Leuven -- Elk rechtgeaard festival voor hedendaagse dans is het aan zichzelf verplicht om ook een behoorlijke portie experiment te tonen. Zo ook Klapstuk '99, waar je in één avond kunt gaan kijken naar Storm van Walter Verdin en Continuüm van Brice Leroux. Daarbij blijkt eens te meer dat "experiment" een vlag is die zeer diverse ladingen kan dekken.
Storm is in veel opzichten een logisch vervolg op eerder werk dat Walter Verdin maakte als videast.
Videolepsia uit 1993 bijvoorbeeld was een video-installatie waarvan de beeldwisselingen gestuurd werden door het traject van een bezoeker. Telkens als hij infraroodstralen doorbrak, wijzigde het beeld. Daarnaast is Verdin vaak actief geweest als (mede-)auteur van videoregistraties van dans en als beeldleverancier voor voorstellingen van, onder anderen, Guy Cassiers.
Die belangstelling voor chaos en orde en voor de registratie van het bewegende lichaam, komen samen in Storm. Vijf danseressen, elk met hun eigen choreografie, beïnvloeden door hun acties de beelden- en klankenstorm rond zich.
Lijkt het uitgangspunt veelbelovend, het resultaat is teleurstellend. Rond het thema "storm" bracht Verdin een enorme hoeveelheid beelden, klanken en teksten bij elkaar, nog eens aangedikt door de persoonlijke verwerking van vijf danseressen van dat materiaal in een dans. Dat alles op de halve scène van de Dansstudio aan de Naamsestraat (de andere helft wordt door apparatuur in beslag genomen).
Projectieschermen perken die kleine vrije ruimte dan nog verder in. Het gevolg laat zich raden. Ingewikkeld is de voorstelling genoeg, maar dat resulteert allerminst in artistieke complexiteit.
Van de dans zelf valt, door de kleine ruimte, al helemaal niet te genieten. Hoewel hier toch sterke dansers (Lina Fregeres, Lieve Meeussen, Francesca Harper, Tamara Stuart Ewing en Samantha Van Wissen) op het podium staan. Het duurt zelfs even voor je doorhebt dat de danseressen deels mee het verloop van de beelden bepalen.
De aanpak van Brice Leroux, ooit danser bij Rosas, maar blijkbaar vastbesloten om zijn eigen weg te gaan, staat haaks op die van Verdin.
Leroux kiest voor reductie van de middelen, het bijna uithongeren van de zintuigen van de kijker. Het doel van deze strategie is klaarblijkelijk het verhogen van de waarneming, om ze zelfs kwalitatief te veranderen, als in een trance.
In het deel voor de pauze, dat Leroux al eerder presenteerde in Leuven, doet hij dat eerst door in het schemerduister, op Drumming van Steve Reich, alleen zijn heupen en knieën, met telkens kleine variaties, heen en weer te laten bewegen. Daarna zie je, in een zo mogelijk nog schemeriger omgeving, een vrouwentorso (Sarah Ludi?) waar vier armen omheen kronkelen. Door de duisternis ontwaar je eerst een kluwen langzaam glijdende massa's, waarin je pas geleidelijk delen van lichamen begint te herkennen. Op de achtergrond klinkt een geraas als van een autoweg.
In een tweede deel wordt het publiek, alweer in het volledige duister, geschaard rond een kring van zowat tachtig metronomen, zichtbaar door een fosforescerende vlek op de slinger, die samen het beroemde stuk van Ligeti voor metronomen uitvoeren. Als de laatste tik is uitgestorven krijg je, in het midden van de cirkel, weer twee nauwelijks te ontwaren, in elkaar verstrengelde lichamen te zien (Ludi en Julia Sugranyes), die op een punt blijven ronddraaien, onder steeds luider gedreun en gefluit.
Door zijn radicaliteit lijkt Brice Leroux zich te scharen bij de groep choreografen die de pioniersmentaliteit van de jaren '60 herontdekken en -interpreteren. Deze Continuüm is echter nog wat krampachtig: het mocht, wat mij betreft, nog heel wat essentiëler dan hier het geval is. Door Leroux' keuze van bewegingen ontstaan immers beelden die toch vrij complex zijn, en daardoor onwillekeurig verwijzen naar dans "zoals te vewachten en te voorzien".
"Storm" is nog te zien op 20 oktober in De Warande in Turnhout (014-42.33.22) en op 28 oktober in Westrand in Dilbeek (02-466.20.30).