De Zwitser Thomas Hauert ontdekte zijn roeping als danser pas vrij laat. Dansen in de woonkamer deed hij altijd al graag, maar eerst maakte hij netjes zijn onderwijzersopleiding af. Dan ging het snel: een opleiding aan de Rotterdamse dansacademie, waar hij een technische basis legde onder zijn danskunst, gevolgd door een carrière bij Rosas. Met zijn compagnie 'ZOO' keerde hij terug naar zijn eerste liefde, de improvisatie. In het Kaaitheater brengt hij nu de solo 'Do you believe in gravity? Do you trust the pilot?'
Op het recente improvisatiefestival in het Kaaitheater kon je hem nog zowel solo, in 'Hoboken Dance', als in groep zien improviseren. Zoals uit de recente groepschoreografie 'Jetzt', op muziek van Thelonious Monk, nog bleek, is Hauert echter een buitenbeentje in het genre. Hij combineert plezier in het onverwachte van dansimprovisatie immers met een sterk gevoel voor compositie. In 'Pop-up Song-book' kwam ook zijn fascinatie met de mogelijkheden van de menselijke stem, als complement en begeleiding van de dans, tot uitdrukking. In de solo 'Do you believe in gravity? Do you
trust the pilot?' wordt alweer gezongen. Bovendien doet hij nog een stapje verder in het bemiddelen tussen een sterke choreografische structuur en het plezier van de onverwachte vondst. Hauert is ondertussen een doorgewinterde Brusselaar geworden. Ondanks zijn Zwitserse roots en gastresidenties in het 'Stadttheater' van Luzern voelt hij zich thuis in onze hoofdstad. De uitmuntende werkomstandigheden die hij hier geniet in de Studio van het Kaaitheater zijn daar wellicht niet vreemd aan. Zijn Nederlands is zelfs nagenoeg vlekkeloos: haperingen in zijn zinsbouw getuigen eerder van een aarzeling om al te definitieve uitspraken te doen over zijn werk dan van een gebrekkige taalkennis. Hauert behoort duidelijk tot de school van choreografen die eerder in de zeggingskracht van de dansbeweging zelf geloven dan in een zeer gesofistikeerd betoog. Maar uit het gesprek blijkt wel dat hij allerminst ongevoelig is voor de spanning tussen de beweging 'an sich' en de talige interpretatie ervan.
Hoe past deze solo in je werk?
Thomas Hauert: 'Tot nog toe was ik vooral bezig met abstract onderzoek naar beweging. Improvisatie speelt daarin een belangrijke rol, maar het was nooit een doel op zich. Ik vind het even boeiend om dansmateriaal dat in improvisaties ontstaat te structureren in een choreografie en om ruimte te exploreren. Voor mij is improvisatie vooral een middel om tot spannend dansmateriaal te komen. Ik elimineer dat improvisatorisch element achteraf echter niet. In elke beweging die je maakt zit immers een heleboel intelligentie, en die wil ik ook tijdens een voorstelling maximaal gebruiken. In 'Jetzt' bijvoorbeeld kon je misschien wel de indruk hebben dat alle bewegingen precies bepaald waren, maar in feite gold dat maar voor enkele fragmenten: de stukken waarin unisono gedanst werd, de dans voor het filmscherm en de ingewikkelde vloerpatronen die we op het einde uitvoeren. De solo's daarentegen zijn louter improvisatie. Ze worden wel gestuurd door bepaalde taken of opdrachten die ik aan elke danser toewijs. Die opdrachten zijn hun ook op het lijf geschreven. Daarom kan je de indruk hebben dat de ene heel wat voorzichtiger en zachter beweegt dan de andere. Dat geeft elke danser een eigen, verschillende presentie op de scène. Daar werk ik heel hard aan: de keuze voor de opdrachten wordt altijd geïnspireerd door het streven de beweging zo boeiend mogelijk te maken. Voor deze voorstelling wilde ik echter proberen de bewegingen niet op een louter abstracte manier te presenteren, maar ze in te bedden in een context van woorden. Ik moet wel meteen toegeven dat de meeste voorstellingen die ik zag waarin woord en dans gecombineerd worden mij niet bevredigden. Heel vaak draait het erop uit dat de beweging gedegradeerd wordt tot een soort illustratie bij een verhaal. Alsof de makers niet vertrouwen op de eigen zeggingskracht van de dans. Mijn uitgangspunt is anders. Ik gebruik teksten als een uitnodiging tot het publiek om een bepaalde interpretatie van de bewegingen aan te nemen. De reden is heel simpel. In het abstracte werk dat we tot nog toe maakten konden we best wel creatief bezig zijn met de manier waarop iedere danser zijn taken invulde. Maar het bleef een open vraag hoe de mensen dat zouden interpreteren. Ik vermoed dat kijkers bij zo'n open voorstel heel makkelijk terugvallen op steeds weer dezelfde associaties, los van wat de voorstelling zelf te bieden heeft. Om voor zichzelf tot een bepaalde eindindruk, een kern van betekenis te komen, maakt de kijker gewoonlijk een sterke selectie uit alles wat een dansvoorstelling aanbiedt aan indrukken, bewegingen, klanken. Door tekst toe te voegen aan de beweging vernauw je van in het begin de interpretatiemogelijkheden. Je dwingt ze in een bepaalde richting. Of met andere woorden, je geeft de kern van de betekenis van de voorstelling ogenblikkelijk weg. Ik denk dat de kijker daardoor de omgekeerde beweging kan maken. Door zijn kennis op voorhand van de essentie van de voorstelling houdt hij aandacht over om te kijken naar alles wat die betekenis tot stand brengt. Hij kan zijn aandacht richten op alle aspecten van de voorstelling. Ik denk dat ik op deze manier de beweging rijker aan betekenis kan maken in plaats van ze te verarmen, zoals zo vaak gebeurt bij de combinatie van woord en dans.'
