Botsing tussen theater en dans
De controversiële Italiaanse cineast en auteur, Pier Paolo Pasolini, hekelt in de film Teorema de Italiaanse bourgoisie. Zijn landgenoot, choreograaf Emio Greco, heeft het scenario herwekt in een dans- en een theatervoorstelling. De verachting voor de bourgoisie deelt Greco met Pasolini. 'Want', zegt hij, 'het is de bevolkinggroep die zich als eerste heeft laten inkapselen door de consumptiemaatschappij. En daardoor de opkomst van figuren als Berlusconi heeft mogelijk gemaakt.'
Pieter T'JONCK
Het werk van Pier Paolo Pasolini blijft voor Greco een onmisbare toetssteen om zijn haat-liefdeverhouding met het hedendaagse Italië uiteen te zetten. Dat leidt ook tot een krachtmeting tussen de dans en het theater.
Vaak herken je een danser nauwelijks als hij niet voor het voetlicht staat, maar bij Greco geldt dat niet. Net als in zijn solo's flitsen zijn ogen heen en weer, om plots een priemende, maar tegelijk jongensachtig enthousiaste blik op je te werpen. Zijn handen en hoofd staan nooit stil, alsof ze het idee schetsen dat zich aan het vormen is nog voor hij het in woorden kan gieten. En hoewel het gesprek heen en weer schiet van Engels naar Frans met een flinke scheut Italiaans, formuleert hij helder, snel en scherp, vooral als het over Pasolini gaat. Je merkt dat 'Teorema', het verhaal van een rijke familie en hun dienster, die haast in waanzin vervallen na het bezoek van een onbekende jonge man, hem diep heeft getroffen.
Greco maakte, na zijn werk als danser bij Ballett Frankfurt en bij Jan Fabre, naam als soloartiest met een indrukwekkende reeks solovoorstellingen en duetten zoals de 'Martini-trilogie'. In recent werk, waarin danseres Bertha Bermudez Pascual een grote rol speelt, onderzoekt hij kritisch zijn eigen praktijk als danser en choreograaf. Zijn nieuwe stuk, met zowel dansers als acteurs van Toneelgroep Amsterdam, gaat verder in die richting. Uitgangspunt is 'Teorema', de film en gelijknamige tekst van Pier Paolo Pasolini uit 1968.
En nu is er dus 'Teorema'.
Wat trekt je nog aan in dit werk van Pasolini'
Emio Greco: 'Het onvoorstelbare vermogen om de Italiaanse maatschappij te analyseren door de aanwezigheid van die ene bezoekersfiguur, een halfgod bij wie het religieuze zich manifesteert door de seksualiteit. En dat in een film van een kristalzuivere helderheid. Pasolini's gedachtengang ontwikkelt zich onverbiddelijk. Zijn beeld van de Italiaanse bourgeoisie is niet sarcastisch, hij haatte sarcasme, maar wreed. In de frontale opnames van de protagonisten toont hij de platheid, de banaliteit van een wereld die op instorten staat. Natuurlijk betekent de ontmoeting met de bezoeker een zekere bevrijding, maar voor de familieleden zelf valt die bevrijding samen met hun ondergang. De enige die werkelijk 'gered' wordt is de dienster, omdat zij niet behoort tot een veroordeelde maatschappelijke klasse, de bourgeoisie. Zij vindt haar ware aard terug. De familieleden niet. Het is toch betekenisvol dat de vader zich op het einde verliest in de woestijn.'
