Ravel en Colette : "L'Enfant et les sortilèges" in den Muntschouwburg

Willem Putman, 1926-06-19


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 294-304.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Raymond Rouleau : De... 1926-03-15

Ravel en Colette "L'Enfant et les sortilèges" in den Muntschouwburg.

Om de opvoering van dit nieuwe werk van Ravel, "fantaisie lyrique" in twee deelen, verdient het bestuur van den Muntschouwburg waarachtig een pluimpje, en dat geven we des te liever daar er inderdaad niet al te vaak gelegenheid toe is.

Het is een zeer mooi stukje, lief, beminnelijk, fijn, spiritueel, ontroerend, zacht... zeer zacht.

Het is een van die zeldzame zeer mooie dingen, die wij soms zoo lang moeten zoeken in het modern repertoire, maar om het ontdekken waarvan wij dan ook dubbel verheugd zijn.

Mijn eerste kennismaking met "l'Enfant et les sortilèges" dateert van verleden jaar, toen na de première te Monte Carlo, over het werk een artikel verscheen in het interessante weekblad "Spel en dans". Benevens de namen der auteurs, waren in bedoeld artikel twee dingen die mij onmiddellijk boeiden : een reproductie van de titelplaat, waardoor ik me dadelijk het genre van het werk kon indenken, en dan één enkel motief, waarvan de zoete melodie mij aanstonds won, en waaronder een tekst stond gedrukt, die mij deed droomen :

"Tu ne m'as laissé,

comme un rayon de lune,

qu'un cheveu d'or sur mon épaule..."

Dat deed mij naar het heele werk verlangen; zoo vind je vaak in modern werk van die volstrekt frappante dingen, die je ofwel definitief tegenvallen, ofwel je heelemaal beroezen. Dit was het geval met bedoeld "cheveu d'or sur mon épaule", dat manestraal werd in mijn fantasie en waarrond ik de "sortilèges" haar heksendans zag uitvoeren, vol ontstuimige bekoorlijkheid.

Ik werd niet ontgoocheld.

Het kind is lui en stout. Het is klein te midden van een omgeving, waar alle dingen buitengewone verhoudingen hebben aangenomen. Daar zijn : groote zetels, een houten hologekast met bebloemd kadran, gordijnen met er op een heele bergerie geschilderd, een kooi waarin een eekhoorntje gevangen zit, een groote breede schouw waarin een stil vuur even oplaait. De kat ronkt. Het is namiddag.

Het kind, zeer klein te midden van al deze dingen, bijt op zijn pennestok, krabt in zijn haar, en mort, wijl de muziek kalmpjes een monotone melodie inzet, met daarin een grillige dissonantie, onderlijning van 's kinds stemming. Ziehier deze stemming.

"J'ai pas envie de faire ma page

J'ai envie d'aller me promener,

J'ai envie de manger tous les gâteaux.

J'ai envie de tirer la queue du chat

Et de couper celle de l'Ecureuil.

J'ai envie de gronder tout le monde !

J'ai envie de mettre maman en pénitence."

Kan het juister en kan het vollediger ? Op het korte kinderlijke moeder-motief, schuift de moeder binnen, dat wil zeggen (want de verhoudingen moeten geëerbiedigd) : een rok, het onderste van een zijden voorschoot, de ketting waaraan een schaar hangt, en een hand. Deze hand gaat omhoog en de wijsvinger ondervraagt :

Il a fini sa page ?"

"Bébé a été sage ?

De moeder merkt de kwade luim van het kind. Zij ziet dat het huiswerk niet af is. Bébé wil niet antwoorden. Bébé wil niet om vergeving vragen.

"Voici le goûter d'un méchant enfant,

du thé sans sucre,

du pain sec."

en wijl het moeder-motief zich steeds verzoetend herhaalt, gaat het "kleed" weg en zingt nog ver een droeve stem :

"Songez surtout au chagrin de Maman !..."

waarop 'n explosie, een "frénésie de perversité", want het kind is volledig in zijn woede, zooals het absoluut is in zijn teederheid. Nu heerscht het kwade in zijn zieltje en het schreeuwt met taaie koppigheid :

"Ça m'est égal ! Ça m'est égal !

