Al is de Needcompany nog volop aan het werken aan zijn nieuwe voorstelling Images of Affection, regisseur Jan Lauwers maakt een erg ontspannen indruk als hij binnenkomt in het Lunatheater. Het gesprek begint dan ook met een terugblik, maar eindigt bij de rol van konijnen, cola-blikjes en The Kinks in het nieuwe stuk.
Needcompany bestaat dit jaar vijftien jaar. Daarvoor maakte Jan Lauwers deel uit van het Epigonentheater ZLV, waarbij ZLV stond voor zonder leiding van. Hoe kwam het ene ensemble uit het andere voort? En wanneer nam hij de volledige artistieke verantwoordelijkheid op zich?Jan Lauwers: Ik ben als het ware in het theater gerold. In mijn werk als beeldend kunstenaar kwam ik tot performance-voorstellingen. Hugo de Greef, toen in het Kaaitheater, en Ritsaert ten Cate, toen in Mickery Amsterdam, pikten dat op. Zo ontstond Epigonentheater. Dat was een boeiende periode: ook Jan Fabre en Rosas maakten toen hun eerste werk. De Wooster Group was hier voor 't eerst te zien. Bij het Epigonentheater was het aanvankelijk inderdaad de bedoeling om als collectief, zonder leiding van te werken. Maar drie weken voor de première van de laatste voorstelling, De struiskogel, had ik al feitelijk, met instemming van de anderen, het heft in handen genomen. Een collectief in de kunst is volgens mij onmogelijk. Het beroemdste collectief uit de kunstgeschiedenis is Cobra, en die hebben welgeteld zes weken als collectief samengewerkt. Wat wel kan, zoals bij Fluxus, is dat kunstenaars tot een goede samenwerking komen, en bijdragen leveren aan elkaars werk.
Oorspronkelijk zou het Epigonentheater niet langer dan vijf jaar bestaan. Ik herinner mij dat Jan Fabre mij ooit zei: We gaan toch niet oud worden in het theater zeker. Ik beaamde dat, maar zie, we zijn over de veertig en nog altijd bezig. Na vijf jaar Epigonen lagen er nog contracten voor anderhalf jaar. Ritsaert vroeg mij bovendien om weer een voorstelling te maken voor Mickery. Vanuit mijn respect voor die man stemde ik in. Daardoor had ik behoefte aan een nieuwe structuur, en dat werd Needcompany: letterlijk I need a company. Maar het is allerminst mijn ambitie om een theaterdirecteur te zijn. Dit ensemble is een structuur waarmee ik als kunstenaar kan werken. Het is een beetje zoals David Lynch werkt. Hij heeft drie huizen op een rij. In een woont hij, in een ander werkt hij, en een derde is een productiestudio. Of zoals Warhol. Op de vraag hoe hij in de Factory kon werken met al die mensen die rond hem hingen, antwoordde hij: De mensen hangen niet rond mij, ik hang rond de mensen.
Hoe ligt je verhouding, als beeldend kunstenaar, met het theater dan?