Zijn teksten zijn heel eenvoudig.
Hauert: 'Ofwel zing ik ze in liederen die ik met Bart Aga voor de gelegenheid componeerde. Ofwel spreek ik ze uit. Dan worden ze opgenomen en na manipulatie terug de zaal ingestuurd. Bart Aga voert die manipulaties uit. Hij staat mee op het podium en improviseert tegelijk elektronische muziek. De teksten zijn gedachten over het 'zelf', over je eigen lijf en je eigen zijn. Het gaat over het besef dat je eigenlijk altijd alleen staat met je perspectief op de dingen. Je bent onvermijdelijk de enige die jezelf van binnenuit kent en dus de wereld op een bepaalde manier waarneemt en interpreteert. Anderzijds gaat het ook over het vertrouwen dat er nodig is om desondanks te communiceren, om een beeld van buitenaf van je eigen bestaan te krijgen. Want hoe je het ook draait of keert, je bent toch aangewezen op feedback van anderen. Dat geldt ook en zelfs vooral op de scène: je bent je er doorlopend van bewust dat je bekeken wordt. Voor mij is het een waagstuk. Niet alleen begeef ik mij op onbekend terrein door te werken met personages, het is ook de eerste keer dat ik voluit zing in een stuk. Ik probeerde dat wel al uit in 'Pop-up Songbook', maar niet op die schaal en niet in een solovoorstelling. Ik zet mijn gedachten ook in mijn eigen, concrete woorden uiteen.'
Heeft het gebruik van teksten ook tot een andere manier van choreograferen geleid?
Hauert: 'Nee, ik bouw de choreografie zoals altijd op rond verschillende opdrachten die ik mijzelf stel, en waarop ik dan improviseer. Die improvisatie blijft ook in de voorstelling aanwezig. De solo opent met een eenvoudige opdracht. Ik loop rondjes op het podium. Maar het is geen gelijkmatige loop: door steeds andere loophoudingen aan te nemen, door andere lichaamsdelen in spanning te brengen, krijg je verschillende, typische manieren van lopen. Het idee is ontstaan door de observatie dat je de gekke bewegingen die bij improvisaties ontstaan makkelijk naar een personage toe kan trekken. In de eerste taak doe ik dat op een bewuste manier. Ook in de tweede taak worden personages opgeroepen. Daar beweeg ik mij doorheen een bos van lichtbundels. Elke bundel is geassocieerd met een bepaalde beweging, en zo ook weer met een bepaald type. Als ik door de lichtbundel ga moet ik de beweging die daar latent opgesloten zit, zichtbaar maken. Het is een oud idee, dat ik vroeger al eens uitprobeerde in een stuk dat later tot 'Hoboken dance' evolueerde, maar ik heb het toen niet uitgewerkt. Werken met die lichtbundels is voor mij een middel om bewegingen in de ruimte te plaatsen. Bij een laatste taak beweeg ik mij alsof ik voortdurend aan iets trek of zelf getrokken word in verschillende richtingen. Het beeld daarbij is dat van een zwaartekracht die van richting kan veranderen. Meestal wijst ze, zoals gebruikelijk, naar onderen toe, maar ik handel ook wel eens alsof ze in een andere richting wijst. Ook dat is een vertrouwd idee, dat je bijvoorbeeld ook in 'Jetzt' kon aantreffen.'
Is dat werken met vooraf bepaalde taken bedoeld om tijdens improvisaties niet steeds keuzes te moeten maken?
Hauert: 'In zekere zin wel, al is de manier waarop je een taak bepaalt natuurlijk ook een keuze. Die keuze valt alleen vroeger. Voor het publiek is dat echter niet noodzakelijk zichtbaar. Vaak weet het niet wanneer je een bepaald stramien volgt en wanneer je daarop improviseert.'
Je was een tijdlang in residentie in het 'Stadttheater" in Luzern. Hoe was die ervaring?
Hauert: 'Het theater had vroeger een vast balletgezelschap. De nieuwe directeur wou een choreografisch centrum oprichten. Ze trok Walter Heun aan, die in München Tanzwerkstat Europa uitbouwde met zijn organisatie 'Joint Adventures'. Hij nodigde grote gezelschappen als Cunningham, Trisha Brown of Wim Vandekeybus uit, maar coproduceerde ook kleine gezelschappen als dat van Anna Huber of mijzelf. Maar er kwam heel wat kritiek op die manier van werken. De stad zag liever een vaste choreograaf in residentie, en het oude balletpubliek was al evenmin tevreden met de koerswending. Hij heeft dus heel wat moeten inbinden. Voor een klein gezelschap als het onze ligt het ook niet voor de hand om in een grote structuur als zo'n stadstheater te werken. Alles wordt er al heel lang op voorhand tot in het laatste detail geregeld en gepland. Wij bepalen daarentegen alles gaandeweg, zodat belangrijke beslissingen over belichting en decor soms maar heel laat in het werkproces vallen. Voor de première van 'Jetzt' konden wij zo ook maar heel kort ter plaatse repeteren. Het decor moest ook elke dag weer opgebouwd en afgebroken worden. Er staan immers steeds heel wat voorstellingen tegelijk op de affiche in zo'n groot huis. Veel inhoudelijke steun kregen we er ook niet. Dat ligt echter vooral aan het feit dat we weinig ter plaatse werkten: alle leden van 'ZOO' wonen hier in Brussel en hebben vooral hier contacten. Daarom kunnen we hier dingen heel snel voor elkaar krijgen. Je kan ook sneller beroep doen op mensen om feedback te krijgen.'