Archief Etcetera


De correctieven van de Raad van Advies voor Toneelkunst



De correctieven van de Raad van Advies voor Toneelkunst

Gunstig, ongunstig, neutraal

De nieuwe Raad van Advies maakt werk van zijn belofte het theaterdecreet aan te zuiveren. Het advies kreeg het fiat van Poma en werd, in volle zomertijd, openbaar gemaakt. Jef De Roeck ontleedt de recente beslissing, zet de cijfers op een rij en geeft commentaar.

De eerste berichten, in juli jl., wekten verbazing en, bij sommigen, tandengeknars: de Vlaamse Regering had zich op voorstel van Gemeenschapsminister van Cultuur, Karel Poma, "grotendeels geschaard achter de Raad van Advies voor Toneelkunst, die voor het speelseizoen 1984-1985 de erkennings- en subsidiëringsmodaliteiten voor de toneelgezelschappen had voorgesteld" (mededeling van het kabinet van de voorzitter van de Vlaamse Executieve, dd. 4 juli 1984). In totaal werden 33 instellingen erkend: 4 in categorie A (repertoiregezelschappen), 3 in B (spreidingsgezelschappen), 8 in C (kamergezelschappen) en 18 in D (gezelschappen voor experimenteel toneel en vormingstoneel). Onder die 34 waren er 5 die voor het eerst of onder gewijzigde vorm werden erkend: Ensemble-Bent (Bree), Nieuw-Ensemble-Raamthea-ter (Antwerpen), Schooljeugdtheater (Sint-Genesius-Rode), Limburgs Project Theater (Beringen) en Theater Poëzien (Gent). De volledige lijst wordt hierbij afgedrukt in tabel I, die ook de toegekende subsidie en het aantal erkende betrekkingen aangeeft.

Tot zover niets aan de hand: dat verloopt allemaal volgens de geplogenheden waarmee het Vlaamse beroepstoneel vertrouwd is geraakt sinds het theaterdecreet van 1975 de rijkstoelagen regelt. Ook dat twee instellingen, Kroontheater (Hasselt) en De Kelk (Brugge), geschrapt werden, ligt in de logica van het theaterdecreet. Bij de eerste instelling was de financiële put zo diep dat hij volgens de Raad van Advies (RAT) niet kon gedempt worden met "de ter beschikking zijnde middelen en de vigerende subsidiëringstechnieken." De andere instelling blijkt bijna uitsluitend als receptief theater te functioneren, zonder "betekenisvolle beleidsnota." De RAT vroeg minister Poma wel "met de grootste zorg de menselijke problemen die verbonden zijn aan het beëindigen van de subsidiëring op te vangen en te begeleiden."

De verbazing --c.q. het tandengeknars-- ontstond vooral toen bekend werd dat de RAT beoordelingscategorieën had bedacht en daaraan financiële consequenties had vastgeknoopt: 'ongustig', 'neutraal' en 'gunstig'. Voor de buitenwacht was het niet duidelijk waarom het oordeel over bepaalde gezelschappen 'ongunstig' was, terwijl het voor andere, die het ogenschijnlijk niet beter deden, 'neutraal' of zelfs 'gunstig' uitviel: b.v. KNS ongunstig, KVS neutraal; MMT gunstig, Antigone ongunstig; HTP ongunstig, Poëzien gunstig, enz. De appreciatie gold echter niet alleen het artistieke niveau.



De RAT bekeek de subsidie-aanvragen vanuit drie invalshoeken: 1) de door de gezelschappen zelf ingediende dossiers met beleidsnota's, statistische gegevens en inhoudelijke en organizatorische vooruitzichten; 2) het verslag van de rijksadministratie over de situatie van elk gezelschap; 3) het artistieke niveau.

Bij deze laatste invalshoek werd gelet op enerzijds de relatie tussen de geproclameerde beleidslijn en de feitelijke invulling ervan en anderzijds op de communis opinio over het bereikte peil, zoals die kon worden opgemaakt uit persoonlijke ervaringen van leden van de RAT en uit de appreciaties van toneelcritici en publiek.

Bij de evaluatie van het management werd aandacht besteed "aan de bedrijfsvoering, de verhouding tussen personeelskosten en totale produktie-kosten, de verhouding tussen totale uitgaven en eigen inkomsten, het personeelsbestand en -beleid, en de relatie tussen de energie en de financiële middelen ten aanzien van het bezoekersaantal. Deze laatste parameter werd uiteraard steeds gerelateerd tot het soort theater dat men wil brengen."

Bovendien hield de RAT ook rekening met factoren als eigen dramaturgie, opvoering van origineel nederlandstalig werk, eigen profiel, creativiteit, prestatieniveau en -volume van acteurs, enz. Bij dit alles stonden de RAT steeds de eigen doelstellingen van de betrokken instelling voor ogen; in functie daarvan was de redenering voor A-gezelschappen anders dan b.v. voor de D-categorie.

Met deze elementen in handen kan de buitenstaander die het Vlaamse theaterlandschap enigermate kent, gaan vermoeden wat de beoordeling van bepaalde gezelschappen gunstig of ongunstig heeft beïnvloed. De gezelschappen zelf zullen wel weten waar hun schoentje wringt. Willekeurig is het beoordelingswerk van de RAT ongetwijfeld niet geweest. Inzicht in het consequente karakter van zijn advies krijgt de buitenwacht echter niet zolang de argumentatie voor elk afzonderlijk geval niet openbaar wordt gemaakt.