Lauwers: Ik regisseer niet. Ik creëer beelden. Tot grote wanhoop van de acteurs. Ik geef ze heel weinig houvast. Dat is noodzakelijk om tot dit soort concentratie te komen. Op de eerste dag van de repetities verzamelde ik hen rond een lege tafel met de mededeling dat ik niets dan twijfels had en niets goed genoeg vond. Wat is een beeld en wat is een grensbeeld?, was bijvoorbeeld de vraag. Hoe maak je dans zonder choreograaf en theater zonder regisseur? Want dat ben ik allemaal niet. Ik ben een kunstenaar. Gelukkig heb je dan grote egos van acteurs aan tafel als Hans-Petter Dahl of Anneke Bonnema, die ook zo'n voorstelling in enkele dagen in elkaar kunnen boksen. Als er alleen jonge acteurs waren, zou het de totale verwarring zijn. Ik heb bij het theater altijd de grootste vragen gehad. Niet bij dans. Dans ligt voor mij dichter bij performance, het is een ander medium. Maar theater wordt zo vaak mismeesterd. Ik denk dat de oorzaak ligt in de exposure van de acteur in het theater. Het applaus, de aandacht voor zijn persoon. Er is niets in beeldende kunst dat daarmee vergelijkbaar is. Een acteur is bezig met zijn ding op het podium, met alle ijdelheid die daarbij hoort. Hij is met andere woorden niet bezig met de materie zelf, met kunst zoals Adorno die definieert. Natuurlijk zijn er acteurs die hun medium wel onderzoeken, en dan is het goed samenwerken. Maar dat is een minderheid. Het punt is echter dat de acteur steeds het hart van de voorstelling uitmaakt. Als regisseur kan je hem zijn ijdelheid niet afpakken. Je kan met een acteur ook niet werken zoals je met dode materie werkt. De bron van conflicten tussen een artiest en acteurs ligt volgens mij daarin. De laatste tijd, onder meer door het maken van de film The Goldfish Game, ben ik er echter van overtuigd geraakt dat het toch mogelijk moet zijn om het theater te herdefiniëren, om er een volwaardige kunstvorm van te maken. Bij het maken van deze voorstelling hebben we ons voortdurend afgevraagd wanneer iemand aan het acteren was, en wanneer hij een performance gaf. Dat is natuurlijk een glibberige vraag, want waar trek je de grens tussen beide? Wat is het wezenskenmerk voor performance? We hebben er zelfs niet eens een woord voor in het Nederlands. Heeft performance te maken met het in de waagschaal stellen van je eigen lichaam, zoals de Weense school het voordeed bijvoorbeeld?
Duchamp en Warhol waren en zijn voor mij, en niet alleen voor mij uiteraard, sleutelfiguren in de beeldende kunst van de vorige eeuw, maar ik hechtte lange tijd meer belang aan het werk van Duchamp. Pas recentelijk maakte ik een klik, kwam Warhol voor mij op de voorgrond te staan. Hij heeft alle media bespeeld en onderzocht. Hij is daarom vaak als een charlatan beschouwd, maar ik ben ervan overtuigd dat hij steeds het eigene van elk medium op een artistieke wijze bevraagd heeft. Hij was bijvoorbeeld een der eersten die het medium film en video als een kunstenaar ging onderzoeken, niet als iemand met de juiste vakbekwaamheid en het juiste diploma. Misschien voel ik daarom een verwantschap: ik ben zelf ook in diverse media actief geweest. Filmen heeft mij ook geholpen te begrijpen wat het verschil tussen theater en beeldende kunst is. Ik neem deze zomer deel aan Grimbergen 2002, een tentoonstellingsproject van Luc Lambrecht met onder anderen ook Thomas Schütte en Lili Dujourie, omdat ik vind dat ik nu maar eens alles moet laten zien waarmee ik bezig ben.
Is Warhol een inspiratiebron voor Images of Affection? Of zijn er andere invalshoeken?
Lauwers: Ik citeer zijn werk verschillende keren in de voorstelling. Wie het werk kent, zal dat wel merken. Het gaat mij vooral om een houding. Bijvoorbeeld: er staat een Balinese danseres op het podium. Allicht vraagt iemand zich af wat ze daar doet. En het antwoord van de voorstelling is: Wat u ziet is wat u ziet. Als Warhol een blikje cola afbeeldt, dan is de betekenis niets anders dan Wat u ziet is wat u ziet. Hij was in zekere zin te gevoelig voor deze wereld. Was hij geen kunstenaar geworden, dan misschien wel een terrorist. Want wat doet de afbeelding van dat blikje nu? De multinational Coca-Cola staat voor macht. Op de Anspachlaan in Brussel domineert een gigantische lichtreclame van Coca-Cola je hele waarneming van die straat. Maar er had even goed iets anders, iets moois kunnen hangen. Alleen, dat mag niet. Enkel als je het geld hebt, kan je de wereld op zon extreme manier met een beeld domineren. Denk maar aan het plan van Pepsi-Cola om een stuk van de maan op te kopen, en daar zijn logo op te projecteren, zodat je 's avonds bij het maanlicht steeds aan Pepsi herinnerd wordt. Een rechter heeft dat uiteindelijk verboden, maar toch Warhol countert die alomtegenwoordigheid van machtssymbolen door alles tot louter beeld zonder diepgang of betekenis uit te roepen. En dan wordt het weer houdbaar. Het is een cynische strategie, maar het is ook een middel om schoonheid te creëren. En vrijheid. En over vrijheid gaat kunst.