Justement j'ai pas faim

J'aime beaucoup mieux rester tout seul

Je n'aime personne ! Je suis très méchant !"

en accelerando stoot het kind het woord "méchant" uit als 'n leuze, ontplooit het als een vlag, wijl bizarre dissonantiën neerdruppelen (geen oogenblik doet de bizarrerie der muziek gewild aan, want zij hoort bij de stemming) en de vernielingsmanie van het kind illustreeren. Alles moet stuk ! Tas en theepot vliegen in scherven ! Het eekhoorntje en de kat krijgen het te verduren. De pook gaat in de vlammen en de waterketel wordt er over heen gestort. Het kind wapent zich met de pook als met een zwaard en woedend doorscheurt het de kleurige gordijnen. Daar opent het de groote horlogekast en bengelt aan den slinger tot deze afbreekt. Ten slotte worden ook alle boeken aan flarden gescheurd, en het kind juicht triomfantelijk :

"Hurrah ! Plus de leçons ! Plus de devoirs !

Je suis libre, libre, méchant et libre !"

Dan begint de reactie der dingen.

Het kind ziet met ontsteltenis den zetel bewegen.

We krijgen eerst een cake-walk van den loomen zetel, die rondwaggelt met een kleine "bergère Louis XV", als hield hij in zijn armen een licht en gracieus danseresje. Een potsierlijk menuet, waarbij vinnige bedreigingen worden geuit, want niemand zal nog de rust van het kind willen dienen, noch de zetels, noch de bank, noch de sofa, noch de rieten stoeltjes.

Vol angst staat het kind in een hoekje en kijkt.

Dit was nog maar de aanvang der hekserij. Nu komt namelijk de hooge klok aangewaggeld, en slaat monotoon, en zingt haar indrukwekkend klaaglied...

"Laisse moi au moins passer,

que j'aille cacher ma honte !

Sonner ainsi à mon âge !

moi, moi... qui sonnais de douces heures

Heure de dormir, heure de veiller,

Heure qui ramène celui qu'on attend

Heure bénie, ou naquit le méchant enfant."

Nu klinken twee menschenstemmetjes op van langs den grond.

De theepot vraagt : "How's your mug ?"

En de tas antwoordt : "Rotten !"

Fox-trott. Zooals het behoort neuriet de tas in 't Chineesch -- en we krijgen een smakelijke puzzle te hooren: "Keng-ça-fou, mah-jong, Sessue Hayakawa ! Ca-oh-râ!" Ravel duidt daarbij zeer geestig aan : "expressivo".

Heel zacht klaagt het kind -- met een begeleiding om te zoenen --

"Oh, Ma belle tasse chinoise !"

eerste uitdrukking van spijt.

Dan kronkelt een vlam op, en na een schitterend glissando, krijgen wij een aria van het vuur, satanische dans, achtervolging van het kind, dat schruwelt.

In den haard staat de grijze asch op. Spel tusschen vuur en asch, tot de vlam verdooft en, gehuld in grauwe nevels, neerzijgt.

Het kind beeft : "J'ai peur..."

Naieve muziek van pijpers en tamboerijnen. Fijne stemmetjes gichelen. De gescheurde gordijn gaat aan 't bewegen. "Tout un cortège de petits personnages peints sur le papier, s'avance, un peu riducules et très touchants."

Een innig-zoete pastorale weerklinkt. Soprani en tenoren begroeten malkander hoofsch op gezoem van contralti en bassen :

"Adieu, pastourelles.

Pastoureaux, adieu !

Nous n'irons plus sur l'herbe mauve,

Paître nos verts moutons."

Ze kunnen niet meer samen komen, want het kind heeft hunne mooie geschiedenis vaneen gescheurd :

"l'Enfant ingrat, qui dormait sous la garde

De notre chien bleu."

