Het vreemde continent
Op het Kunstenfestival toonde choreograaf-danser Xavier Le Roy twee facetten van zijn werk. Het baanbrekende Self Unfinished uit 98 toonde hem als een beeldenmaker pur sang. De evenementen die hij avond na avond organiseerde lieten hem bovendien kennen als een denker over dans en theater. De afstand met een voorstelling als Michèle Noirets 12 Seasons, ook op het festival, kan niet groter.
Pieter TJonck
Xavier Le Roys vraagstelling is: Welk verschil kunnen theatrale beelden nog maken, nu we overspoeld worden met nieuwsoortige beelden terwijl het theater de last van zijn geschiedenis als een loden bol meesleept? Dat leidt tot voorstellingen zoals Self Interview. Een andere heikele kwestie waarmee hij moeilijk in het reine raakt is hoe om te gaan met het narcisme van de danser en/of de overmaatse belangstelling van de kijker voor de mens achter de kunstenaar. Product of circumstances, waarin hij spreekt over zijn ontwikkeling van wetenschapper tot choreograaf is daarvan een staaltje. Een en ander leidde ook tot experimenten als E.X.T.E.N.S.I.O.N.S, waarvan tijdens het festival enkele etappes te zien waren.
De vraag is of het podium per se de goede plaats is om dit soort kwesties aan de orde te stellen. Heeft het bijvoorbeeld zin een bevriend artiest uit te nodigen om te spreken over de problematiek van copyrights op beelden? De materie is boeiend en relevant voor (podium)kunsten, maar ze leent zich wel beter tot een doorgetimmerd artikel dan tot een lezing voor een publiek dat eigenlijk een of andere vorm van scenische actie wou zien. Hetzelfde probleem bij Self Interview uit 2000. Je ziet Le Roy, gezeten aan een klein tafeltje, met een ghettoblaster. De cassette laat een man horen die onmiskenbaar Le Roy zelf is. De eerste zinnen zijn een wolk van onafgemaakte gedachten over de betekenis van scenische representatie, waar je, ook al door het gebrekkige Engelse accent, nauwelijks een touw aan vast kan knopen. Maar dan onderbreekt Le Roy de band en vraagt hij bij herhaling naar verduidelijking. Wat hij hier ensceneert is onmiskenbaar zijn poging om klaar te zien in zijn eigen twijfels over zin en onzin van zijn activiteiten. Le Roy gaat hier niet over een nacht ijs: met de regelmaat van de klok signaleert hij hoe andere auteurs zijn denken beïnvloed hebben.
Verademing
In zekere zin is dit soort voorstelling, als je het zo nog kan noemen, een verademing: rigoureus nadenken over de eigen stiel is in de danswereld nog steeds een zeldzaamheid. Toch blijf je met een ongemakkelijk gevoel achter: moet dit per se op een podium? Waarom publiceert hij zijn teksten niet? Pas dan kan zou de wisselwerking tussen beeldend werk en reflectie echt haar werk doen. Als je reflectie en opvoering laat samenvallen ontstaat daarentegen een zeer eigenaardige figuur. Als kijker mag je jezelf dan nog paaien met de gedachte dat je naar interessante ideeën luistert, je blijft in hoofdzaak bezig met de figuur van vlees en bloed die daar zit. Je maakt je allerlei voorstellingen over de band tussen wat zich in het hoofd van de man afspeelt en de manier waarop hij daar zit en beweegt. En dat wordt des te meer onvermijdelijk naarmate de ontwikkelde gedachte moeilijk te vatten is. Le Roy zou eigenlijk de eerste moeten zijn om dat te beseffen. Indien dat niet zo is, stoot je op een merkwaardige blinde vlek in zijn denken. Een poging om narcisme en willekeurig molenwieken te vermijden ontaardt dan in een vorm van meta-narcisme (sorry voor het lelijke woord).
Mutatis mutandis geldt hetzelfde ook voor experimenteel werk als Workshop as a piece uit E.X.T.E.N.S.I.O.N.S. Deze voorstelling kent geen vastgelegd verloop, zelfs geen basischoreografie, maar beantwoordt evenmin aan de klassieke improvisatieformule. Op geen enkel moment wordt er immers gedanst, begrijp: drukt iemand een innerlijke impuls of emotie uit. De actie draait daarentegen rond de idee van spel en spelregels. De actie van de deelnemers aan de workshop wordt bepaald door hoe ze de ruimte en de actie van anderen interpreteren en er een spelregel in zien. Zo ontstaat een laboratoriumvoorstelling die toont hoe menselijke interactie zich zonder talige middelen kan ontwikkelen. Maar echt nieuw is dat niet: dergelijke experimenten werden al eerder en radicaler uitgetest door beeldend kunstenaars zoals Lygia Clark of, dichter bij huis, Joëlle Tuerlinckx. Ook hier geldt dus dat de extensies van Le Roy uiteindelijk een beperktere reikwijdte hebben dan op het eerste gezicht lijkt.