'Maar het is een vergissing om te denken dit een morele fabel over de ondeugden van de bourgeoisie is. Pasolini veroordeelde alle gemoraliseer. Hij wilde enkel de onoverbrugbare tegenstellingen in de samenleving zichtbaar maken. In een poëtische taal toont hij niet enkel het heilige, maar ook het verachterlijke, het banale. Dat is zijn grote kracht. Het abjecte is de Italiaanse bourgeoisie. Voor hem stond die voor het slechtste in de hedendaagse (Italiaanse) samenleving. Het is de sociale groep die zich het eerst en het meest volledig heeft ingeschreven in de logica van de consumptiemaatschappij. Wat de fascisten niet hebben kunnen bewerkstelligen, is door de consumptiemaatschappij tot stand gebracht. Dat is de fameuze 'italianità' waarover men het altijd heeft, en ze is verwerpelijk. Zie maar hoe ze nu een figuur als Berlusconi heeft voortgebracht. Samen met Pasolini gruw ik daarvan. Het merkwaardige is dat iedereen zich voor Berlusconi schaamt, dat het altijd 'de anderen' zijn die voor hem gestemd hebben. Maar zijn verkiezing valt gemakkelijk te verklaren vanuit een primitief scepticisme dat in de 'italianità' ingebakken zit: een angst voor het onbekende en een artificiële tweedeling van de maatschappij in links en rechts. Deze twee elementen doen iedereen voor Berlusconi stemmen. De Italianen weten dat ze deugen, maar ze weten tenminste wel wat ze aan hem hebben. Al de rest wordt gedemoniseerd.'
Als je het hebt over de kracht van de seksualiteit bij Pasolini, dan denk je ook onvermijdelijk aan 'Salo', waar de seksualiteit juist een gruwelijke, ontmenselijkende bezigheid is.
Greco: 'Klopt! Voor Pasolini heeft seks iets archaïsch, iets authentieks. Het is een punt van vrijheid in het bestaan. Maar wanneer die seks opgenomen wordt in de logica van de consumptiemaatschappij wordt ze een gewoon consumptieartikel en dus een middel tot verdrukking en onvrijheid. 'Salo' speelt ten tijde van het fascisme, maar de verwijzing naar het hedendaagse Italië is duidelijk. Het schandaal dat 'Teorema' destijds veroorzaakte, had niets te maken met het feit dat er 'iets te zien was' (er was niets te zien), maar met het schuldgevoel dat hij opwekte. Het verlangen beheerst de film, zonder dat het geëxpliciteerd wordt. Daardoor word je als kijker bewust van de aantrekkingskracht die van die bezoeker uitgaat. Die valt uiteindelijk samen met je eigen bodemloos verlangen. De suggestie is het schandaal. De bezoeker begrijpt zonder te oordelen, zonder de nood om de dingen uit te leggen, zonder de nood om te overtuigen. Dat schokt een samenleving die nood heeft aan referenties, systemen, oordelen om zich overeind te houden. De wreedheid van de film ligt daarin.'
Hoe vertaal je dat naar het theater of de dans?
Greco: 'Je kan het verhaal in grote lijnen volgen, maar een reconstructie is het zeker niet. We interpreteren de tekst als een botsing tussen het theater en de dans. Het theater kent twee componenten: het woord en het lichamelijke. Wij hebben het zo bekeken dat de bezoeker als het ware de dans in het woord is. De dans is wat een discussie uitlokt, een scheiding in de geesten veroorzaakt. Dat is natuurlijk een ideologische gedachte. Ik ben opgegroeid in een sterk ideologisch, links klimaat, en ik draag dat in mij. Het theater hing voor mij altijd samen met een bourgeoiscultuur, terwijl ik een boerenzoon ben. Het lichamelijke is voor mij daarom steeds verbonden met vechten om je bestaan, met werken. Het theater is het tegendeel daarvan. Het vervalt snel in te grote, overbodige gebaren. Daarom zijn de vader, de moeder, de zoon en de dochter in mijn bewerking vooral stemmen, die losgeknipt zijn van het lichaam. De dienster is fysiek wel heel present. Ze zwijgt lang, tot ze op het einde een niet te stuiten woordenvloed voortbrengt. Ik wil laten zien dat bewegen ook een vorm van spreken is. In zekere zin nodigde ik de acteurs van Toneelgroep Amsterdam dus uit omwille van wat ze niet zijn. Dat heeft geleid tot een grote cultuurclash, maar precies in die spanning zit het boeiende van wat we hier proberen te doen.'
'Teorema'
is te zien in het Kaaitheater op 8, 9 (try-outs), 10, 11, 14 en 15 oktober om 20.30. Op 11 oktober geeft Marianne van Kerkhoven om 20u een inleiding (gratis). Info en reservering: 02/201.59.59 of www.kaaitheater.be, later op tournee, o.a. in Gent, Brugge en Roeselare.