Het geluid der pijpers sterft uit -- en de bonte tocht is heengegaan. Het kind is alleen en schreit. Het legt zijn hoofd op de gescheurde bladzijden der boeken. Maar een dezer bladzijden wordt opgeheven als een grafsteen -- en uit het boek stijgt de beminnenlijke prinses der sprookjes.

Nu is alle geestigheid uit de muziek verzwonden.

Statig lento. De prinses zingt haar lied, een bladzijde zeer ontroerende poëzie (synthesis van alle sprookjes) op een rijke bewogen melodie, die dan eindigt in de zeer mooie zinnen, die ik bij den aanvang van dit opstel citeerde. Want de prinses is heengegaan -- en het kind steekt zijn verlangende armpjes uit naar haar, die het noemt : "le cœur de la rose, le parfum du lys blanc".

Dan breekt plots weer een gek akkoord deze verpozende harmonie. Het kind zoekt de prinses te vergeefs in zijn boeken. Alleen cijfers vindt het. En de ironie van Ravel paart zich hier bij die van Colette. Een kleine dwerg, gevolgd door een bende "cijfers" brengt het kind een brouhaha van vraagstukken. We kennen ze allemaal; ze herinneren ons de gekste plagerijen onzer schooljaren. Wie zou niet medelijden krijgen met dit bestookte kind, dat zoo geduldig de straf ondergaat van zijn luiheid.

"Deux robinets coulent

dans un réservoir.

Deux trains omnibusse

quittent une gare

à vingt minutes d'intervalle.

Une paysanne,

zanne, zanne, zanne,

porte tous ses œufs au marché !

Un marchand d'étoffe,

toffe, toffe, toffe,

a vendu six mètres de drap."

En zoo voort. De cijfers moeien er zich ook mee en maken het kind dingen wijs, waarvoor het versteld staat, o. m. dat zeven maal negen drie en dertig is ! Een woeste heksendans ontstaat, alle vraagstukken dooreen, alle cijfers dooreen ! Het kind zijgt neer en zucht terecht : "Oh! ma tête !"

Nog heeft het niet de rust verdiend. Want nu is de kat genaderd en wil spelen met het mooigelokte kopje "comme avec une pelote". En naïef vraagt het kind :

"C'est toi, chat ? Que tu es grand et terrible !

Tu parles aussi, sans doute".

De kat schudt ontkennend. Maar haar "Morna-ou" is voldoende om een extravaganten tweezang in te zetten met het wit katinnetje dat in den tuin miauwt. We zijn in den tuin. Het kattengejank sterft uit in den maneschijn...

Stilte. Maanlicht. Boomen. Bevende vedels. Daarin groeit langzaam een pittoreske insectenmuziek, wijl het plechtig motief der boomen blijft aanruischen als speelde ergens een onzichtbaar orgel.

Eén boom zingt dan, op trage kadans, het treurlied zijner wonde

"Celle que tu fis aujourdhui à mon flanc, avec Ie couteau dérobé..."

En al de boomen neuriën mee.

In deze statige en heerlijke omgeving is alles verwachting. Wat zal gebeuren ?

Een beweging van trage wals. Schrille arpèges.

Een vlinder komt aangezweven, en zingt op de langoureuze wals-kadans, het verlangen naar zijn liefje...

"Où es-tu

Je te cherche...

Le filet

II t'a prise..."

Het kind herinnert zich. Hij heeft een vlinder gevangen en aan den wand met een speld vastgespijkerd ! En ook de vleermuis komt hare gezellin opeischen. Vlinders en vleermuizen omkringen het kind en vormen het bij dit stukje hoorend ballet. Op een fel bewogen wals wordt gedanst -- tot dan ook het eekhorentje de rij der vlinders verbreekt, en het kind aanklaagt.

Het eekhorentje immers werd opgesloten in een kooi.

