Een tekst die eigenlijk al lang in extenso in dit blad had moeten verschijnen - omdat hij 20 ontegensprekelijk over theater gaat ronder over theater te gaan -- is de inleiding tot
Ik weet niet van wanneer die tweede druk dateert, maar blijkens een notitie op het schutblad werd het boek in 1940 gekocht door ene mijnheer
Dit gezegd zijnde veroorloof ik mij hierbij een stuk huiswerk van
"Uit de hoogste stijlspanning wordt het tragische geboren, In 's menschen lotsbestemming zelf is alles tragisch. Denk aan de woorden van Job. "Hier hebben de boozen het woelen gestaakt, hier vindt hij, wiens kracht uitgeput is, rust''' en gij ziet aan uw voeten hel wriemelende, parende, etende, biddende menschdom en daar naast een stortplaats voor hen wier laatste kramp tot stilte gekomen is. Stijl staat in nauw verband met de muziek, die gegroeid is uit de menschelijke stem waarmede gejuicht en geklaagd werd vóór dat zwart op wit bestond. En het tragische is een kwestie van intensiteit, van maat en harmonie, van rustpunten, een afwisseling van gejubel met tento's en gongslagen, van eenvoud en oprechtheid met sardonisch grijnzen.
Hier hebt gij een zee en daar boven een lucht. Eerst is de blauwe hemel één reusachtige heerlijkheid. Wie vertrekt van een blauwe lucht moet er toe in staat zijn die lucht zóó blauw te scheppen als nooit eenige lucht in werkelijkheid geweest is. De toeschouwer moet dadelijk getroffen worden door het merkwaardige blauw van dat uitspansel» zonder dat hem gezegd wordt "die lucht is zeer, zéér blauw". Hij heeft immers zelf een ziel die hem dat zegt, want stijl is alleen bevattelijk voor die een ziel hebben.
Die lucht moet zoo lang blauw en ongerept blijven tot het blauwe volkomen in zijn wezen is doorgedrongen. Echter niet TB lang, anders denkt hij "ja, die lucht is blauw, daar gaat niets van af, ik weet het nu". En hij keert uw lucht den rug toe om weg te zinken in overwegingen die op zijn persoonlijk peil staan. En is hij eenmaal uit je klauwen, dan krijg je hem geen tweede maal op de plaats van waaruit hij toekijken of toevoelen moet, ten minste niet met een tweede blauwe lucht. Hoe intenser het blauw hoe beter, want des te spoediger is hij er vol van. (...) Als nu de blauwe heerlijkheid lang genoeg heeft geduurd, dan komt een eerste wolkje waardoor hij merkt dat hij daar niet staat om tot aan 't eind van zijn dagen op die blauwe lucht te staren. En geleidelijk slinkt het blauw tot één chaos van wolkgevaarten. Een gongslag kondigt de eerste wolk aan en een nieuwe slag telkens een stoet van nieuwe gevaarten.
De eerste gongslag speelt een leidende rol, zoals de eerste geboorte in een gezin. De anderen worden precies zoo geboren, maar men went aan alles, ook aan bevallen, en de verrassing wordt geleidelijk zwakker. Die eerste gongslag moet komen als alles rein en blauw, liefde en geluk is, als men zich aan alles verwacht behalve aan een gongslag. Hij moet waarschuwen, hij moet hinderen, maar niet doen schrikken. Iets als het "broeder, gij moet sterven" van die monnikken, op een zomerschen middag. Hij moet o zoo zacht gegeven worden. De man moet zich afvragen wat of dat was? Was dat óók gejubel, dan was het een rare manier van doen. Hij moet, na dien eersten gongslag, de blauwe lucht gaan wantrouwen als een die plotseling iets aan 't eten proeft of in 't vreedzame gras iets ziet bewegen bij volkomen windstilte.
Hij moet zich afvragen of hij niets verdachts heeft gehoord en of dat ginder ver nu geen wolk is. 't Is wenschelíjk dat hij even later tot de conclusie komt dat het geen gongslag was, maar iets dat haperde in de keel van die doende zijn te jubelen. Dat kan alleen worden bereikt als de eerste slag zacht gegeven wordt en niet te lang aanhoudt. (...) Is die eerste gongslag te luid, dan kan niets meer komen dat nog indruk maakt. Hij denkt dan "zoo, is het dáárom te doen? Vooruit dan maar". En meteen stopt hij zijn ooren dicht. Of hij bevecht uw kermiskabaal met eigen wilskracht en houdt zijn ooren wijd open, wetend dat hij dadelijk niets meer hooren zal. Want een aanhoudend sterk geluid is gelijk aan volkomen stilte. (...) Als nu die rare blauwe lucht nog even geduurd heeft, volgt een tweede slag. Die man van je
Hij weet niet dat die slag nu niet komen mocht, omdat het blauw vergeten is, omdat de indruk van het blauw uit zijn ziel is gewischt. En die slag op zich zelf is het doei niet. Het doel is het blauw EN de slag. het blauw als de slag verwacht wordt en de slag als men het blauw opnieuw begint op te zuigen. (...) En als de toeschouwer het blauw voor de tiende maal heeft gezien, telkens voor een kortere spanne tijds, en denkt "ja, nu weet ik het, 't is te doen om een voortdurende afwisseling van blauw en wolkgevaarten", DAN komt de stag. Hij dreunt dwars door zijn lichaam en stippelt zijn huid. (...)
Hij denkt "dat tap je me niet meer" en maakt zich gereed om den volgenden stag het hoofd te bieden. (...) Hij vergist zich, dat was DE slag. Hij zit daar nog als er niets meer Ís, geen gongslagen en geen wolkgevaarten. Zelfs geen blauwe lucht meer. Hij sluit je boek en gaat heen, zijn hoed vergetend. Onderweg blijft hij even staan en mompelt: "was me dát een geschiedenis". Hij keert zich nog eens om, gaat dan droomerig verder en verdwijnt aan den horizon. De spanning van het tragische heeft zijn ziel aangeraakt, In de natuur zit het tragische Ín *t gebeurde zelf. In kunst zit het meer in den stijl dan in wat er gebeurt. Ben haring kan tragisch geschilderd worden, al zit er aan zoo'n beest niets dat tragisch op zichzelf is. Daarentegen is het niet voldoende te zeggen "mijn arme vader is dood" om een 'tragisch effect te bereiken." (...)
"Van af den aanhef (...) moet men het oog houden op het slotakkoord, waarvan iets door 't heele verhaal geweven moet worden, als het
In kunst mag niet geprobeerd worden. Probeer niet te schelden als gij niet toornig zijt, níet te schreien als uw ziel droog staat, niet te juichen zoolang gíj niet vol zijt van vreugde.
Men kan probeeren een brood te bakken, maar men probeert geen schepping. Men probeert ook niet te baren. Waar zwangerschap bestaat volgt het baren van zelf, ten gepasten tijde."
Wat jammer toch dat het gros van onze theatermakers van deze Elsschot geen kaas gegeten heeft.
Auteur Wim Van Gansbeke
Publicatie Etcetera, 1989-03, jaargang 7, nummer 25, p. 55
Trefwoorden blauw • gongslag • lucht • slag • kaas • blauwe • elsschot • denkt • gongslagen
Namen Amsterdam • Bons de Ridder • Etcetera • Jozef Cantré • Kaas van Willem Elsschot • Leitmotiv • Mauw • N.V. • Van Holder • Wim Van Gansbeke • ZIET
Development and design by LETTERWERK