Archief Etcetera


'Waarom kijken we niet gewoon naar de oorlog der landschappen?'



'Waarom kijken we niet gewoon naar de oorlog der landschappen?'

Op een druilerige dag in januari, een paar weken voor de première in het Kaaitheater, werden drie Müller-dramaturgen (dr. L. van den Dries, dra. M. van Kerkhoven en de ondergetekende drs. M. Otten) opgetrommeld om hun geestelijk licht te laten schijnen over de talloze duistere implicaties in De Opdracht van Heiner Müller, en dit ten behoeve van de drie acteurs, Bea Rouffart, Dries Wieme en Dirk Roofthooft. Regisseur Jan Ritsema completeerde de berg boekenwijsheid.

Drie videocamera's stonden opgesteld om onze gezamenlijke intellectuele implosies voor het nageslacht te bewaren. Het geheel zou worden gemonteerd en eventueel gebruikt tijdens de voorstelling. Ik hield mijn hart vast: Müllers taaiwoestijn bevloeid door ons IQ... Eerst kregen we een band voorgeschoteld van een repetitie: de acteurs gingen een gigantische worstelwedstrijd aan met de tekst, een sombere deken was over het geheel uitgespreid. Het kakelende commentaar van Ritsema was iedere keer: 'Helder... lichtjes... transparant...' Ik dacht er het mijne van.

Met een gezonde dosis wantrouwen stapte ik af op een van de try-outs. Ik werd resoluut door Ritsema teruggeblaft in mijn hok vol vooroordelen. Hij was er daadwerkelijk in geslaagd de felbegeerde helderheid op het podium te zetten met een vlotte dosis humor, waarbij hij als het ware en passant de door hem zo verfoeide vierde wand doorbrak.

Nadien heb ik de voorstelling nog drie maal bezocht. Ik merkte dat ik behoorlijk in het ootje was genomen met het zogenaamd doorbreken van die vierde wand en ik viel ook een keer in slaap, nota bene bij een voorstelling waar ik Heiner Müller in eigen persoon naartoe had gesleept. Toch ontdekte ik elke keer dank zij de losse, open speelwijze andere accenten in de tekst, waardoor ik de tekst beter ging begrijpen. Dat klinkt misschien vreemd voor iemand die Müllers werk vertaalde. Ik geef graag toe dat ik van sommige teksten geen barst begrijp (v.b. ' Beeldbeschrijving'). Als vertaler ga ik dan puur grammaticaal te werk, aan de hand van naamvallen en zinsbouw, en vertrouw ik op mijn kennis van het Mülleriaanse taallandschap; ik reconstrueer als het ware de tekst in het Nederlands.

Met 'De Opdracht' ben ik meer gevoelsmatig te werk gegaan, de tekst is grammaticaal niet zo complex, de moeilijkheidsgraad zit in de beeiden. Vele zijn zo gigantisch, dat ze mijn begrip te boven gaan. Soms zijn ze zo plat, dat ik me achteraf wel voor mijn hoofd kan slaan dat ik er niet eerder opgekomen ben.

Ritsema slaagde erin om het mitrailleurvuur van de beelden uit De Opdracht helder en transparant te maken en daar ben ik hem zeer erkentelijk voor, want nu snap ik tenminste wat ik zo'n twee jaar geleden heb vertaald. Een claus die mij bijvoorbeeld al jaren achtervolgde is: 'Waarom zijn we er niet gewoon en kijken we naar de oorlog der landschappen?' Nu weet ik dat Muller weer speelt met de factor Tijd, iets wat als een leidmotief in zijn werk voorkomt. Muller neemt niet deel aan de handeling, hij is de passieve observator, die alles overlaat aan de loop der geschiedenis, waarbij voor hem duizenden jaren een scheet in het heelal vertegenwoordigen. Met het langzame verglijden van het landschap wordt de geschiedenis van de mens in perspectief gebracht: de mensheid in haar geheel als onbeduidende factor en het individu als toeschouwer der gebeurtenissen. Het individu dat geen verandering kan aanbrengen aan zijn omgeving: de machteloze Hamlet die geen wraak wil nemen, Debuisson die de revolutie niet wil dragen, Muller die ieder stuk speelgoed als een gefascineerd kind van alle x kanten bekijkt, het daarna doelloos in de hoek gooit en het welwillende bezoek in verbijstering achterlaat. De overeenkomst tussen deze drie figuren is, dat zij allen liefst roerloos in een hoekje van de kamer willen zitten kijkend naar 'de oorlog der landschappen'. Ritsema zorgde voor een feest der herkenning.

Müllers teksten zetten een denkproces op gang, dat niet gauw afgesloten wordt. Dit denkproces is een integraal onderdeel van de voorstelling en de toeschouwer wordt gedwongen mee te gaan in de belevingswereld van de acteur: de toeschouwer als onderdeel van de voorstelling, het ideaalbeeld van vele regisseurs. Het beste kan dit geïllustreerd worden aan de hand van het fameuze tussenstuk Der Mann im Fahrstuhl.

Dirk Roofthooft begint deze tekst al mimend, als iemand die een doodnormale afspraak heeft op een of ander kantoor. Toch is hij een 'Fremdkörper' in zijn omgeving en naarmate het verhaal vordert gaat de omgeving met hem aan de haal en staat Dirk hulpeloos op zijn formicatafeltje te gesticuleren over datgene wat hem overkomt en waarover hij geen zeggenschap heeft. Soms mondt dit uit in een hilarische interactie met het publiek: "Ik verlaat de lift als hij weer stopt (...) en zonder opdracht sta ik op een dorpsstraat in Peru...", Muller als komedie -schrijver is een thema waar nog heel veel over gedicussieerd kan worden. Deze Opdracht is het levende bewijs geworden van Müllers geliefkoosde uitspraak: 'Mijn teksten zijn direct, helder en precies.' Hij vergeet daarbij gemakshalve vaak, dat de weg om zijn teksten helder te maken heel wat obstakels kent die hij zelf nonchalant om zich heen heeft geworpen.

Het ligt in de lijn der bedoelingen dat zijn nieuwste stuk, dat hij na jaren zwijgen aan het schrijven is, zo'n slordige 200 pagina's zal tellen. Zet u schrap!

Marcel Otten


Development and design by LETTERWERK