'Zekerheden onderuithalen, daar gaat het om'
Frie Leysen begint aan haar laatste Kunstenfestivaldesarts
Na elf edities verlaat Frie Leysen het Brusselse Kunstenfestivaldesarts. Ze stampte het tweetalige festival begin jaren negentig samen met Guido Minne uit de grond. Tegen beter weten in, want een bicommunautair hoofdstedelijk festival leek in het toenmalige taalklimaat haast ondenkbaar. Maar het publiek volgde, en hoe.
Door Pieter T'Jonck
BRUSSEL l Vorig jaar piekte de zaalbezetting van het Kunstenfestivaldesarts op 92 procent. En toch verlaat Frie Leysen het schip. 'Het lijkt ongelooflijk stom, maar ik denk dat je na tien jaar je ei wel gelegd hebt.'
Je stelt de affiche grotendeels op je eentje samen. Dat betekent altijd op reis zijn, en ondertussen het thuisfront in de gaten houden. Wat houdt je aan de gang?
"Ik blijf bezig omdat ik het een ongelooflijk voorrecht vind straffe mensen te ontmoeten die iets te vertellen hebben. En ik reis alleen omdat ik graag anoniem ben. Nu is dat in Europa wel bijna onmogelijk: iedereen kent iedereen. In Azië ligt dat bijvoorbeeld anders."
In deSingel maakte je je destijds vrolijk over de burgerlijkheid van mannen in loden jassen. Zit er een kleine rebel in Frie Leysen?
"Heb ik dat echt gedaan? (lacht een beetje verlegen) Toen ik kunstgeschiedenis studeerde was dat nog een heel burgerlijk gedoe. Over de betekenis van kunst stak je daar niet veel op. Maar aan één professor, Steppe, bewaar ik een goede herinnering. Die man leerde je echt kijken. Hij had geen cursus maar was zo'n meeslepend spreker dat hij je totaal kon doordringen van zijn visie op een werk. Maar net toen je dacht dat je het snapte, torpedeerde hij altijd weer alles wat hij had gezegd. Twijfel zaaien, zekerheden onderuithalen, dat is het, daar gaat het om. Daarom hebben we hier in Brussel altijd een ongelooflijke vrijheid opgeëist voor onszelf, en dat is ons ook gelukt. We beseffen dat we nooit een prioriteit zullen zijn. Kunst is dat sowieso niet, en wij, als bicommunautair festival, passen niet in het beeld dat beide gemeenschappen in Brussel van zichzelf willen uitdragen. Maar ik klaag niet, we wisten waar we aan begonnen. En we kunnen de vragen stellen die we willen stellen."
Westerse arrogantie
Je hebt altijd veel werk uit het oosten geprogrammeerd. Dat ligt niet voor de hand, want wij begrijpen niet veel van de culturele codes die daar gelden.
"Ik sta nog altijd stom van de westerse arrogantie. Niet dat ik onze cultuur minacht, integendeel, maar er is zoveel meer. Toen we het festival opstartten gingen we na wat er in Brussel te zien was. Internationaal werk bleek er amper te zijn, en wat er was, kwam uit Europa en de VS. Vervolgens stelde ik vast dat ik zelf geen idee had van wat er zich buiten Europa en de VS afspeelde. Daarom wilde ik ook andere continenten op de affiche. Afrika lag minder voor de hand, omdat we er zo'n schuldbeladen geschiedenis mee hebben. Vandaar die aandacht voor Azië. Daar zie je pas de omvang van ons onbegrip. Als kolonisten dachten we daar de beschaving te brengen. Als ze de Bijbel, Molière en Shakespeare kenden was het in orde. Niemand vroeg zich af of zij niet evengoed hún Shakespeare hadden. Die houding tekent ons nog steeds. We hebben een cultuur van negatie en zien of willen niet zien wat er zich elders afspeelt. Alsof er niets anders bestaat dan wat onze cultuur voortbracht. We kunnen ons dat niet permitteren: de andere culturen staan aan onze deur. En wij maar de illusie koesteren dat we alles begrijpen. Wie nooit de grenzen van zijn kennis te buiten gaat is letterlijk geborneerd. Je moet minstens beseffen dat er buiten je eigen wereld iets bestaat dat je bevattingsvermogen overstijgt."
Snap je het dan zelf allemaal wel?
"Natuurlijk niet. Hoe meer ik zie, hoe minder ik er van snap. Maar hoeveel moet je over iets weten vooraleer je erover kan spreken? Alles weten is niemand gegeven, dat is voor het hiernamaals. Maar het is geen reden om te zwijgen. Kijk, we worden allemaal betaald om ons werk te doen. Mijn job bestaat erin een verbindingsteken te zijn tussen publiek en artiesten."