Op de affiche staat iemand met een blikje cola in de hand en een sculptuur van een konijnenkop op het hoofd. Daar moesten we heel erg mee opletten: het logo mocht niet rechtstreeks leesbaar zijn, omdat we er anders rechten op moesten betalen. Maar als je erop doordenkt: moeten wij in dat geval rechten betalen aan Coca-Cola of aan Warhol? Want het is zijn blikje dat we afbeelden. Dat zou pas een belangrijk proces zijn. Zo merk je hoe sterk de macht van multinationals om zich heen grijpt. Je zou er totaal absurde verhalen over kunnen verzinnen: bijvoorbeeld hoe iemand in de rechtbank aanvoert dat hij totaal gebrainwashed werd door Coca-Cola-reclame voor zijn raam en dus dwangmatig cola-blikjes afbeeldt. En ga zo maar door.We gebruiken ook een citaat van Don de Lillo over kunst: Love it, trust it and leave it. Dat staat haaks op de gewone omgang met kunst: men durft er niet van houden, men durft het niet vertrouwen maar men wil het ook niet met rust laten. Welnu, ik wil doen wat ik wil doen. De voorstelling begint ook op die manier, met een houding van: misschien is iemand in de zaal ongelukkig over zijn aanwezigheid, misschien zijn wij evenmin blij om op het podium te staan, maar we gaan in elk geval ons best doen. Let wel, ik vind dat we een heel mooie voorstelling gemaakt hebben. En ook een feest. Een andere gedachte die de voorstelling domineert, is dat er sinds de Tweede Wereldoorlog meer dan 400 oorlogen gevoerd zijn, met 60 miljoen slachtoffers tot gevolg. Dat zijn er meer dan in de hele Tweede Wereldoorlog samen. De Derde Wereldoorlog is dus bij wijze van spreken ongemerkt voorbijgegaan. En dan is er ook nog mijn ergernis over de evolutie van de media. Wat de minst interessante mensen denken, wordt de standaard. Onlangs kreeg een tweederangs pornofilmmaker de volle breedte van het scherm om zijn meningen te ventileren. Koningen, ministers en makers van slechte porno, als dat de norm is, haak ik af. Zoveel lelijkheid. Deze voorstelling gaat daarom over droefheid, over het feit dat men steeds weer voor lelijkheid en oorlog kiest. Genegenheid en hoffelijkheid staan daartegenover. Vandaar de konijntjes in het stuk. Die aardige diertjes zijn Images of Affection. Maar ze kunnen zich ook heel goed verdedigen als het moet. De konijnenkopjes die ik maakte voor deze voorstelling, zijn uitgevoerd in hetzelfde materiaal als kernkoppen en kogelvrije jassen. In deze voorstelling voeren we konijntjes op in een stad die belegerd wordt door snipers. Terwijl Mike een broodje shoarma gaat halen, slaat een bom in op zijn huis. Zijn vrouw blijft erin. Maar uit het relaas van de buren blijkt dat ze al voor de bominslag dood was. Wat de ware toedracht dan is, vertellen we de kijker niet rechtstreeks, maar hij kan het afleiden uit de gebeurtenissen. Het gebeuren wordt ondersteund door de muziek van Christian Fennesz en de Kinks.
Images of Affection gaat in première in de stadsschouwburg in Brugge op donderdag 28 februari, en speelt daar tot en met 2 maart. Daarna in Kaaitheater, Brussel 6,7, 8, 9, 13, 14, 15 maart, Stadsschouwburg, Leuven 3 mei, De Velinx, Tongeren 11 mei, De Singel, Antwerpen 23, 24, 25 mei en Kunstencentrum Vooruit, Gent 10, 11, 12 oktober. Voor meer informatie: www.needcompany.org