Brief

Aan de ongunstige beoordeling van bepaalde gezelschappen, die in "een verstarde en vergroeide situatie" verkeren, heeft de RAT een conclusie over langere termijn verbonden: voor 1985-1986 komt er geen erkenning en subsidiëring meer, "als er niet drastisch ingegrepen wordt in het beleid van het gezelschap ten gunste van het artistieke niveau, de programmatie en/of de financiële situatie". Minister Poma heeft dat in een brief aan de betrokkenen meegedeeld. Hij neemt zich voor, zo staat het er, "alle subsidiëring voor uw gezelschap per 1 juli 1985 op te heffen." Die instellingen moeten opnieuw een dossier indienen. Tegen 15 januari moet de RAT een definitief advies verstrekken, gebaseerd op de prestaties van de gezelschappen in het tweede semester 1984 en op hun beleidsvisie en programmatie voor 1985-1986. De minister heeft de RAT gevraagd inmiddels voorrang te geven aan het bezoeken van voorstellingen van die gezelschappen (en hij is bereid de verplaatsingskosten daarvoor te betalen). "Het gunstige oordeel van de Raad," aldus Poma, "zal de conditio sine qua non zijn voor een terugkomen op mijn beslissing tot niet-erkenning en niet-subsidiëring voor 1985-1986." Duidelijke taal is dat. En de minister besluit: "Dit is nochtans de enige wijze waarop ik naar de toekomst recht kan laten wedervaren aan diegenen die vanuit hun visie op theater artistieke



prestaties en bedrijfsmatig rendement bereiken. Hierdoor wil ik de allengs opgetreden luwte in het theaterlandschap beleidsmatig helpen doorbreken."

Acht gezelschappen moeten deze brief ontvangen hebben: RVT, Anti-gone, EWT, Brialmont, Korre, Vertikaal, Tentakel, Merksems Kamertheater. Specifieke mankementen van geval tot geval worden er niet omschreven. De slimmeriken zullen terecht nadere toelichting vragen aan het kabinet. Voor een negende groep werd een aparte brief geformuleerd: De Mannen van den Dam, die niet zitten opgescheept met "een verstarde en vergroeide situatie." Zij gaven te weinig voorstellingen en worden ertoe aangezet het door het theaterdecreet vereiste aantal te halen.

Middelen

Geen enkel 'ongunstig' beoordeeld gezelschap krijgt dit jaar verhoging van weddetoelagen. De 'neutraal' beoordeelde gezelschappen genieten slechts een indexaanpassing (6%) voor de salarissen. De 'gunstig' beoordeelde krijgen bovendien een extrabedrag "in verhouding tot hun door de Raad als rechtmatig geëvalueerde aanvraag." Een gevolg kan zijn dat deze laatste instellingen meer personeel in dienst kunnen nemen, terwijl andere moeten inkrimpen.

Wat de werkingsmiddelen betreft, vond de RAT dat de vermindering ervan in de voorbije jaren (zie o.m. Etcetera, nr. 4, september 1983, pp. 40-41) "een gezonde spanning tussen de artistieke en de materiële input" vertekende. Daarom wilde hij een verhoging met 50% t.o.v. vorig jaar voor alle instellingen, ook de 'ongunstig' beoordeelde, uit de categorieën A, B en C (de D-gezelschappen komen daarvoor volgens het theaterdecreet niet in aanmerking). Tabel II toont om welke bedragen het gaat.

Uit de zgn. experimentenpot waaruit de minister toelagen kan putten "ter bevordering en aanmoediging van jeugd- en vormingstoneel, kleinkunst, mimekunst, poppenspelen, nieuwe experimenten en initiatieven op het gebied van het beroepstoneel en de toneelschrijfkunst," werden door de RAT ook een aantal instellingen met een 'gunstig' of een 'neutraal' advies bedacht. Bij de 'gelukkigen: De Witte Kraai (2.400.000 fr.) Stuc (1.200.000 fr.), Jan Fabre (1.200.000 fr.), De Verrukking (900.000 fr.), Eigentijds Podium (750.000 fr.), Operatie Zalm (540.000 fr.), De Engelenbak (400.000 fr.), Epigonenteater (360.000 fr.), Controverse, Paljas, Monoliet, Sjanteboetiek-Leen Persijn (elk 300.000 fr.), e.a.

Horens

Bij de met een 'ongunstig' gebrandmerkte instellingen die onder het theaterdecreet vallen, klonken de woordvoerders die Etcetera in de vakantiedagen aan de telefoon had, vanzelfsprekend niet bijster enthousiast. Er lijkt vooral behoefte aan meer informatie over de argumenten van de RAT. Sommigen kloegen erover dat zij niet werden gehoord. De RAT is zich daar volgens zijn voorzitter, Piet Jaspaert, van bewust: de RAT moest zich thans noodgedwongen beperken tot het 'horen' van de gezelschappen via hun dossiers; in de toekomst wil hij ook de betrokken mensen persoonlijk aanhoren.

De RAT, op 26 maart 1984 geïnstalleerd, beschikte slechts over een korte tijdspanne. Al voor einde mei verzond hij zijn advies aan de minister. Hij hoedde zich ervoor "te anticiperen op zijn later te formuleren visie" maar schrok er niet voor terug "een aantal correctieven die zich nu reeds opdrongen aan te brengen." De RAT wilde dat de gezelschappen zo spoedig mogelijk zouden weten waar zij aan toe waren voor het komende seizoen. Van zijn opdracht om het theaterdecreet te herdenken, zal hij pas deze herfst werk gaan maken.

Jef De Roeck


Development and design by LETTERWERK