Onbekend is onbemind
Je maakte er bijna een sport van om vooral nobele onbekenden te programmeren. Tegen de tendens in bij grote festivals om vooral namen op de affiche te zetten.
"Het is niet omdat iemand overal gevraagd wordt dat hij interessant is. Er bestaat meer dan William Forsythe alleen, hoezeer ik zijn werk ook waardeer. Maar hij is helaas een van de uitzonderingen die de regel bevestigt dat kunstenaars zelden goed oud worden. In de kunsten is het ontzettend moeilijk om een reputatie te veroveren, maar het is nog veel moeilijker om er daarna weer van af te komen. Kunstenaars blijven produceren, ook als ze niets meer te vertellen hebben, maar niemand wijst hen daarop. Dat vloeit voort uit het oprukkende consumerism in de kunst. Festivals draaien almaar meer om verkoop, niet om artistieke statements. We verkopen een artiest zolang de mensen hem lusten. Dat is een vreselijke logica. Voor jonge kunstenaars wordt het zo steeds moeilijker om hun werk te tonen. Ik ben juist nieuwsgierig naar de groten van morgen. En voor oude kunstenaars is er geen plaats om de goudmijn aan ervaring en inzicht waarover ze beschikken door te geven. Zo gaat die kennis verloren."
Zoek je enkel vernieuwing en kritiek of ook schoonheid of troost?
"Troost... (aarzelt) Die kan er zijn... Het blijft voor mij na al die jaren nog altijd een mysterie waarom zoveel mensen naar voorstellingen komen. Waarom willen ze weten wat een kunstenaar te vertellen heeft? We leven in een wereld waarin men altijd alles wil toedekken. Ik denk dat veel mensen de nood voelen aan het omgekeerde. Voor mij is de rode draad in het festival de zin voor kwetsbaarheid in een tijdperk van winnaars. Christoph Marthaler troost mij omdat zijn werk niet zegt: 'Jullie, publiek, zijn onnozele kiekens', maar wel: 'Wij zijn allemaal onnozele kiekens'. Hij toont hoe dom, burgerlijk en bekrompen we wel zijn, maar wel met een ongelooflijke generositeit. William Kentridge heeft dat ook. Die combinatie van kritische zin en generositeit, dat is wat ik zoek."
Nieuwe wegen
Toen deSingel op de kaart stond, vertrok je. Wat trok je aan in Brussel, en waarom vertrek je weer nu het Kunstenfestival er staat?
"Ik trok na mijn studies van Tervuren naar Antwerpen om iets nieuws te ontdekken, maar op een bepaald moment had ik het daar wel gezien. Ik was blij om terug naar Brussel te komen. Het is de enige echte stad in België. Je kunt hier nog de schoonheid, de poëzie van de lelijkheid zien. Maar in beide gevallen vertrok ik vooral omdat ik vind dat je niet op één plek mag blijven zitten. Ik gruw van instellingen die met hun directeurs oud worden. Er zijn te veel nieuwe kunstuitingen die ik niet op dezelfde manier beleef als de jongere generatie. De ploeg die nu het werk overneemt, heeft andere antennes. Dat is belangrijk, want voor je het weet ben je alleen nog routineus aan het programmeren wat modieus is. De dag dat de punk op de cover van Elle stond wist je het wel."
Ga je nog eens zelf iets opstarten?
"Ik weet niet wat ik ga doen. Op aandringen van de ploeg zit ik nog in de raad van bestuur, maar ik ga me er niet mee bemoeien. Ik wil niet de schoonmoeder spelen. Ik krijg wel voorstellen, maar ik zie mezelf niet functioneren in een eerbiedwaardig festival met een lange traditie dat vooral past in de ambitie van een burgemeester of een citymarketingplan."
Kunstenfestivaldesarts, van 4 tot 27 mei, www.kfda.be
'Festivals draaien almaar meer om verkoop, niet om artis-tieke statements'
'Brussel is de enige echte stad in België. Je kunt er nog de poëzie van de lelijkheid zien'
Het verhaal van de veredelde conciërge
Frie Leysen (56) werd geboren in Tervuren in een gezin met negen kinderen. Ze is de dochter van Bert Leysen, de eerste directeur televisie van de openbare omroep, en de tweelingzus van Johan, de acteur.
Na haar studie kunstgeschiedenis in Leuven werd ze in 1980 een veredelde conciërge van de zalen van het Antwerpse Conservatorium. Ze stampte er het internationaal kunstencentrum deSingel uit de grond.
In 1991 vertrok ze uit Antwerpen. Kort daarna kreeg ze bij de vaat de idee dat Brussel behoefte had aan een internationaal Kunstenfestival. De rest is geschiedenis.
n Frie Leysen over de festivaleditie 2006: 'Voor mij is de rode draad de zin voor kwetsbaarheid in een tijdperk van winnaars.'