Maar geen gezeur verder: iemand die Self Unfinished maakt, kan heel wat potten breken. De voorstelling heeft overigens, alweer, meer met introspectie te maken dan op het eerste gezicht kan lijken. De hele scène is helwit en helverlicht. Er staat enkel een klein tafeltje, waaraan we Le Roy zien zitten in hemd, broek en sportschoenen. De eerste paar minuten vergast hij ons op een verbluffende imitatie van een robot, met alle bliep- en plopgeluiden die daarbij horen. Abrupt onderbreekt hij die actie, als om te zeggen dat deze wijze om het eigen lichaam te herdenken veel te gecodeerd en dus zinloos is. Volgt een haast contemplatieve wandeling rond de scène volgens steeds weer hetzelfde parcours. Van het tafeltje naar de muur, voorwaarts naar de kijkers en terug naar het tafeltje. Af en toe legt hij zich, met zijn gezicht afgekeerd van de toeschouwers, tegen de achterste muur neer. De ruimte wordt, door die gelijkmatige herhaling, van alle dramatiek ontdaan. Ze wordt abstract en leeg. Het beeld van de lange, magere man wordt je tegelijk ingeprent. Net daarom zijn de volgende mutaties van zijn lichaam zo bevreemdend. Eerst ontkleedt hij zich half, en trekt een lang kleed over zijn hoofd heen. Hij buigt voorover tot zijn handen de grond raken, en verandert in een klap in een Siamese tweeling zonder hoofd. Armen nemen de rol van benen over, het lichaam is een worst tussen schijnbaar autonoom werkende ledematen. Daarna ontkleedt Le Roy zich helemaal. Zijn gezicht blijft verborgen, want hij gaat op zijn schouders staan, en trekt zijn armen en benen in tot korte stompjes. Met zijn gladde rug en de stompjes lijkt hij zo een eetklare kip. Dat beeld houdt echter maar even stand, want Le Roy begint hortend en schokkend vanuit deze ongemakkelijke positie te bewegen. Hij krieuwelt langs de muur achterin de scène of jongleert met armen en benen tot het ding daar op de scène veeleer een alien dan een menselijk wezen lijkt. Voor de kijker wordt zo elke aanvaarde voorstelling van het lichaam afgebroken. Vanuit het standpunt van de danser is de zaak echter anders: hij heeft een uniek gezichtspunt, als het ware van binnenuit, op zijn lichaam. Le Roys actie is een contemplatie van zijn eigen lichaam die de kijker onherroepelijk buitensluit. Zo bekeken is de voorstelling een weigering om iets voor te stellen, een koppig staren naar dat vreemde continent dat we ons eigen lichaam noemen, maar waarvan we ons meestal nauwelijks bewust zijn. Dat dat op zich voldoende moet zijn, dat er geen hogere of diepere betekenis te zoeken valt, dat hier geen personages of metaforen in het geding zijn, wordt op de meest laconieke manier duidelijk gemaakt op het einde van de voorstelling. Le Roy kleedt zich weer aan en start de bandopnemer die tot dan werkloos in een hoekje van de scène stond. Vrolijk schalt Diana Ross Upside down, boy you turn me, inside out and round and round. Letterlijk de samenvatting van wat er te zien was. Le Roy zelf komt niet terug voor een groet, en ook dat is doelbewust. Er is immers geen onttovering nodig, hij moet niet terugkeren naar het gewone leven. Dit was het gewone leven, zij het ongewoon getoond.
De inventio van Noiret
Op zich is er helemaal niets mis met Michèle Noirets 12 Seasons op muziek van Stockhausen. Variatie in bewegingen, vondsten, spel met scenische mogelijkheden, het zit er allemaal in en het wordt behoorlijk goed gebracht ook. Maar wat een kunstigheid! Het bracht de pers tot uitroepen over de transformation perpétuelle (Le Soir) en een imposant en consequent werkstuk (De Morgen) die bijzonder sterk geïnspireerd lijken door het discours van de maakster zelf. Daarin gaat het over het doelbewust verstoren van visuele en akoestische waarnemingen om nieuwe kruisverbanden tussen het reële en het imaginaire te laten ontstaan. Dan breekt mijn klomp wel. Het is niet omdat je filmbeelden mengt met scène-actie of de klank laat beïnvloeden door de beweging en omgekeerd dat zon hooggegrepen doel automatisch bereikt wordt (nog afgezien van de vraag of dit een nastrevenswaardig doel is, maar die wordt nergens beantwoord). Integendeel is de kans bijzonder groot dat je achterblijft met een overdaad aan te diepe gedachten en een massa anekdotiek die nergens toe leidt. En dat is precies wat hier gebeurt. Dat heeft echter ook een leuke kant: bevrijd van de nood iets te begrijpen kan je bij deze voorstelling volop genieten van de kwaliteit van de performers en de vondsten. En dat is leuk op zich, zonder meer, zoals ook ballet zeer leuk kan zijn.
Marc Holthof