Het kind verontschuldigt zich zoetjes : "Ik heb je gevangen gehouden om je handigheid van dichtbij te kunnen bewonderen, en je vier kleine handen, en je mooie oogen" -- waarop het eekhorentje sarcastisch antwoordt:

"Oh ! C'était pour mes beaux yeux !

Sais-tu ce qu'ils reflétaient, mes beaux yeux ?"

Expressivo herneemt de trage wals, n al de cello's zingen het dans-motief, vlinders en vleermuizen herbeginnen het ballet, en het stemmetje van den eekhoorn trilt in den maneschijn :

"Le ciel libre, Ie vent libre,

mes libres frères,

au bond sur comme un vol."

Rondom het kind gaat het feest der vrijheid zijn gang. Daar is gestoei, gelach, gevrij, gekweel. Het kind zucht verteederd : "Ils s'aiment. Ils sont heureux. Ils m'oublient..." en in zijne eenzaamheid roept het dan ineens, zonder het te weten :

"Maman !"

Daarmede is de finale van het stuk ingezet.

Bij dezen kreet valt alle dans stil. De dieren omkringen het kind als een prooi. Het kind is bang; de dieren willen zich op het kind wreken. En stemmen weerklinken : "C'est l'enfant au couteau!", "C'est l'enfant au baton!", "Le méchant à la cage!", "Le méchant au filet!"

Allen spannen ze samen om het kind te kastijden. Gevecht. Het kind gaat verloren in deze herrie. Iedereen wil het kind straffen, en zoo gebeurt het dat de dieren beginnen met malkander onderling te kwetsen. Het kind zakt uitgeput neer, wijl verder verwoed wordt gevochten op een kadans, waarbij vergeleken de fantaziën van de cijfers daarstraks maar 'n kinderspelletje zijn.

Een incident legt het gevecht stil. Een eekhorentje zijgt gekwetst neer naast het kind. Scherp gilletje. De dieren zijn beschaamd...

Dan richt het kind zich op, rukt een lintje van zijn kleed los en verpleegt de wonde van het bloedende eekhoorntje.

Diepe stilte. Verbazing onder de dieren. En dan een schuchter gefluister :

"Il a pansé la plaie...

Il a lié la patte..."

tot ze zien dat ook het kind bloedt en lijdt.

"Il souffre...

Il est blessé...

Il saigne..."

allen tegelijk, parlando :

"Il a pansé la plaie...

Il sait, lui, guérir le mal...

Que faire ? Nous l'avons blessé...

Que faire ?..."

Zij voelen hun machteloosheid. Zij kunnen niet het kind verplegen. Maar zij herinneren zich zijn angstig geroep van daarstraks... en een eerste maal hooren wij, in sourdine, een zachte tutti :

"Maman !"

Een dier spelt de les :

"Il faut que l'on entende là-bas,

le mot qu'il a crié tout-à-l'heure."

Nog aarzelen ze, bij een eerste reprise van het motief :

"Maman !"

Maar aanzwellend drijft het motief op de begeleiding, die het aanbrengt als een verren droom. Harder roepen de dieren, nog verward -- tot dan ineens, fortissimo en unisono, driemaal de roep weerklinkt als een gebed :

"Maman !"

Het orkest brengt een zachten echo. En in het huis, achter de boomen, verschijnt een lichtje. Statig, plechtig, geleidelijk ontwikkelt zich een koor der dieren, in den aard van een choral, beginnende met de bassen en traag aanzwellend :

"Il est bon, l'enfant, il est sage,

si sage...

Il a pansé la plaie, étanché le sang.

Il est si doux..."

De soprani dragen dit "doux" de hoogte in, wijl wij in de begeleiding opnieuw het grillig kwinten-akkoord van den aanvang waarnemen. Alles sterft rustig uit, harmonisch, zoet.

Het kind steekt zijn armpjes uit en zingt dan het woord dat als een aroom opstijgt uit dit zeer mooie en zeer zuivere werk :

"Maman !"

19. 6. 26.

Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Raymond Rouleau : De... 1926-03-15
    libre • (date-year) 1926 • (author) Willem Putman