The role of the artist is to disappear.': Over de labyrinten van Enrique Vargas
Katleen Van
The role of the artist is to disappear.'
OVER DE LABYRINTEN VAN ENRIQUE VARGAS
Enrique Vargas (links) en
foto
Ars moriendi/
Hoewel geur en andere zintuigen nog steeds centraal staan in zijn werk, lijken de poëtische voorstellingen die Vargas nu maakt op het eerste zicht de tegenpool van dit politiek actietheater. Toch is zijn theater nog steeds politiek, al heeft hij de shock ingeruild voor de suggestie: enerzijds omdat hij de toeschouwer/bezoeker via zintuiglijke ervaringen wil transformeren tot een 'ander' iemand, anderzijds omdat hij, zoals
De paradox van Vargas' theatertaal is net die combinatie van een (utopisch) geloof in een bevrijd lichaam en het centraal plaatsen van het energetische, performatieve lichaam zoals dat gebeurt in het postdramatische theater. Vargas, kind van
Waarom is
Zoals
Less is more
Is meestal de eerste opmerking die Vargas geeft na een improvisatie. Zijn theater vertrekt van de lege ruimte. Bedoeling van de improvisaties is die ruimte in te vullen met je eigen verbeelding, bijvoorbeeld door opdrachten als 'vertel een verhaal met twee vingers'. Vargas zelf, die nochtans niet gelooft in educatie in de zin van aanleren, doet het één keer voor, als hij met een touw een verhaal over een fietser in het
De kracht van het niets, van de suggestie, daar gaat het om. Een opgeschorte lezing, zodat je niet meer leest maar beleeft. Vargas: 'Het sterkst is wat ik niet zag: een gesloten
etcetera
29
deur, voetafdrukken in het zand'. Tijdens de repetities wordt er enkel gewerkt met wat in het leegstaande
Het doel van de lege ruimte is echter wel ingevuld. Sleutels in Vargas' theatertaal zijn immers duisternis - om daarna beter te zien -, stilte - om daarna beter te horen, en eenzaamheid of alleen-zijn - om het collectiviteits-gevoel te versterken. Zoals bij
Zintuiglijk ervaringstheater
Vargas' esthetica stoelt op een wantrouwen ten opzichte van woorden. Hij wil geen informatie overdragen, maar ervaringen creëren. Voor een theoretica als ik was het erg confronterend om informatie niet buiten maar in
l30 9®B etcetera 88
mezelf op te sporen, en 0111 dat te doen via oefeningen - zowel spelletjes als improvisaties - in zintuiglijkheid. Aan elkaar ruiken bijvoorbeeld. Door dergelijke kleine impulsen kan je je volgens Vargas iets herinneren dat je niet meer wist. Of waarvan je nooit geweten hebt dat je het wist. Vanuit een transcendentiege-dachte gaat hij, onder invloed van
op
Tijdens een blind-and-guide-spel werden we twee-aan-twee de drukke straat (inclusief
tram) opgestuurd: iemand is geblinddoekt, de andere begeleidt.
De tastzin, volgens de
ner ik me de warme buik van de archetypische moederfiguur/spinnenvrouw (in de 'geboorte'-kamer) en haar warme handen die de mijne lazen. Aan die kleine details besteedt Vargas veel aandacht. Zintuiglijke ervaringen die met nabijheid te maken hebben, kunnen immers snel afkeer in plaats van aantrekking oproepen.
synesthesie
Vargas ziet het lichaam als één groot zintuig. In zijn theater versmelten verschillende zintuiglijke indrukken samen tot een amalgaam van synesthetische sensaties.
Het proeven neemt wel een aparte plaats in en benadrukt meestal de collectiviteit. In Vargas' labyrint Oraculos, te gast op
Topos-analyse
In renaissance-kunst worden de zintuigen vaak ruimtelijk voorgesteld als de vijf wegen die naar het centrum van de stad, de deugd of de wijsheid, leiden. Tussen de wegen in bevindt zich dan het bos of het oerwoud: zonden die verbonden zijn met de zintuigen. Vroeger nog, bij Lucretius al, worden de zintuigen voorgesteld als vensters van de ziel.
Ook Vargas gebruikt de ruimte als metafoor voor het zoeken naar het diepere, al is er in zijn labyrint geen centrum. In een doolhof moet je willen verloren lopen, je zekerheden willen opgeven. Desoriëntatie is dan ook een belangrijke tooi. In Oraculos werd gebruik gemaakt van een spiegelpaleis, in een proefla-byrint in Gent (maart 2002) werd door reflectie van spiegels de illusie gecreëerd dat je met je voeten op het plafond liep. Tijdens het Time Festival werd je rondgedraaid tijdens de 'dodendans' ('om vooruit te gaan, moet je achteruit kunnen gaan'), om vervolgens op een fluwelen plaat gelegd te worden die achterwaarts kantelde, en uit te komen in een indrukwekkende galaxia. Maar ook voordat je deze kamers betreedt, voel je je al herhaaldelijk verloren, ook al helpen handen in het duister je soms op het 'juiste' pad te blijven. Het is alsof je door de duisternis elk gevoel voor ruimte en tijd verliest. Ook al had ik al een labyrint bezocht en een workshop gevolgd, toch voelde ik me tijdens de tocht soms echt verdwaald. Hoewel elke bezoeker ongeveer dezelfde tocht aflegt, reconstrueert ieder voor zich bovendien de opeenvolging van kamers anders en heeft haast niemand aan het eind enig benul van de duur van de trip. Alles smelt samen als in een roes: lichtheid en verheviging (angst) slaan de handen in elkaar.
