van de verhoudingen en posities van en tussen schrijver, regisseur, publiek en toneelspelers grondig eens. En ook met de oproep daarnaar te handelen. Zoals ik me ook erg in zijn stukken kan vinden. Ik heroverweeg, herdenk, herdoe net als hij onophoudelijk alle posities, mijn eigen incluis. Of zoals het motto van de Prater-Saga 2 luidde: klaarblijkelijk de ontdekking dat we bij deze andere subjectiviteit niet meer met een opvatting over mensen te doen hebben.

Een avond te maken waarin opvattingen onderuit gehaald kunnen worden, daarom ging het me. Om dat betoog op de avond zelf opnieuw te denken, dat had zin en betekenis voor mijzelf, voor de spelers en voor de toeschouwers. En daar hadden we een, zeker voor Duitsland, totaal ongebruikelijke vorm voor gevonden.

Verschillen in opvattingen over de lezing van het stuk waren er nauwelijks tijdens de repetities, zelfs over mijn aanpak niet; René bewonderde die. We waren, soms tot ergenis van de acteurs, het meestal met elkaar eens en vulden elkaar aan (regie in stereo noemde een van de actrices het schertsend). Natuurlijk zijn er wel verschillen in aanpak, stijl en strategie van theatermaken, maar om die verschillen was ik juist gevraagd. Om nu te doen alsof ik een conventionele regisseur ben, die slechts de gebaande paden van het theatermaken bewandel, is grotesk.

René is door mijn meedogenloze lezing van zijn stuk aan zijn schrijverij gaan twijfelen. Dat was absoluut mijn doel niet, maar er lijkt me in het kader van wat hij hierboven in 'Deel 2' zegt (alle posities opnieuw te overdenken) ook niks op tegen.

Dat hij als bescherming van die twijfel voor de grote ingreep van een speelverbod heeft gekozen, weerspreekt volledig zijn eigen (juiste) verklaring voor een beweeglijke opstelling van iedereen die bij theater betrokken is.

Deze tegenspraak moet hij verbloemen en daarvoor dient dit vlammend betoog, helder en juist op zichzelf, maar mistig als verklaring voor de castrerende ingreep waarmee hij de openbare discussie over de voorstelling heeft uitgesloten.

Jan Ritsema

62

•M etcetera 95


Development and design by LETTERWERK