In La poétique de l'espnce (1972) stelt de
Een van de uitdagingen van de workshop was om de intimiteit van het labyrint te verplaatsen naar een buitenruimte en voor een grote groep mensen. Hoe kan je omgaan met zintuiglijkheid op een druk marktplein? Moet je iedereen erbij betrekken of juist niet? Tijdens de improvisaties werkten we vaak met overgangen van buiten naar binnen en bleek hoe moeilijk het was die intimiteit in groep te laten plaatsvinden: vaak ging het toch nog om een één-op-één-relatie tussen acteur en bezoeker, waardoor er te lange wachttijden ontstonden. Het idee om het publiek een tocht door Gent te laten maken vooraleer het labyrint te betreden, en zo op een poëtische manier iets te zeggen over het collectieve bewustzijn van leven en dood in Gent, is een pad dat Vargas zelf verlaten heeft, maar dat wel terugluvam in het openbaar onderzoek in de
Kinderspel
Overgangsruimtes zijn voor Vargas belangrijk om de juiste verwachtingen te creëren. Tijdens de workshop wordt veel tijd besteed aan het framen van de ruimte. Wanneer gaat chaos (bijvoorbeeld het vallen van een hoop stokken) over in een spel (zoals het mikado-spel)? Hoe krijgt een lege kamer in het labyrint betekenis door de invulling van de kamer ervoor en die erna? De verwachting die je creëert bepaalt de hele sfeer van een ruimte: geluiden die angst oproepen, doen je in een andere context over liefde mijmeren. De sfeer die Vargas wil oproepen is een verlangen naar de kindertijd. Vandaar dat het labyrint begint met een 'dislocatie': in een eerste ruimte word
je via kinderspelen en het uitdoen van de schoenen teruggevoerd naar een onbezonnen tijd, laat je het dagelijks leven achter je. Tijdens het Time Festival begon die dislocatie al vroeger, in het meeting point, waar kunstenaar William Phlips een oude fabriek transformeerde tot magische plek, een lemen doolhof met kassa, restaurant en graf- en speelheuvel.
Na de 'dislocatie'-kamers, kom je terecht in een spel vol 'spanning, verleiding, nieuwsgierigheden en angsten',4 om tot slot, vooraleer je het labyrint verlaat, in de decompression-kamer, langzaam terug te keren naar de gewone wereld: je kan er iets opschrijven, iets drinken, je schoenen weer aandoen. In Gent werd je uitgeleide gedaan door een acteur/bewoner die een papier met je 'eigenlijke', 'oorspronkelijke', 'lichamelijke' naam - je voet- en duimafdruk - aan een ballon vastmaakte. Het contrast tussen het pikdonker van het labyrint en het loslaten van de ballon in een helblauwe, onmetelijke hemel: misschien is het wat voor de hand liggend, maar het werkte wel.
Het labyrint is een spel, een aparte wereld waarin eigen regels gelden. Vargas maakt theater vanuit zijn interesse voor kinderspelen, mythes en rituelen. Zijn lijfboek is Huizinga's Homo Liidens, een studie van het spelkarakter van cultuur. 'Om poëzie en spel te verstaan moet men de ziel van het kind kunnen aantrekken als een toverhemd en de wijsheid van het kind aanvaarden boven die van de man', zegt Huizinga al in 1938. Het wezen van het spel is volgens hem de intensiteit. Een primaire ontlading van energie, als een baby die kraait van plezier. De bezoeker van het labyrint kan niet anders dan volledig meegaan in het parcours, zoals een kind volledig opgaat in het spel met zijn pop. Tijdens het spelen bestaat enkel wat gerepresenteerd wordt; het gaat om een volledige transformatie: een kind dat zich verkleedt wil niet ontmaskerd worden, maar wil dat het personage dat hij speelt, herkend wordt. Bovendien, zo zegt hermeneut Gadamer, is niet het oplossen van een opdracht het doel van het spel, maar het ordenen en vormen van de beweging zelf. Hij vindt het wezen van het spel - en zo ook van het kunstwerk - terug in het oneigenlijke gebruik van het woord: zoals in een 'spel van licht' of een 'spel van golven' is het doel van het spel niet de oplossing van een opdracht, maar het ordenen en vormen van de bewegingen, van het spel zelf.
Misschien zijn volwassenen hier minder toe in staat dan kinderen. De reactie van vol-
wassenen op de labyrinten van Vargas bijvoorbeeld is dat het slechts leuk is voor één keer. Kinderen kunnen een spel blijven spelen, sommige volwassenen hebben telkens de uitdaging van een nieuw spel nodig.
Slaagt het labyrint in zijn doel? Is het een intense poëticale grenservaring? De meeste reacties van mensen die voor het eerst het labyrint bezochten, zijn hevig en spreken van een nooit meegemaakte en niet te verwoorden ervaring. Maar reacties zijn snel extreem wanneer andere zintuigen dan oren en ogen worden aangesproken. Zowel ervaringen als zintuiglijke indrukken vervallen snel in consumentisme. Het labyrint wil daaraan ontsnappen door het persoonlijke aan het collectieve te verbinden. Een kick is ook een grenservaring: wanneer men raakt aan de dood bij een sprong uit een vliegtuig, resulteert dit in een verhoogd levensgevoel. Door grenservaringen in een ruimer verband te plaatsen, wil het labyrint meer zijn dan een kick of belevenis: 'Onze doden zorgen voor een collectief bewustzijn, en door de essentiële en existentiële band tussen het individuele leven en de collectieve geschiedenis te verbreken, wordt het makkelijk iemand te manipuleren.(...) Een festival over de kunst van het sterven betekent ook dat we ons kleine steentje bijdragen aan het herstellen van het evenwicht, aan de noodzakelijke band tussen individu en collectief verleden, tussen leven en dood.'5
Het is duidelijk dat het labyrint niet enkel speelt met grenservaringen, maar zich ook op een grens bevindt. Ik vond de labyrintische ervaring in Gent sterker dan die van Oraculos. Enerzijds omdat ik minder gelijmd werd en meer verloren liep. Anderzijds omdat ik de archetypische beelden en figuren die ik tegenkwam onmiddellijk en intuïtief verbond met mijn persoonlijk leven. Zo bracht de kamer waarin je voetsporen in het zand volgt en onbewust op kinderlijkjes trapt, me terug naar de dood van mijn nichtje, dertien jaar geleden in een verkeersongeval. Het feit dat 1
mei, de dag dat ik het labyrint bezocht, ook haar verjaardag was, en dat ik tijdens de workshop zelf meegewerkt had aan deze improvisatie zonder die linken te leggen, maakte deze ervaring erg confronterend. Een beeld dat algemeen aantoont wat voetstappen kunnen aanrichten, werd voor mij erg persoonlijk.
Voor Vargas is leven een oefening in de dood. 'Het uiteindelijke gebaar oefenen we elke dag.' Niet de anekdote, maar het laten gaan, het genereus zijn, daar gaat het voor hem om. Die generositeit straalt af van elke bewoner van het labyrint. Je wordt subject en object van een ervaring die je je wonderlijke blik teruggeeft. Vargas' voorstellingen zijn een unieke mix van participatietheater gekoppeld aan een rijke verbeelding en emotie. Liever nog had ik dat hij me wat vrijer liet, me de volgorde van de kamers zelf liet kiezen, me nog meer mijn eigen verbeeldingswereld liet creëren. Maar ik ben erg blij dat ik door hem de wereld wat meer beleef als
Bibliografie
Bachelard, Gaston, La poétique de l'espace,
J. Huizinga, Homo Llldens,
1
2 Ik baseer me op de analyse van
3 Filosofen die het tactiele of haptische benadrukken, kanten zich meestal ook tegen het primaat van het visuele. Zo pleit
4 Enrique Vargas in gesprek met Nele Decock en Maarten De Pourcq,' You do the work and the work does yon, janus, december 2002
5 Vargas in het
l32 9®B etcetera 88
Auteur Katleen Van Langendonck
Publicatie Etcetera, 2003-09, jaargang 21, nummer 88, p. 29
Trefwoorden vargas • labyrint • tocht • labyrinten • time • spel • enrique
Namen Acec-gebouw • Amsterdam • Amélie Poulain • Andesgebergte • Archeologie van • Aristoteles • Aristoteliaanse • Ars vivendi • Art Point M • Belgische • België • Benjamin Verdonck • Berlijn • Colombiaanse • DE TAST • Daniël Spoerri in Diisseldorf • Davis Freeman • De Balie • De Eat Art • De Standaard • Deel van • Derrida • Eat Art-beweging • Fenomenologie van • Franse • Gaston Bachelard • Geert Opsomer • Gentse • Gilles Deleuze • Grietje • Grotowski • H-G Gadamer • Haarlem • Harry Haller • Hermann Hesse • Idealiter • Jung • Kaprow's'Sweet WaH'(1970 • Klapstuk 1999 • Kris Verdonck • La MaMa • Langendonck • Lieven • Luce Irigaray • Marquez • Maurice Merleau-Ponty • N.V. • New Age • New York • Performance Art-beweging • Peter Verhelst • Presses Universitaires de France • Ruimte • Stephan Desmet • The Memory ofWine • Théâtre Vingt-Sept • Time Festival Magazine • Time en Nieuwpoorttheater • Truth and Metliod • Vietnam-oorlog • Vlaamse • Walter Benjamin • Wensen • Willink • Zuid-Amerikaanse
Development and design by LETTERWERK